Krimp als HO-ambitie

Nieuws | de redactie
8 september 2010 | De universiteit moet zelf willen krimpen en niet pretenderen Harvard te zijn, maar de hogeschool prijst zichzelf uit de markt. Na het rapport-Veerman en de opening van het academisch jaar maakt ScienceGuide de balans op. Wat betekenen de betogen van Yvonne van Rooy, Frans Leijnse en Karel van der Toorn? Wat zijn de consequenties voor HBO en WO echt?

UU-voorzitter Van Rooy was als wel vaker blunt en nietbeducht voor controverse. Over de nieuwste toename van deinstroom in het WO zei zij, dat “de tijd dat we daar blij mee warenallang voorbij is.” De student is nog wel welkom in Utrecht, maarniet “de steeds hogere werkdruk voor onze docenten en eenverschraling van het onderwijs. Dat willen we niet.”

Hierbij te wachten op een nieuwe minister acht van Van Rooyeigenlijk slap en overbodig. “Wij kunnen zelf een numerus fixusstellen,” waar omvang en toestroom de kwaliteit ondermijnen. Zeerconcreet daagt zij haar collega’s in de VSNU uit dit bij veel meerWO-aanbod zelf en samen te doen, “te beginnen bij grotegamma-opleidingen als rechten en economie.” Put yourmoney where your mouth is, dear colleagues, zegt Van Rooyeigenlijk, gehoord de ovaties voor Veerman bij de publicatievan zijn advies.

Minder studenten, minder uitval

De gewenste krimp van het WO kan niet generiek wordenopgelegd, onderstreept zij tegenover ScienceGuide. “Westarten waar dat het hardst nodig is, vanwege de uitval en demotivatie van de studenten. En dat zijn de grote gamma-opleidingen.We willen niet minder afgestudeerden, maar juist veel meer mensenuit de instroom die met succes het afronden.” Doel is de grotefaculteiten in deze richtingen aan de universiteiten 10 tot 15 % tedoen inkrimpen, zoals in meer algemene termen ook in hetrapport-Veerman werd aangestipt. Studiesucces en uitdaging van destudent gaan daarmee omhoog, stelt Van Rooy: “dat heeft eenpositief effect. Er is aanzienlijk minder uitval.”

Zij licht dit toe tegenover ScienceGuide met verwijzingnaar scheikunde en psychologie. Bij die eerste opleiding is deinstroom nu iets lager, maar we voeren dan ook voor het eerste echtmatching gesprekken met de nieuwe studenten. Dan komt de vraag tochook aan de orde ‘is dit wel echt iets voor jou?’ Als dan sommigenliever iets anders gaan doen, verhinderen we voor henzelf en deopleiding de tegenvaller verderop in de studie en daarmee gaat deuitval duidelijk omlaag, hopen we. Het is ook voor iedereenmotiverender als het zo gaat.”

Bij Psychologie geldt al een landelijke fixusafspraak. Van Rooynoteert het effect: “We hadden een bepaald moment een instroom van800, onhoudbaar. Nu is dat bij ons op 500 gezet en we zien datbijvoorbeeld het aantal studenten dat we een BSA moeten geven almerkbaar geringer wordt. Tevens kun je zo’n minder aantal studentenook een reëel arbeidsmarktperspectief bieden. Bij zo’n enormeinstroom weet je van te voren dat voor die mensen op termijnnauwelijks uitzicht is op een zinvolle functie in dat veld en datmoet je als universiteit en als student zelf toch niet willen datdat de toekomst voor hen is?”

Forse gevolgen

De consequenties hiervan zouden wel eens fors kunnen zijn.Een krimp van 15 % zal immers niet volgens de kaasschaafmethodebereikt kunnen worden. De noodzaak om meer bèta-technisch studentenen mensen naar de lerarenopleidingen te trekken blijftonverminderd. Dat houdt dan in, dat sommige opleidingen -rechten,economie, psychologie etc- en sommige universiteiten -met een sterkalfa/gamma profiel bijvoorbeeld- op termijn wellicht met zo’n 30%kleiner zouden moeten worden. Het idee dat het WO zo’n herschikkingzou realiseren zonder navenante budgetkortingen is in tijden vanvergrijzingkosten en staatsschuldreductie waarschijnlijk eenillusie.  

UvA-voorzitter Van der Toorn ziet hier de bui al hangen, zo bleek uit zijn rede. Hijpleit ervoor de benchmark van de selectieve, particulier rijkbedeelde Ivy League universiteit à la Harvard snel tevergeten. Europese universiteiten hebben eigen tradities enmaatschappelijke doelstellingen, zoals brede opleidingen voor grotegroepen, die zeker zo nobel en nuttig zijn, stelt hij.

Dat onze universiteiten daarin veel lijken op de publiekgefinancierde, brede HO-instellingen, die in de USA ‘stateuniversities’ heten, liet hij achterwege. Na Plasterk vorig jaar inTwente zijn ook relevante verwijzingen naar de University ofCalifornia blijkbaar niet zo bon ton. Opmerkelijk, want juist hetkrachtige HO-pakket dat UvA-HvA aanbiedt -met topopleidingen inbèta en AUC tot en met brede hbo-bachelors en straks ook korteassociate degrees- is direct geïnspireerd door zulke Amerikaansemodellen en hun emancipatoire rol.

Een selectiever WO dat generiek flink kleiner wil zijn en in delendus wel 20 tot 30 % moet krimpen, heeft ook voor het HBOaanzienlijke gevolgen. De universiteiten willen flink wat vwo’erskwijt aan de hogescholen, dat bleek al uit het rapport-Veerman. VanRooy formuleerde het in haar rede kies: “Doel is dat de student destudie kiest die past bij zijn capaciteiten en interesse. Dat kanook betekenen, dat voor sommige vwo’ers een meer toegepasteHBO-opleiding de juiste keuze is.” En het terugdringen van”verkeerde keuzes”, wie kan daar nu tegen zijn?

Maar wat moet het HBO dan?

Onderwijsraadvoorzitter Fons van Wieringen gooide hier ingesprek met Cees Veerman en Ron Bormansdirect de knuppel in het hoenderhok op ScienceGuide. Hadmen eigenlijk wel nagedacht over het effect van zoiets op dehogescholen? Die krijgen zo een maatschappelijke opdracht die bijnaonmogelijk lijkt, een soort van academischHimmelfahrtskommando. Zij moeten niet alleen de hele groeivan de HO-deelname opvangen, als het WO krimpt. Zij moeten ook eensteeds diversere bevolking opleiden uit MBO, Havo, VWO, LLL,terwijl het WO het instroomrecht van de vwo’ers zelf mag beperken.De forse uitval bij de zeer verscheiden populatie moet natuurlijkin het HBO ook snel omlaag en tevens moet veel meer differentiatievan het aanbod van opleidingen gerealiseerd worden. Tegelijk moetde ‘wildgroei’ van nieuw aanbod en varianten tegengegaan worden, zomenen velen.

Daar bovenop heeft het HBO de opdracht zijn onderwijs veelgrondiger te enten op het praktijkgestuurd onderzoek, dat veel meerinhoudt dan ‘toegepastheid’. Frans Leijnse schetst deze taak -enzijn weerzin tegen ‘toegepast’ als neerbuigende term- inscherpe bewoordingen in zijn jaarrede bij Windesheim. Hij waarschuwt zelfsvoor een nostalgische, bijna reactionaire “platte competitie tussende opleidings- en de kennisfunctie” binnen het HBO, vooral op dewerkvloer.

Vergeten de hogescholen daarin hun cruciale taak alskennisvernieuwers voor ‘evidence based praktijk’ in de professieswaar zij voor opleiden, dan dreigt zwaar weer. Als opleiders gaanzij er dan ook onder door, zegt Leijnse. Want die functie zullenzij dan niet eigentijds en actueel in de beroepspraktijk, maarveelal ‘schools’ gaan uitvoeren en daarmee “zichzelf uit de marktprijzen” bij de betrokken professies.

Verrassende verbinding

Tussen Leijnse en Van Rooy is een -ook voor hen beide misschienwel- verrassende verbinding. Want zou het HBO in zijnonderwijsfuncties meer en grondiger onderzoeksaspecten een gedurigerol laten spelen, dan kon de hogeschool voor de vwo’er weleens eenaanlokkelijker alternatief bieden. Zeker in de gammasector.

Sommige hogescholen voeren nu al zo’n strategie. Zo ontwikkelt eenvan hen een concept voor een HBO-opleiding psychiatrie, waarmee debevriende universiteit verheugd is, omdat het de druk op depsychologie-opleidingen kan helpen reduceren. Bij rechten zijnvergelijkbare ontwikkelingen al eerder in gang gezet.

Ook hier is trouwens het model van de ‘state universities’relevant. Daar biedt men vaak over de hele kennisketen opleidingenin een discipline aan, van associate degree-achtige mbo/hbo niveaustot en met zeer selectief graduate school aanbod. Wat Van Rooy enLeijnse bepleiten, zouden Van der Toorn en verwante combinaties vanHBO en WO als voorlopers kunnen realiseren.

VWO’ers in hogescholen

Het HBO krijgt hoe dan ook een enorme taak en moetbovendien dan nog een extra aan groei op zien te vangen. Deuniversiteiten staan daarbij vast niet te trappelen om het geld devwo’ers te laten volgen, die met hun voeten gaan stemmen voor hetHBO, nadat het WO hen zachtkens naar de zijuitgang heeftgeleid.

Vaak wordt trouwens in dit verband betoogd, dat het HBO gewoon veelaantrekkelijker moet worden voor de vwo-scholier. Het is er teschools, heet het dan, en men voelt zich niet zo thuis in ‘gemengdgezelschap.’ De cijfers laten een andere werkelijkheid zien.Vwo’ers gaan in groten getale naar het HBO. Sterker nog, ondanks desnelle, emancipatoire groei van de instroom uit MBO en Havo daalthet vwo-aandeel in de instroom niet of nauwelijks.

In 2005 was dat aandeel 9,9 % en na lichte afkalvingen met 0,1 en0,2 % per jaar steeg het in 2009 weer naar 9,8 %. In absolutetermen is deze trend aanzienlijk. 2005: 8600 vwo’ers naar het HBO;2009: 9700. Zou Van Rooy haar zin krijgen en zo’n 15 % van deWO-populatie naar het HBO gaan, dan zou het aandeel vwo’ers optermijn naar zo’n 15 % van de instroom stijgen.

Discussieer mee: het VSNU-café op 16 september

Het wachten is nu op de rest van het WO. Omarmen zij defixus-plus-krimp ambitie van de UU in VSNU-verband? Hoe zien zij detoekomstige positie van de universiteit? En wat vinden partners vanhet HO als de werkgevers daar van?

Alle reden om 16 september naar het VSNU-café te gaan in het Haagse Dudok.Daar debatteert onder meer Bernard Wientjes (VNO/NCW) metScienceGuide Tip 5 topper Mark Harbers (VVD) enVSNU-voorman Sijbolt Noorda. En met u in de zaal, vanaf half 6.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK