Bevolkingskrimp: van bagatelliseren naar benutten

Nieuws | de redactie
30 januari 2017 | “Ik heb eerlijk gezegd niet zo veel op met het woord krimp”, vertelt Elles Bulder, Hanze-lector Krimp & Leefomgeving. “Het is een onduidelijk concept en heeft een negatieve connotatie. Ik spreek liever over demografische transitie en selectieve krimp, daarmee adresseer je de problematiek beter.”

Bulder, die op 8 februari officieel wordt geïnstalleerd als lector aan de Hanzehogeschool, richt zich in haar onderzoek op de gevolgen van de demografische transitie (ontgroening, (dubbele) vergrijzing en huishoudens-verdunning) en selectieve krimp voor de leefomgeving in Noord-Nederland. 

Bevolkingskrimp is volgens de lector geen nieuw fenomeen, maar het heeft jaren geduurd voordat er een goede omgang mee is gevonden. “In feite krimpt de bevolking in mijn primaire onderzoeksgebied al sinds het midden van de jaren 90. Qua beleid zie je dat het destijds begonnen is met bagatelliseren, toen bestrijden – met initiatieven zoals de Blauwe Stad – vervolgens naar begrijpen en nu zitten we in de fase van begeleiden en benutten. We weten wat het is, we zien dat veel mensen het geaccepteerd hebben en dat het ons voor vragen plaatst. Het heeft naast negatieve ook zeker positieve kanten, want je kunt het ook benutten; krimp geeft daar letterlijk ruimte voor.” 

Integrale aanpak

De gevolgen van de transities die regio’s met bevolkingskrimp ondergaan zijn voelbaar op heel verschillende terreinen en daarom is het lectoraat betrokken bij verschillende opleidingen, vertelt Bulder. “Zo kijken we met studenten architectuur, bouwkunde, civiele techniek en vastgoed & makelaardij naar deze regio’s. In hun studies was altijd de dominante opdracht dat er meer huizen en wegen moesten worden gebouwd, grotere vervoersstromen in goede banen geleid. Ik laat ze zien dat je je ook met tegenovergestelde vragen kunt bezighouden. Dat is echt een paradigmawisseling in hun denken.” 

Wat moet je bijvoorbeeld doen met vrijgekomen ruimte en leegstaande panden? Met de vraag hoe je op een goede manier een bestemming aan erfgoed kunt geven is Bulder ook bezig. “Er staan veel boerderijen leeg. Dat is belangrijk en mooi erfgoed, maar wat doe je ermee? Zijn ze nog in goede staat? Staan ze op een goede plek? Wat vindt de omgeving er eigenlijk van? Als je dat op een rij hebt kun je gaan bedenken welke je zou kunnen herbestemmen en welke je bijvoorbeeld af zou moeten breken. Daar kun je met verschillende groepen studenten aan werken en over nadenken.” 

Ook op het gebied van zorg komt zo’n integrale benadering van pas. “Er gaat binnenkort een ziekenhuis in Groningen dicht, in Friesland is er al een minder en in Drenthe worden ook discussies gevoerd. Daardoor komt er veel meer druk op de eerstelijns zorgverleners te staan, zoals huisartsen. Wil je die kunnen behouden in je regio dan moet je een goede zorginfrastructuur bouwen. Vanuit onze knowhow kunnen we huisartsen ondersteunen, bijvoorbeeld in hun vastgoedkeuzes. Je ziet dat er steeds meer praktijken voor integrale eerstelijns zorg komen waarin bijvoorbeeld ook fysiotherapeuten, psychologen en tandartsen een plek hebben. Maar dat vergt een integrale aanpak als het om de huisvesting gaat. 

Geen medelijden

Daarnaast kijkt Bulder naar de kernen van sociale en economische vitaliteit en leefbaarheid. Hoe komt het dat er in de ene regio allerlei bewonersinitiatieven zijn en in de andere minder of helemaal geen? “Het sociaal kapitaal is niet overal gelijk, maar het is wel een gegeven. Ik ben ook in voormalig Oost-Duitsland, Polen en Finland geweest en daar gaan sommige dingen echt heel anders, en andere dingen gaan juist weer hetzelfde. Als je iets wil realiseren in een regio ben je ook afhankelijk van wat er aanwezig is, daarom denk ik graag in termen van de ‘responsieve regio’. Een regio wordt geraakt door een ontwikkeling en formuleert daarop zijn eigen antwoord.” 

Krimp heeft vaak een negatieve connotatie, dat is niet in overeenstemming met de praktijk die je her en der kunt zien. “Als econoom associeer ik het woord krimp met negatieve groei”, vertelt Bulder. Maar onze krimpregio’s hoeven niet met medelijden te worden bekeken, omdat er ook veel vitaliteit is. Daarnaast leven we in een land met kleine afstanden. Mobiele mensen kunnen daardoor ook gemakkelijker gebruik blijven maken van voorzieningen op enige afstand. In andere landen is de situatie soms heel anders. In Schotland wonen mensen die 3 uur moeten rijden voor een huisarts. Dat laat echter onverlet dat minder mobiele mensen problemen hebben wanneer voorzieningen verdwijnen. Om hen toch aangesloten te houden is een goede vervoersvoorziening in een ‘leeftijdsvriendelijke omgeving’ van vitaal belang.” 

Het vertrek van bijvoorbeeld een supermarkt kan een aderlating zijn voor een dorp, maar vaak weten regio’s dit goed op te pakken. Bijvoorbeeld doordat de dichtstbijzijnde supermarkt ook bezorgt bij minder mobiele inwoners. Deze best practices kun je met elkaar delen. “Wat belangrijk blijft voor de vitaliteit van dorpen is dat mensen een plek hebben waar ze elkaar ontmoeten. Dat kan in een dorpshuis, in de supermarkt, of op het schoolplein zijn. Maar ik ken ook een voorbeeld waar een man in zijn schuurtje apparaten repareert en dát de plek is waar mensen elkaar ontmoeten en er ideeën ontstaan waar men dan gezamenlijk de schouders onder zet.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK