1 miljard extra voor HBO en WO

Nieuws | de redactie
23 januari 2013 | Het nieuwe leenstelsel zou een miljard extra investeringen kunnen opleveren. Hoe zal dat gaan, hoe komt u aan die middelen? Hoe zal het kabinet deze verdelen en op welke kernpunten willen richten? In elk geval krijgt de Review Commissie Van Vught het druk. En veel macht.

Het komt niet vaak voor dat een minister mag aankondigen, dat zij door een herschikking van uitgaven een miljard kan herinvesteren. Minister Bussemaker is in die luxe-situatie, mits zij het sociaal leenstelsel door de beide kamers weet te loodsen. Haar strategie daarvoor is bepaald stevig, zo bleek uit haar gesprek met ScienceGuide over de aanpak die haar voor ogen staat.

“Als je dit geheel niet wilt steunen of alleen onderdelen die jou wel goed uitkomen, dan kun je moeilijk verwachten, dat je ook nog allerlei eisen kunt gaan stellen aan de verdeling van de extra investeringen. Dat is echt een samenhangend geheel en dat dwingt ook echt tot keuzen.”

Geen loterijwinst

Komt dit voor elkaar, dan heeft het kabinet ruim een miljard ‘te verdelen’. Bussemaker gaf direct aan dat zij scherp ziet, dat dit een bedrag is dat niet als een soort loterijwinst uit te strooien valt over allerlei instellingen. Het gaat om veel geld dat echter over een reeks van jaren gestaag toegroeit naar een totale opbrengst. De kunst zal het dus zijn de investeringen zo te kiezen, dat deze over een langere periode doorwerken en zich versterken.

De minister liet blijken dat zij er voor wil waken, dat zij gedwongen zou worden de €1 miljard te versplinteren in een lange lijst van tegenvallers, noden en pijnpunten. Een potje hier en een actieplan daar zullen dus niet de invulling worden van de mogelijke kennisinvesteringen vanuit het sociaal leenstelsel. Het zal gaan om een beperkte reeks grote, lang doorlopende thema’s, die structurele  verbeteringen in het HBO en WO moeten bewerken.

Zulke investeringen kunnen daarom ook buiten het HO-aanbod en -bestel worden gerealiseerd. Als zij de kwaliteit van het HBO en/of WO impulsen geven, is dat heel wel mogelijk, bijvoorbeeld door de instroom van studenten op hoger niveau, of meer doeltreffend te helpen voorbereiden op de studie aan een universiteit of hoge school. Zo geeft het kabinet al aan, dat elementen van het Techniekpact zullen worden meegenomen, bij de invulkling van het leenstelsel, bijvoorbeeld dor de kosten van de langdurige studies die bij de TU’s en in de bètahoek veel voorkomen.

In de geest van Veerman

Van de ruim 1 miljard zou daarom waarschijnlijk zo’n 200 miljoen ingezet kunnen worden voor kwaliteitsverbeteringen in het VO en MBO, die doorstroom rendement en onderwijskwaliteit in het HBO en WO extra helpen verhogen. De beleidsmakers op OCW kijken daarnaast naar wezenlijke, langlopende thema’s waar investeringen over langere termijn de kwaliteit en variëteit van het HO zullen versterken, in de geest van het rapport-Veerman.

Impulsen voor maatwerk binnen een breed onderwijsaanbod en voor verscheidenheid binnen disciplines en tussen HO-instellingen zullen dan ook kunnen rekenen op investeringen. Dat geldt zeker voor alles wat extra uitdaging en bewuste studiekeuzes en -inzet aanjaagt.  Variëteit in trajecten, zoals bij trajecten als Sirius programma’s, Eerste de Klas, Academische pabo en dergelijke is mogelijk gemaakt, is zo’n structureel thema, dat investeringen over een langere periode nodig en interessant maakt. In het WO zouden onderzoeksscholen ook zo’n thema voor de langere termijn ontwikkeling van meer variëteit en investeringen kunnen zijn.

Niet alleen ‘binnen’ OCW-domein

De verwijzing naar het Techniekpact met EZ in de brief van Bussemaker over het leenstelsel duidt er op dat de investeringen niet binnen de OCW-sector voor de OCW-sector zullen worden ingevuld. Talentontplooiing en behoefte aan optimale inzet van talenten, zijn geen privilege van de instituties ‘binnen’ het domein van de OCW-regelgeving. Zo zullen de Human Capital Agenda’s van de topsectoren nadrukkelijk meewegen in de keuzes voor de lange termijn zwaartepunten bij de investeringen uit de 1 miljard.

Daarbij  zullen thema’s als de optimale doorstroom vmbo-mbo-hbo  in de technieksector, maar ook in de zorg, als tekortsector een belangrijke rol gaan spelen. De ‘topteams’ zullen zo’n groot bedrag als deze 1 miljard mede willen inzetten om via HBO en WO hun doelstelling van ‘4 op 10’ bèta-tech studenten in het totaal concreet te realiseren. OCW zal hen daarin niet willen negeren.

De rol van de RCHO

Hoe stevig deze betrokkenheid de sturing van de verdeling van de investeringen zal worden beïnvloed, er is een actor die hier nog een sterker aan gewicht bij zal winnen. Dat is de Review Comissie Hoger Onderwijs van Frans van Vught.

Het gemopper van allerlei collegevoorzitters over de toetsing door de RCHO zal voorbarig en inhoudelijk weinig tactisch blijken te zijn geweest. Het leeuwendeel van de 1 miljard opbrengst uit het leenstelsel zal in de meerjarenafspraken van OCW voor HBO en WO langs de lijn van deze toetsing en kwalitatieve review worden toebedeeld. Sterker nog, daar was Van Vught met zijn RCHO voor opgericht.

In de eerste ronde van de beoordeling heeft de RCHO de prestatieafspraken getoetst. Daarbij zou in meerjarenperspectief zo’n €325 miljoen verdeeld worden tussen instellingen op basis van goede plannen, sterke zwaartepunten en hun kwalitatieve realisaties. Voorzitter Frans van Vught gaf al aan op het Nederlands Hoger Onderwijs Congres, dat die eerste toetsing relatief mild, maar precies was geweest, om instellingen op te porren hun voornemens concreet uit te werken en waar te maken. De volgende monitoring van wat men er van waar zal maken, wordt puntiger en scherper. Precies wat ook OCW wil, als het gaat om de keuzes bij de verdeling van de 1 miljard.

De opbrengst van het sociaal leenstelsel zal dan ook in aanzienlijke mate worden verdeeld via de prestatieafspraken. Deze heeft OCW in Rutte I niet voor niets willen sluiten. Niet om ze onder Rutte II bij het oud vuil te zetten als de langstudeerboete. De inhoudelijke toetsing van de extra investeringen via de prestatieafspraken zal door de RCHO gedaan moeten worden.

Wie maken kans, wie moeten oppassen?

De impact hiervan gaat enorm toenemen. Hoe die beoordeling zal uitkomen – en dus wie bij dat 1 miljard grote kansen maakt – is helder te herleiden. De RCHO beoordeelt positief wie scherp toegesneden ambities heeft, die men in concrete uitwerking en op basis van een hoogontwikkeld trackrecord heeft ontwikkeld. Teveel papieren voornemens doen de toetsing omslaan in achterdocht en afstandelijke conclusies.

Uit de eerste beoordelingen door de Review Commissie werd duidelijk, dat verschillende instellingen van HBO en WO zich hier sterk ontwikkeld hebben. Slagen zij er in hun zwaartepuntvorming en strategische plannen voor meer verscheidenheid zoals verwacht uit te werken en te implementeren, dan zouden zij hoog scoren bij de toedeling van de extra middelen. Daarbij kan allereerst gedacht worden aan de UU, de HAN en de Hanze hogeschool, die bij de toetsing door Van Vught en de zijnen het predikaat excellent wisten te verwerven. Hun uitgangspositie is in elk geval een sterke.

Maar zij zijn niet de enigen daarbij. Sterke scores van bijvoorbeeld de AHK, Hogeschool Rotterdam en – voor velen een verrassing – Inholland laten zien, dat meer instellingen bij de verdere toespitsing van hun aanpak en implementatie van de prestatieafspraken zullen kunnen profiteren van het miljard uit het leenstelsel. Dat geldt ook breder voor die instellingen die in de eerste ronde van beoordelingen van de voorgestelde Centres of Expertise in het HBO door de strenge beoordeling van de Review Commissie zijn gekomen. Dat biedt perspectief voor hogescholen als die in Leiden en Saxion, bijvoorbeeld.

Wie scherp zullen moeten opletten zijn instellingen, waar Van Vught en zijn RCHO onmiskenbare waarschuwingen en zelfs scepsis liet horen over de voorgenomen aanpak. Zo moeten de UvA en VU hun voornemens ten aanzien van de Amsterdam Academic Alliance daadwerkelijk invullen en body geven, wil de RCHO na de zeer zuinige beoordeling daarvan in eerste instantie bij de concrete uitwerking overtuigd worden. Gebeurt dat onvoldoende dan gaan die instellingen achter het net vissen bij de toedeling van de extra middelen op basis van de prestatieafspraken. Ook de weinig vleiende beoordeling van bijvoorbeeld de plannen van de Universiteit van Tilburg of de Design Academy is in dit verband een signaal voor die instellingen.

Doorbraak naar kwaliteitsbekostiging?

De extra middelen vanuit de invoering van een sociaal leenstelsel zijn niet alleen in absolute zin omvangrijk, ze zijn dat ook in relatieve zin. Zijlstra kon voor zijn eerste opzet een bedrag van € 325 miljoen vrijmaken voor toedeling op basis van prestaties. De investeringen langs die weg zouden naar dat bedrag toegroeien in 2016. Zijlstra moest al veel gemopper en hakken in het zand overwinnen voor die verdeling van 7% van de HO bekostiging. Als Bussemaker het overgrote deel van de 1 miljard langs diezelfde lijn laat toetsen en toewijzen op kwalitatieve gronden, dan schiet het ‘prestatiegebonden’ deel van het ho-budget omhoog.

7% in 2016 zal dan up-tempo toenemen naar ruim 20% en door kunnen groeien naar 25% van de bekostiging. Van Vught wordt daarmee veel sterker en een cruciale factor, meer dan velen voor mogelijk hielden. Daarmee kan een werkelijke doorbraak bereikt worden in het concept van de ‘kwaliteitsbekostiging’ van HBO en WO, waar velen al vaker over spraken en soms van droomden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK