De excellente academie

Nieuws | de redactie
29 september 2010 | Goede studenten en docenten zijn noodzakelijk om te excelleren. Maar minstens zo belangrijk is de context: de organisatiestructuur van de instelling, aldus Hans Adriaansens (Roosevelt Academy). Hij geeft de bestuurders van universiteit en hogeschool huiswerk mee. “Een excellente school is geen school die excellente studenten selecteert, maar een school die studenten en docenten laat excelleren.”

Speciaal voor onderzoekers en ontwikkelaars vanexcellentiebevorderende programma’s  vond afgelopen week deconferentie Excellence, Research & Development plaats. Het wasde eerste gezamenlijke bijeenkomst van het Sirius Programma enhet Excellentienetwerk van de Vereniging van Onderwijsresearch (VORHO). Hans Adriaansens, dean van de Roosevelt Academy, opende deconferentie met een rede over ‘de excellente school’.

Met die titel wilde hij aandacht vragen voor de nogal eensvergeten helft van de fit die nodig is om te kunnenexcelleren. De ene helft van de vergelijking, die van denoodzakelijke individuele kwaliteiten van docenten en studenten,heeft in de afgelopen tijd de nodige aandacht gekregen. Maargedreven studenten en gekwalificeerde docenten zijn zeker geenvoldoende voorwaarde voor excellentie.

Aandacht voor context

Ook de organisatiestructuur van de instelling moet diekwaliteiten kunnen ondersteunen, betoogt Adriaansens. Doet die datniet dan blijven de resultaten tegenvallen, blijven potentieelexcellente studenten op middelmatig niveau steken, raken docentenhun drive kwijt, blijft de uitval onder studenten onverminderdgroot en zijn er nauwelijks verbeteringen van rendement te melden.”In feite is dat de situatie van dit moment. Vandaar dat aparteaandacht gewenst is voor de context waarin studenten en docentenhet onderste uit de kan moeten zien te halen.”

“Gelukkig zijn er op dat vlak ook vorderingen te melden, vooral inde vorm van academische gemeenschappen binnen honours colleges enhonours programmes. Dat die vorderingen er zijn valt af te leidenuit de omstandigheid dat studenten daarin wel excelleren, datdocenten er met de nodige betrokkenheid opereren, er nauwelijksuitval is en het rendement vier tot vijf keer hoger ligt – na deofficiële studieduur – dan gemiddeld in de Nederlandseuniversiteit”, aldus Adriaansens.

Zwemmen met Cruijff

Misschien wel het aardigste voorbeeld van de invloed dievan context uitgaat op studieprestaties isverpakt in Adriaansens’ zwembadmetafoor. Hijrefereerde aan een discussie met de voormalige RectorMagnificus van de  Universiteit Leiden toen bleek dat de daaruitgevoerde mock-selectie van studenten met meer of minder een 7gemiddeld op het VWO geen duidelijke verschillen te zien gaf instudierendement. Op de vraag van de Leidse rector hoedie verrassende uitkomst kon worden verklaard, antwoorddeAdriaansens dat “als je Cruijff in een zwembad gooit, je ook nietkunt zien dat hij beter kan voetballen dan ik.”

Adriaansens: “Zonder verder in te gaan of de vergelijking met deuniversiteit als een zwembad nu wel passend is, is het aardige vaneen voorlopige meting van eindresultaten van afgestudeerden aan deRoosevelt Academy dat die vrijwel volledig parallel loopt aan deeerder door hen behaalde VWO-gemiddeldes: die correlatie is bijnamaximaal.”

“Studenten die binnenkwamen met een VWO-gemiddelde van een 8 ofmeer studeerden vrijwel allemaal summa cum laude af. Met eengemiddelde van 7.5 werd het een cum laude, met een 7 een honoursdegree. Studenten die waren toegelaten met een gemiddelde tussen de6 en 7 hadden doorgaans moeite om het honours niveau te halen,studeerden veelal zonder judicium af, maar vonden wel dat ze voorhun doen uitstekend hadden gepresteerd. Eigenlijk vonden vrijwelalle afgestudeerden dat ze op college beter hadden gepresteerd danop het VWO.”

Het onderste eruit, ongeacht de kan

Het lijkt er op dat in dit geval deorganisatiecontext wel degelijk ondersteuning biedt voor deindividuele intellectuele kwaliteiten van studenten. En daar ishet, volgens Adriaansens, uiteindelijk om te doen: eenonderwijsinstelling moet waarde toevoegen aan het intellectuelepotentieel waarmee studenten binnenkomen. Een instelling dientervoor te zorgen dat studenten kunnen excelleren, het onderste uitde kan kunnen halen, hoe verschillend de diepte van hun kannen ookmag zijn.

“Een excellente school is dus niet een school die excellenteleerlingen of studenten selecteert, maar een school die studenten -en docenten – laat excelleren, zegt Adriaansens. “Met destartkwaliteiten van VWO-afgestudeerden – 15 procent van dejaargroep, hetzelfde percentage high school graduates waar Berkeleyen de andere campussen van de Universiteit van California het meemoeten doen- en met de door BKO en SKO opgeschroefde kwaliteitenvan het Nederlandse docentencorps moet dat resultaat gehaald kunnenworden. Maar ja, dan moeten de universitaire bestuurders wel dehand in eigen boezem steken en de organisatie van hun instellingbij de tijd brengen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK