Zelfmoord bij allochtone meisjes

Nieuws | de redactie
16 juni 2009 | Turkse en Surinaams-Hindostaanse meisjes doen veel vaker een zelfmoordpoging dan Nederlandse jonge vrouwen. Anderzijds doen Marokkaanse meisjes juist minder vaak een zelfmoordpoging. Dat blijkt uit het VU-proefschrift van Diana van Bergen (NWO). Vooral de mate waarin meisjes in belangrijke levenskeuzes beperkt worden, speelt een grote rol.

Uit cijfers van de GGD in Rotterdam bleek dat 19,2 procent van de Surinaams-hindostaanse meisjes ooit een zelfmoordpoging had ondernomen. 14,6 procent van de Turkse meisjes bleek een zelfmoordpoging te hebben gedaan, van de Nederlandse meisjes 8,8 procent. Maar slechts 6,2 procent van de Marokkaanse meisjes gaf aan ooit een zelfmoordpoging te hebben gedaan. Alleen een migratieachtergrond of een etnische minderheidsstatus kan volgens van Bergen daarom het verhoogde risico op suïcidaal gedrag van migrantenmeisjes niet verklaren.

Geen leven van gehoorzaamheid

Om na te gaan welke factoren wel suïcidaal gedrag kunnen veroorzaken, interviewde Van Bergen vijftig vrouwen die eerder een zelfmoordpoging hadden ondernomen. Van Bergen interviewde zowel vrouwen met een migratieachtergrond als autochtone vrouwen. In de levensverhalen van de migrantenvrouwen die een zelfmoordpoging hadden gedaan, bleek vooral de strijd met de familie over essentiële keuzen in hun leven centraal te staan. Verwacht werd dat Turkse, Marokkaanse en Surinaams-hindostaanse vrouwen aan zouden geven te weinig autonomie te hebben. Dat bleek echter vooral het geval te zijn voor Turkse en Marokkaanse meisjes.

Veel van de Turkse en Marokkaanse vrouwen gaven aan dat zij door hun ouders en familie gedwongen werden dingen te doen die zij achteraf eigenlijk niet wilden. Meisjes werden bijvoorbeeld van school gehaald om te trouwen met een man die door de familie was uitgezocht, of te zorgen voor familieleden. De inperking en dwang werd bovendien vaak gerechtvaardigd door culturele beelden van vrouwen die zich zouden moeten schikken naar de wens van de familie. Dit tastte niet alleen hun vrijheid aan, maar ook hun zelfbeeld.

Ondanks deze overeenkomst tussen de Marokkaanse en Turkse vrouwen, laten de cijfers van de GGD zien dat Marokkaanse meisjes veel minder vaak een zelfmoordpoging ondernemen. Volgens van Bergen is het mogelijk dat de meisjes tegenwoordig met minder restricties te maken hebben, sneller de strijd aangaan met hun familie, of juist sneller afstand nemen van hun familie wanneer zij wel sterk beperkt worden door hun ouders. Een andere mogelijkheid is dat zij zich minder gebonden voelen aan de culturele beelden van zelfopoffering en ondergeschiktheid.

Geen leven van eenzaamheid

Nederlandse meisjes bleken veel minder te kampen te hebben met beperkingen van hun vrijheid; zij werden juist vaak genegeerd of verwaarloosd door hun familie en ondernamen daarom een poging tot zelfmoord. Tegen alle verwachting in gold dit echter ook voor Surinaams-hindostaanse meisjes. Niet alleen werden deze meisjes geconfronteerd met een gebrek aan affectie en geborgenheid, hun ouders waren ook vaak autoritair en gebruikten vaker fysiek geweld.

Migratie bleek verassend genoeg geen erg grote rol te spelen voor de geïnterviewde vrouwen. Het samenspel van gebrek aan autonomie, culturele beelden over de ondergeschikte rol van vrouwen, een slecht zelfbeeld, en een gemis van verbondenheid in het gezin zijn voor deze vrouwen veel belangrijkere punten. Van Bergen pleit ervoor om vrouwen te ondersteunen bij het verbeteren van hun zelfbeeld en de culturele beelden over de opoffering van vrouwen te bekritiseren.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK