Is lenen wel zo sociaal?

Nieuws | de redactie
29 januari 2013 | “Waarom staat het Malieveld nog niet vol?” Die vraag stelt Koen Geven (ex-commissie Veerman) zich bij het analyseren van het sociaal leenstelsel. Geven, promovendus hierop in Florence, wijst op de klappen die lagere én middengroepen zullen krijgen.

‘Het debat over de afschaffing van de basisbeurs en de invoering van een leenstelsel kan nu echt beginnen. De uitwonende student gaat er € 3.300 per jaar op achteruit en krijgt daar een flinke studieschuld voor terug. Dat is wellicht de grootste hervorming sinds de invoering van de prestatiebeurs. 

De politiek maakt zich dan ook terecht zorgen over de positie van de onderklasse. Het verbaast me echter dat weinig vraagtekens gezet worden bij de implicaties voor de middenklasse. Beide groepen worden door het voorstel hard geraakt. Waarom staat het Malieveld nog niet vol? 

Leraren gaan meer betalen 

Ten eerste vraag ik me af of dit leenstelsel wel zo sociaal is. Een recente analyse uit Engeland laat zien, dat een leenstelsel niet progressief, maar regressief is. Iemand die snel en veel terugbetaalt, is veel beter af dan iemand die er lang over doet. Dat heeft te maken met de rente op de lening, die blijft doortellen als je al terugbetaalt. In de discussie over de sociale gevolgen van een leenstelsel is het daarom belangrijk ook afgestudeerden met elkaar te vergelijken en niet alleen mensen mét en zónder diploma. 

Docenten en verplegers betalen straks meer en zijn langer bezig met terugbetalen dan scheikundigen en architecten. Ook betalen afgestudeerde vrouwen straks wellicht méér dan afgestudeerde mannen: denk aan de ‘wage-gap’. Dat betekent dat het leenstelsel een straf wordt voor afgestudeerden met een weinig renderende baan. Slimme afgestudeerden doen straks niet ‘eerst de klas’, maar  ‘eerst de kassa’. Dit heeft sociale implicaties die mogelijk onwenselijk zijn.

Het leenstelsel is ook  niet sociaal omdat niet iedereen eraan mee hoeft te doen. De leningen zullen ervoor zorgen dat alleen kinderen uit de midden- en de onderklasse een grotere schuld opbouwen. Iemand uit een familie met een hoog inkomen heeft geen lening nodig. De ouders vullen dan gewoon het gat. Het voorgestelde leenstelsel is daarom te vergelijken met een zorgverzekering voor alleen zieke mensen.

Als alleen mensen die het nodig hebben meebetalen, dan is een stelsel geen mutualiteit: geen solidariteit tussen hogere klassen en lagere klassen, maar alleen tussen de midden- en onderklasse. Het leenstelsel is daarom een slecht herverdelingsinstrument. Alternatieve stelsels die beter herverdelen, zoals een ‘studie-taks’ of een extra belastingschijf voor de grootste verdieners, worden niet overwogen. Het leenstelsel lijkt dan ook met een ander doel te zijn opgezet.

Lenen heeft weinig met Veerman te maken

Ten tweede staat het leenstelsel op gespannen voet met andere beleidsdoelen, waaronder een aantal aanbevelingen van de commissie Veerman, in tegenstelling tot wat de minister afgelopen week beweerde. Het is misschien belangrijk om te noemen dat we in ons advies nadrukkelijk niet uitkwamen op een sociaal leenstelsel. De groei in het hoger onderwijs komt in de komende jaren voor een groot deel uit lagere sociale groepen. Denk aan MBO’ers die nu langzaam meer mogelijkheden krijgen of aan allochtonen met laag-opgeleide ouders.

Ook studenten uit deze groepen verliezen straks hun basisbeurs en krijgen daar niets voor terug. Daarmee wordt een extra barrière opgeworpen van ongeveer €3300 per jaar voor een uitwonende student, of €1200 voor een thuiswonende student. Deze groepen hebben juist een extra zetje nodig, geen extra barrière. Hoewel het goed is dat de minister toegeeft, dat er sprake is van zogenaamde ‘vraagvermindering’, is het wellicht nog belangrijker om toe te geven dat deze dan vooral de lagere sociale groepen treft.

Leenstelsel in tijden van crisis

Ten derde is er de economische context. Een leenstelsel functioneert met name in een tijd van economische groei, waarin vooral gediplomeerden profiteren van een situatie waarin de lening relatief snel en eenvoudig kan worden terugbetaald. De omstandigheden zijn nu anders en het ziet er niet uit dat het snel beter wordt.

Veel afgestudeerden hebben moeite met het vinden van een baan. Bovendien is het moeilijk om een baan te vinden op het juiste niveau. Ook is er geen garantie dat hoog opgeleide banen blijven renderen als de helft van de bevolking een diploma op zak heeft. Het opbouwen van een enorme collectieve studieschuld is in zo’n context misschien niet zo slim.

De situatie in Australië, de uitvinder van het sociale leenstelsel, is hier instructief. Ongeveer A$ 6 miljard van het totaal aan A$ 28 miljard aan studieleningen wordt straks niet terugbetaald. Als de economie niet aantrekt kan dit bedrag snel hoger worden.

Het resultaat: dit leidt tot een enorme afschrijving op conto van de staatskas. Bredere economische gevolgen, bijvoorbeeld op de huizenmarkt, zijn evenmin uitgesloten. In zo’n situatie is een beurzenstelsel mogelijk een efficiëntere oplossing dan een collectief leenstelsel, waarvan de consequenties voor de economie in bredere zin onduidelijk zijn.

Terugval in HO-aanmeldingen?

Ten vierde is een sociaal leenstelsel ontzettend ingewikkeld. De cijfers vliegen ons om de oren, vaak vermengd met de nodige ideologische lading. Dat is niet zo vreemd, want het gaat over de toekomst van een heleboel mensen. Het probleem is echter dat het moeilijk is om de voorspellingen over de toegankelijkheid serieus te nemen.

Eerlijk gezegd denk ik niet dat een sociaal leenstelsel tot een enorme val in de aanmeldingen voor HBO en WO zal leiden. Nieuwe generaties moeten nou  eenmaal een diploma hebben om überhaupt kans te maken op een baan. Ik denk wel dat het nieuwe barrières opwerpt voor studenten die het al niet breed hebben. Bovendien zorgt het voor een grote collectieve studieschuld in de middenklasse waarvan de gevolgen moeilijk te overzien zijn.

Dat betekent wel dat het hoger onderwijs – en de samenleving – per saldo ongelijker worden. Maar wie zal het zeggen? Als het voor onderzoekers al moeilijk is om voorspellingen te maken, hoe zal dat dan zijn voor de toekomstige student?

Waarom een leeg Malieveld?

Als het leenstelsel niet sociaal is, wat is het dan wel? Voor mij betreft het hier vooral een overheveling van geld; een verkapte privatisering van het hoger onderwijs. Hogescholen en universiteiten worden gepaaid met een extra investering in hun middelen. Het beloofde miljard komt echter uit de zakken van de student.

Ik verbaas me er daarom over dat de Nederlandse scholieren en studenten nog niet op het Malieveld staan. Misschien wil deze generatie jongeren ook wel opdraaien voor een decennia-lange onderinvesting in het hoger onderwijs. Juist dan is het belangrijk om dat direct aan de student te vragen en niet een vage discussie te voeren over een sociaal politiek.

Een andere verklaring is dat – in tegenstelling tot wat soms in de politiek beweerd wordt –  jongeren als belangengroep niet zo goed zijn georganiseerd. De vakbonden hebben de grootste moeite om jongeren te betrekken bij hun beleid, ondanks hun vele pogingen tot verbetering. De studentenbonden vinden het al jaren moeilijk om actieve leden te vinden. Bovendien is het slim van de minister om de huidige generatie studenten voor een groot deel te ontzien door de invoering vanaf 2014 voor ‘nieuwe gevallen’. 

Ook daarom zou het goed zijn het kabinetsvoorstel nog eens kritisch door te nemen. Wellicht kan het publieke debat daarover de politiek nog aanzetten tot een andere opzet.’

Koen Geven, promovendus Europees Universitair Instituut en voormalig lid van de commissie Veerman


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK