De echte academische vorming bij MIT

Nieuws | de redactie
24 oktober 2012 | Hoe worden studenten, onderzoekers en kunstenaars creatieve ‘makers’? Michael Smith-Welch van MIT ging bij ArtEZ daarmee aan de slag. “Ophoesten van fouten en daarvan leren in nieuwe settings van mensen en collega’s, het zorgt dat je verder kunt dan je zelf dacht te kunnen.”

Hij werd van beeldend kunstenaar leraar in het PO en VO in New York. De Amtrak-trein bracht Michael Smith-Welch regelmatig naar Boston en MIT. Hun Media Lab daagde hem uit zijn creatieve projecten om te zetten in nieuwe producten voor slimmer onderwijs en industriële innovaties. Alfa, bèta en gamma en tech worden daarin eigenzinnig vermengd en vernieuwd.

Academisch fröbelen

Tijdens het ‘Blikwisseling’ seminar en zijn masterclasses voor kunststudenten van ArtEZ en bèta-tech-mensen in Arnhem sprak hij met ScienceGuide over de macht van het fröbelen. “Tinkering is essential for creative processes. Learning to make new things with new tools.”

Smith-Welch zweert bij ‘leren door ontwerpen en vervolgens gewoon en concreet maken’. Academische vorming is bij hem en zijn MIT-collega’s een eigenzinnige mengvorm van kunstonderwijs en praktijkgericht onderzoek…..erg HBO eigenlijk.

“Creatief denken is de grondslag van alle innovaties. Uit de daaraan verscholen processen van het leren maken van nieuwe dingen met nieuwe middelen kun je zelf weer veel leren. Creatief denken is een proces dat je als meta-ontwerper je eigen moet zien te maken. Het gaat er bij ons in het Media Lab uiteindelijk om ‘to learn to design that – and how – others can design new things’.”

Het onbekende uit het bekende

Opvallend is hoe sterk in zulke designprocessen het “speels omgaan met het onbekende uit het bekende” centraal staat. “We zijn als de pre-industriële ketellappers, die rondtrokken om zo handig mogelijk de dagelijkse dingen op te lappen. Steeds moesten die in de concreetheid nieuwe omwegen, reparaties en ‘redesigns’ ontwerpen, om het leven van alle dag en de mechanismen van hun tijd weer aan de praat te krijgen”.

Het is deze traditie van zwervende ‘tinkerers’, scharensliepen en andere opkalefateraars die Smith-Welch als kunstenaar en leraar een post-industriële renaissance is gaan bieden. “Playful processes are basic for real learning”. Anders dan vaak gedacht merkt hij deze manier van denken en werken zeker zo nauw verbonden is met de feitelijke wetenschapsbeoefening als met de praktijk in creatieve en artistieke professies. Daarom zijn deze hierin intens met elkaar verwant in zulke ontwerpprocessen.

Productieve fouten

“Mijn favoriete voorbeeld is Alexander Fleming. Die wist alles van bacteriën, dacht men. Hij kon er alles mee, durfde heel speelse experimenten. Tot hij op een dag vergat er eentje goed op te bergen. De volgende dag zag hij een niet eerder waargenomen verandering. Toen hij daar nog wat verder mee fröbelde bleek hij penicilline gevonden te hebben. ‘And the rest is history’.”

Het verhaal over de vele fouten die Einstein in zijn rekensommen maakte en de inspiratie die hij daar uit haalde om nog eens anders te kijken naar de eerdere vooronderstellingen in zijn berekeningen, spraken Smith-Welch dan ook direct aan. “Voor onderwijsprocesmanagers en curriculumbouwers is dit altijd lastig. Zij houden toch niet zo van de nadruk op het productieve van fouten maken. De reflectie op missers is ook niet iets waar zij erg gek op zijn, he?”

In het ontwerpen van creatieve leerprocessen en nieuwe ‘tools’ zijn “juist zulke rondgangen langs cirkels van reflectie-design-fröbelen-uitpluzien-oppakken-misgrijpen-overdoen-implemeteren-reflectie het geheim. Ik noem dat het liefst de iteratieve procesgang van de innovatie. Dat is wat kunstenaars die steeds weer moeten – en willen – oefenen op het stuk dat zij moeten uitvoeren of dansen feitelijk hun hele leven doen. See what happens and make it communal!”

Concrete uiting van ideeën

Het opengooien van die iteratieve processen is wat bij een organisatie als het MIT Medialab de innovaties aanjaagt. Het “ophoesten van fouten en daarvan leren in nieuwe settings van mensen en collega’s zorgt dat je verder kunt dan je zelf meestal dacht te kunnen gaan.” Bij de ontwikkelen van nieuwe technologische middelen vanuit samenwerking met musici is dit hem zeker bekend geworden.

“We wilden op basis van nieuwe technieken nieuw instrumenten ontwikkelen voor de geluiden die nu mogelijk worden. ‘What would be the next piano? What the new violin? Someone developed that instrument as well from existing tech of the 18th century’.”

Op deze manier wil men in die iteratieve processen “het denken concretiseren.” Hierin, zo is zijn ervaring, zijn kunstenaars altijd veel concreter in hun denken en handelen dan meer theoretische ingestelde wetenschappers als fysici. “De kunstenaar gaat zitten en wil dat ding dan ook meteen gaan maken. Wil dat geluid horen.” De denkprocessen van wetenschappers doorgaan uiteindelijk kunstenaars ook, maar de expressie richt zich bij hen veel meer op een concrete uiting en sensatie.

Onverwachte toepassingen

Daarom is ook de ontwikkeling van eScience zo’n interessante, ook voor MIT. Want daarin kunnen onderzoekers met grote kennisbestanden en ‘big data’ ook voor het nu nog als typisch ‘alfa-onderzoek’ of ‘gamma-werk’ beschouwde wetenschappelijk onderzoek de iteratieve processen ondersteunen met zeer diepgaande gegevens en hun analyses. De werkwijzen van bèta, alfa en gamma gaan steeds meer interdisciplinair worden en ook de ontmoeting van onderzoekers en kunstenaars pas in deze trend, onderstreept Smith-Welch.

Een sterk voorbeeld hiervan is de ervaring van een groep onderzoekers in zijn MIT-omgeving die via dans en muziek met sensorische technologie instrumenten leerden besturen. Technische ontwerpers in de auto-industrie die worstelden met de risico’s bij de signalen die airbags in werking moesten zetten, gingen met dit experiment hun eigen problemen nog eens kritisch evalueren. Nog steeds zou MIT Medialab van de opbrengst van deze lessen voor elke verkochte airbag een bedrag ontvangen.

Fordism vs. Tinkering

Smith-Welch ziet voor zijn werk en dat van zijn collega’s- en dat van zijn schoolklassen wereldwijd – één belangrijk gevaar. “Fordism. De industriële era was tegen de ‘tinkerer’. Het ontstaan van de fabriek was immers hun ondergang. Het draaide toen om standaardisatie, discipline, precieze werktijden en processen. Nu vinden we ze weer terug, die rare zwervers die alles repareerden dat los of vast zit, letterlijk.”

Hij wijst op de Duitse onderwijzer Friedrich Fröbel, tijdgenoot van Goethe, die als vooruitstrevend onderwijzer in zijn tijd zelf speelgoed en educatieve materialen ontwierp waarmee de verbeeldingskracht van kinderen werd aangewakkerd. Misschien is hij nu wel een soort van schutspatroon van de kennissamenleving en de iteratieve processen die volgens Smith-Welch de echte academische vorming inhouden.

“We are entering a post-industrial era. That is what you call the knowledge economy or what eScience means. We are back in an age for tinkering. Creative people and firms, creative knowledge institutions  – like arts schools and universities – are the places to be for the discovery of the great potential of all this. So let’s make a lot of mistakes again. It’s okay to do so.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK