Kunst genereert en transformeert kennis

Nieuws | de redactie
24 oktober 2006 | Taal is niet altijd het beste medium om over kunst te communiceren. Soms kunnen interpretaties van kunst het beste gepresenteerd worden in de vorm van concerten of cd’s. Maar dat betekent niet dat het hierbij niet om onderzoek of kennis zou gaan. Dit betoogt dr Marcel Cobussen van de Faculteit der Kunsten aan de Universiteit Leiden in reactie op een discussie op de pagina Kunstonderzoek tussen de lectoren Camiel van Winkel (Avans) en Henk Borgdorff (AHK).



Volgens Cobussen is een kruisbestuiving tussen kunst en wetenschap zeer wel mogelijk: “Wat is kennis? Is kennis alleen discursief mededeelbaar? Moeten we onze gedachten omtrent kennis niet enigszins bijstellen? Kunst hoeft daarvoor geen enkele concessie te doen aan de bestaande wetenschappelijke en/of academische mores. Wat juist goed kan zijn voor de kunst is dat zij wordt bevrijdt uit het keurslijf van haar – ooit zelfgekozen – autonomie. Dit betekent overigens niet dat ik vind dat er geen kunst om de kunst gemaakt mag worden. Integendeel. Ik denk alleen dat zowel de kunstwereld als de wereld daarbuiten profijt kunnen hebben van een ontmoeting die lange tijd taboe is geweest. In concreto: kunst en wetenschap kunnen een dialoog aangaan op basis van wederzijds respect. Dat is voor beide een goede zaak”.

Lees hier de brief van dr Marcel Cobussen aan Camiel van Winkel en Henk Borgdorff




Door Dr. Marcel Cobussen

Beste Camiel en Henk,

Het is een interessante en wellicht zelfs noodzakelijke dialoog die jullie voeren, een dialoog waarin vele stemmen resoneren, stemmen zowel afkomstig uit het betrekkelijk recente debat over onderzoek in de kunsten als stemmen uit een verder weg gelegen Westerse ideeëngeschiedenis. Hoewel ik onmiddellijk en op voorhand moet toegeven minder geïnformeerd te zijn in deze materie dan jullie, wil ik toch proberen een zinvolle bijdrage aan jullie discussie te geven. Ik voel me hiertoe uit hoofde van mijn functie zelfs enigszins verplicht. Mijn positie als universitair docent aan de Leidse Faculteit der Kunsten heb ik namelijk vrijwel uitsluitend te danken aan de mogelijkheid die de Universiteit Leiden zo’n vijf jaar geleden heeft geschapen om een verbinding tot stand te brengen tussen het wetenschappelijk onderwijs aan de ene kant en het hoger kunst(vak)onderwijs aan de andere kant. Zo is deze universiteit tot op heden de enige in Nederland die het voor professionele kunstenaars (voornamelijk musici) mogelijk heeft gemaakt te promoveren in de kunsten. Daarmee heeft de Universiteit Leiden zich van haar moedige en progressieve kant laten zien. Immers, hiermee heeft de universiteit aangegeven kunst niet langer louter als onderwerp van onderzoek te willen zien, maar ook te aanvaarden dat de produktie van nieuwe kunst zowel methode als resultaat van onderzoek kan zijn en wel op een zodanige manier dat op basis daarvan een doctorstitel verleend kan worden. Tot in zijn uiterste consequentie doordacht, betekent deze binnen de Universiteit Leiden gecreëerde mogelijkheid de impliciete erkenning dat kennis niet slechts discursief gearticuleerd kan worden maar zich ook in of via de produktie van kunst kan manifesteren; immers, de universiteit blijft een institutie die gericht is op kennisproduktie en als zodanig zal elke (nieuwe) faculteit zich op de een of andere manier ook bezig moeten houden met de ontwikkeling en/of transformatie van kennis. Voorwaar een revolutionaire gedachte. Gesteld kan dus worden dat de mening van Camiel van Winkel en het CvB van de Leidse universiteit en de Faculteit der Kunsten hier nogal contrasteren.

De vraag is natuurlijk wat voor kennis er dan wel in de (re)produktie van kunstwerken wordt gearticuleerd. Ofwel, welke kennis kan slechts door een kunstenaar worden geproduceerd en dan niet in een discursief vertoog maar door middel van het maken van kunst worden meegedeeld?

In zijn boek Material Culture and Mass Consumption, schrijft Daniel Miller over de onvolkomenheden en onverfijndheid van taal wanneer zij bepaalde alledaagse fenomenen moet beschrijven. Miller noemt als voorbeelden het verschil tussen een melkfles en een sherryfles, het verschil tussen de smaak van kabeljauw en schelvis, of de prints op bepaald behang: “Clearly, compared with our ability to make fine discriminations of perceptual qualities and immediately to recognize and discriminate amidst a profusion of ordinary objects, linguistic description may appear slow and clumsy” (Miller: 98). Laten we op basis van dit voorbeeld constateren dat taal niet altijd het meest geëigende medium is om bepaalde kennis die door velen wordt gedeeld te articuleren, iets dat overigens allang bekend is bij gebruikers van zogenaamde artificiële talen. Zo kunnen de resultaten van een historisch bronnenonderzoek die een correctie aan moeten brengen in het spelen van bepaalde laat-Barokke muziek ook het beste direct in muziek meegedeeld worden in plaats van in een omslachtig geschreven verslag. En het moge duidelijk zijn dat een dergelijk onderzoek slechts gedaan kan worden door een musicus. Immers, de twijfel omtrent en onvrede met de vigerende interpretaties is rechtstreeks afkomstig uit de musicerende praktijk. Dat een dergelijk onderzoek waarvan het resultaat dus kan bestaan uit CD opnames en concerten wordt begeleid met een zekere verantwoording van de uiteindelijk gemaakte artistieke keuzes, kan moeilijk anders gezien worden dan als een bijdrage aan het denken over muziek c.q. historische uitvoeringspraktijken.

Naast het argument dat taal soms moeilijker in staat is bepaalde (impliciete) kennis weer te geven, wil ik graag nog een ander punt naar voren brengen.

Kunst wordt – ook in een academische context – vanuit verschillende perspectieven bestudeerd: historisch, sociaal, religieus, politiek, economisch, formalistisch, etc. Daarbij doen wetenschappers (in spe) allerlei zo gefundeerd mogelijke uitspraken over kunst waardoor onze kennis over kunst toeneemt en/of verandert. Naar mijn mening is het zeer wel mogelijk dat ook een kunstenaar door middel van het (re)produceren van kunst iets over die kunst ‘zegt’ dat per definitie niet door iemand anders ‘gezegd’ kan worden. Laat ik wederom een voorbeeld geven uit het muzikale domein, een voorbeeld dat ik ontleen aan een essay van Suzanne Cusick, getiteld ‘Feminist Theory, Music Theory, and the Mind/Body Problem’. Cusick beschrijft hierin vrij terloops een passage uit Bachs ‘Aus tiefer Not’ (Clavierübung, deel III, BWV 686). De passage die zij beschrijft (de maten 75-79) zijn, vanuit muziektheoretisch standpunt beschouwd – dat wil zeggen als we die maten harmonisch of contrapuntisch analyseren – niet bijzonder uitdagend. Echter, wie dit voor kerkorgel geschreven stuk speelt, komt al snel tot de ontdekking dat precies die passage fysiek het meest zwaar is omdat het samenspel tussen handen en voeten de speler constant in disbalans brengt. Met andere woorden, juist in het spelen wordt de mogelijkheid geschapen een andere analyse van dit stuk te geven, een aanvulling of zelfs een correctie op het werk van muziektheoretici en musicologen. De fysieke inbreng van de musicus ontsluit een inzicht in dit stuk dat voorheen niet tot het discours over muziek behoorde. De kennis waar ik hier over spreek is primair een lichamelijke kennis die niet zonder meer discursief of via reeds geïnstitutionaliseerde methoden kan worden ontsloten. De (re)produktie van kunst voegt dus iets toe aan de reeds vigerende kennis omtrent diezelfde kunst.

Ik sluit af door nog even te refereren aan de vraag van Camiel van Winkel of er kennis in een kunstwerk besloten kan liggen. Dezelfde vraag zou gesteld kunnen worden ten aanzien van een wetenschappelijk artikel: ligt er kennis besloten in dat artikel? Het in de linguïstiek en ‘postmoderne’ discours ontwikkelde alternatief is dat de (eventueel wetenschappelijke) betekenis van een tekst – tekst in de ruime zin, dat wil zeggen, elk tekensysteem – nu juist tot stand wordt gebracht in de act van het lezen. Zonder hier verder op door te willen gaan, lijkt me dat we hierbij in ieder geval niet zozeer moeten praten over de mogelijke intrinsieke eigenschappen van een tekst maar over de mogelijkheid dat een recipient een zinvolle relatie met een tekst aangaat, een zinvolle relatie die ook kan leiden tot een toename van diens kennis en inzicht in hemzelf, zijn omgeving, zijn denken, etc. Naar mijn idee kan een kunstwerk daaraan zeker bijdragen, met name wanneer de maker ervan zijn werk zodanig contextualiseert dat dat werk zich als bijdrage kan presenteren aan een wetenschappelijke discussie. Daarnaast kan onderzoek in de kunsten vanuit een geïnformeerde positie (opnieuw) een aantal kritische vragen aan de bestaande wetenschappelijke kaders stellen: wat is kennis? Is kennis alleen discursief mededeelbaar? Moeten we onze gedachten omtrent kennis niet enigszins bijstellen? Kunst hoeft daarvoor geen enkele concessie te doen aan de bestaande wetenschappelijke en/of academische mores. Wat juist goed kan zijn voor de kunst is dat zij wordt bevrijdt uit het keurslijf van haar – ooit zelfgekozen – autonomie. Dit betekent overigens niet dat ik vind dat er geen kunst om de kunst gemaakt mag worden. Integendeel. Ik denk alleen dat zowel de kunstwereld als de wereld daarbuiten profijt kunnen hebben van een ontmoeting die lange tijd taboe is geweest. In concreto: kunst en wetenschap kunnen een dialoog aangaan op basis van wederzijds respect. Dat is voor beide een goede zaak.

Marcel Cobussen is als Universitair Docent muziekfilosofie en cultuurtheorie verbonden aan de Faculteit der Kunsten van de Universiteit Leiden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK