Een stoeltje naast Egidius

Nieuws | de redactie
20 februari 2013 | Sybrand die de bloedhonden beheert, de zeer slimme en kale Diederik uit Delft, een topambtenaar die erfopvolging bespot, lobbyen in Parijs en Rome, haatcampagnes tegen de allochtone Friezen. Het Nederlands en het Binnenhof rond 1375 vibreren in Frits van Oostroms nieuwe meesterwerk ‘Wereld in Woorden’.

De 14e eeuw was rampzalig in Europa. Ook de lage landen rilden van koude decennia en in stormvloeden verdronken duizenden Hollanders terwijl vele plaatsjes en vruchtbare landerijen wegspoelden. Klimaatveranderingen en de Zwarte Dood kostten tientallen miljoenen mensen in Europa het leven. West van de Oeral leefden zo’n 80-90 miljoen mensen in 1300. In 1400 waren dat er ongeveer 50 miljoen.

De eerste Binnenhof-taal

Hoe bitter de tijden en het weer ook waren, in deze zelfde eeuw ging de globalisering van handel, contact, reizen en geestelijk verkeer alleen maar verder door. Sterker nog, de verspreiding van de pest was mogelijk door een wereldwijde mobiliteit over zeewegen en handelsroutes van China tot Groenland en van Arabië tot West-Afrika. Ook het Binnenhof van toen was een knooppunt geworden van Europees overleg en complexe ‘euro-onderhandelingen’ met Parijs, Londen, Praag, Valenciennes, en natuurlijk het Rome van de Paus.

Zo ontstond er een eigen ‘Binnenhof’ taal en cultuur waarin politici, hovelingen, ambtenaren en diplomaten elkaar beloerden, recenseerden, beïnvloedden en ‘via de media’ bespeelden. Er werd rond de Ridderzaal veel gepalaverd, gegeten en gedronken, gewandelgangd, baantjes gejaagd en notities en stukken geschreven. Opvallend literair deed men dat, begaafd vaak, sterk internationaal en voortdurend bezig met het bouwen, onderhouden en verversen van allianties, dynastische relaties, huwelijken en loyaliteiten.

De drie jaar van het presidentschap van de KNAW van Frits van Oostrom (2005-2008) zijn allerminst voor niets geweest. Hij gaf de Akademie eindelijk weer elan en maakte de geesten rijp voor Robbert Dijkgraaf als zijn minstens zo extravert-effectieve opvolger. Maar nu blijkt ook dat zijn wetenschappelijk magnum opus zonder zijn belevenissen met de Haagse wereld en burelen nooit zo rijk zou zijn geworden.

‘Wereld in woorden’, het grootse summa van onze taal en letteren tussen 1300 en 1400, geeft een verrukkelijk inkijkje in het Den Haag van toen. En van nu. “Net een sleutelroman,” grapt Van Oostrom tegen ScienceGuide over zijn verhalen en portretten van de keyplayers rond het Binnenhof tijdens de glanstijd van het Beierse huis. De lezer lijkt regelmatig over het Plein van 1363 te lopen, dat krek zoals nu krioelt van lobbyisten, journalisten, ambtenaren en politici bij ‘De Eeuwige Jachtvelden’, ‘A Roma’ en andere en vogue waterplaatsen.

De tonsuur van Diederik

Het 14e eeuwse personeel is ook opvallend vertrouwd. De zeer slimme politicus Diederik, met zijn wortels in Delft, komt ons niet vreemd voor. Dirc van Delft was een hoogopgeleide prelaat en politiek dier en had dus net als de TU Delftse Diederik van heden een tonsuur. We weten veel van hem omdat hij uiterst productief was in de media van toen en Van Oostrom daar vele schatten van aan de vergetelheid ontrukt.

Zo weten we nu ook dat ene Sybrand de prestigieuze taak had de jacht- en bloedhonden van de graaf af te richten en in leven te houden. Alleen de adel mocht zich bedrijven in de jacht en als enigen mochten edellieden met honden en roofvogels op pad in de bossen en duinen rond Den Haag. Boeren die in hongerige maanden met stokken in konijnenholletjes poerden, werden na 1393 zelfs gestraft voor zulk wangedrag boven hun stand.

Zonder deze Sybrand – in de bronnen Ysebrant van de Honden geheten  – kon graaf Albrecht van Beieren (ongetwijfeld een CSU-partijgenoot van deze Sybrand) niet met praal en succes zijn edele hobby  beoefenen. De man was niet van adel en kon dus niet meeregeren, maar zonder zijn steun waren de graaf en andere heren van stand eigenlijk nergens als aristocraat. “Dit is blijkbaar genetisch zo bepaald,” reageerde de CDA-top tegen ScienceGuide desgevraagd.

Diederik uit het Delftse had veel meer status aan het Beierse hof in de Haagse binnenwereld. Geen onder, hij was een leidende intellectueel van het type rupsjenooitgenoeg. In 1399 werd hij zelfs de hofkapelaan om “te leren en te prediken”, ook omdat hij de enige doctor in de theologie in de wijde omtrek was. Dirc van Delft was een dominicaan, een orde die ook wel spottend de ‘domini canes’, de honden van de Heer werd genoemd. Sybrand had dus eigenlijk ook hem moeten bewaken en trainen in de jacht op en het bijten van zondaars.

Behoed voor sociaal leenstelsel

Dirc was een jong talent dat door graaf Albrecht gered was voor het sociaal leenstelsel, omdat “wi hem jaerlix tot veel scholen geholpen hebben”. Hij was een Erasmus-student die met behoud van de basisbeurs de wereld introk. De graaf gaf hem geld om in de nieuwe universiteit in Erfurt en het oude, prestigieuze Keulen academisch gevormd te worden. En die Duitse-Latijnse vorming in Gründlichtkeit en zuidelijke Schwung bleek niet verspild.

Dirc schreef veel, was uiterst bedrijvig voor hof, kerk en wereld. Zijn handboek van de kernbeginselen en maatschappelijke en politieke toepassingen van het christelijk geloof schreef hij in de volkstaal en dat is een primeur in de geschiedenis van Europa. Daarbij noemt Van Oostrom het boek “een kathedraal in woorden en een meesterwerk van Middelnederlands proza.” (blz. 465). Uniek is hierin veel, onder meer de eerste vertaling in onze taal van passages van Thomas van Aquino, de grootste middeleeuwse denker.

Het boek is in vele opzichten een doorbraak. Voor veel van de abstracte, filosofische en ‘politicologische’ terminologie die Dirc van Delft behandelde, bestond in de volkstaal geen vast begrip of woord. Hij ‘verzon’ deze. Hoe hij dat deed, maakte hem volgens Van Oostrom bijna nog meer uniek. De prelaat was in zijn taal “aanschouwelijk, soms zelfs muzisch”. Dirc van Delft maakte bij het begin van onze taal meteen mogelijk én wenselijk, dat wij ook over de grote vragen en concepten poëtisch durven zijn. Hij was een onbedoeld voorloper van Gerard Reve en Vondel, kortom.

Schade zonder eer

Ook zorgt Dirc van Delft in zijn literair-filosofisch werk voor pregnante volkswijsheden, die wij uit zijn tijd anders nooit hadden gekend. Dure party’s door niet rijke mensen vindt hij maar dom. “Kostelijke bruiloften brengen schade zonder eer.” In de rechtspraak “blijven vliegjes hangen in de spinnenwebben, maar grote vogels vliegen er dwars doorheen.”

Van Oostrom schrijft dat nergens in de Europese letterkunde een zo “geslaagde symbiose” van universitaire kennis en volkstaal te vinden is. Let wel, dat lukt Dirc van Delft in zijn eerste grote boek. Het wordt tijd dat de huidige Dirk in Delft, TU-voorzitter Dirk-Jan van den Berg, de prachtige bibliotheek van Francine Houben aan zijn universiteit vernoemt naar deze Dirc.

De rangen van de ministers en hoge beambten aan het Beierse hof aan de Hofvijver en ‘de Poten’ kenden in de 14e eeuw ook hun familie Donner. Zo weten wij nu van de familie Potter, die net als de Donners niet uit de hoogste ambten waren weg te krijgen, generaties lang. Dirc Potter, de Piet Hein van het stel, werd in 1363 – 650 jaar geleden precies! – aan het Binnenhof geboren, als zoon van Gerrit Potter, de grafelijke klerk. Hij werd de echte topman van de grafelijke regering, de ‘tesorier’, de schatkamerbeheerder, graaf Albrechts eigen Jeroen Dijsselbloem en Klaas Knot ineen.

Maar er waren nog veel meer Potters die als ware VU-Donners overal opduiken waar slimheid, ijver, dienstbaarheid en invloed zich optimaal kunnen ontplooien rond de machtscentrale. Vader Gerrit, oom Pieter, de broers Jan, Wouter, Pieter en Dirc, overal blijken zij een functie te bekleden. Zelfs een bastaardzoon genaamd Dirc speelt een rol.

Een vleugje onderkoning

Tesorier werd Dirc Potter na een groot schandaal waarin zijn familie wegens moord- en doodslag op het Binnenhof zware boetes en vernederingen en plein public opgelegd kregen. Graaf Albrecht greep in als een echte Beier: keihard maar behendig verzoenend tussen de partijen. De moorddadige afrekening tussen rivalen rond het hof werd vakkundig polderend gesmoord.

De nieuwe graaf Willem IV maakte Dirc Potter daarna tot een ware Donner avant la lettre: de baljuw van Den Haag, de hoogste publieke ambtenaar. Een vleugje onderkoning Piet Hein is hier niet te missen. Wie met de Zoetermeerlijn boemelt, rijdt bij Voorburg ’t Loo zelfs nog over de buitenplaats Ter Loo die de graaf de Potters als een bij hun stand passend kasteeltje schonk.

Dirc Potter was naast een Donner ook een soort Neelie Kroes, hij deed Europa erbij. Reizen naar alle grote wereldsteden en machtscentra maken zijn leven en levendige herinneringen onmisbare lectuur over zijn tijd. Zijn grote missie naar het pauselijke hof in Rome bleek zeer inspirerend. Het leverde de eerste vertaling uit de Italiaanse letterkunde in het Nederlands op: het boek ‘Bloem der Deugden’ (Fiore di Virtù). Ook schreef hij na Rome een boek over de ware liefde, ‘Der Minnen Loop’.

Liefde voor de Italianen had de inspirerende zuidelijke literatuur hem niet gebracht. Ook toen waren bungabunga en maffiose toestanden deze Hollander een horreur. Je ziet in de verslagen van Potter uit het Vaticaan van toen Piet Hein Donner bijna zijn hoofd schudden als toen hij van Jan Peter Balkenende hoorde over diens ongedwongen vakantiebezoekje bij vriend Silvio. Dirc Potter vond de Italiaanse vrouwen beeldschoon, maar de mannen…. gifmoordenaars, dieven, viespeuken, bijna allemaal homo’s, enzovoorts.

Een echte HBO’er naast de troon

Potters veertigjarige loopbaan in de hoogste rangen van de ambtelijke diensten van de Europese top – hij diende de Beierse heren van Holland en hun opvolgers uit het nog chiquere en rijkere Bourgondië – maakte hem zelfbewust en een linksliberaal burger. Hij ging er zelfs prat op “gheen doctoer” te zijn, geen prelaat vol geleerde, lege praal. Een echte HBO’er dus, die in zijn geschriften over moraal en politiek praktijkgericht onderzoek deed en de kerkelijke leer aan de academische theologen liet. Een beetje als Machiavelli bovendien.

In zijn ‘Bloem de Deugden’ zit een passage die niet vertaald was uit Italiaanse bron, noch uit een andere tekst uit zijn tijd. Potter haalt er in uit naar traditionele opvattingen over adeldom, eer en dynastieke legitimiteit. “Moet een mens edel heten omdat zijn ouders edelen waren?” Vilein wijst hij er op dat heel wat mensen zeer vroom waren of beeldschoon en zij heiligen, noch fotomodellen als kinderen kregen.

“Menig held kreeg laffe kinderen,” schrijft Potter letterlijk en pleit onverbloemd voor meritocratie in de Europese politiek van toen, het Heilig Roomse Rijk der Duitse Naties, als basis voor de uitoefening en selectie van de macht. ‘Theodoricus Potter de Loo’, aldus zijn trotste handtekening onder stukken en boeken, was de eerste republikein in de Hollandse regering.

Een groot geschenk

Frits van Oostrom heeft – opnieuw – een ongekend rijk meesterwerk geschreven. Mensen en werelden van toen komen tot leven voor onze ogen. Zij ontroeren en vermaken ons en leren ons veel over wie wij zelf zijn. Vergeten dichters en denkers krijgen dankzij zijn boek een nieuw leven in de herinnering van de mensheid, een groot geschenk voor onze tijd en de eeuwen na de onze.

‘Wereld in Woorden’ laat ons bijvoorbeeld herontdekken wie ‘het Augustijnken’ was, de populaire, eloquente dichter en redenaar van zijn tijd, die rond reisde – op bestelling als het ware – door de Nederlanden om voor te lezen en mensen te boeien, te stichten en vermaken. Was hij de eerste Freek de Jonge?

Het boek vettelt ook zien hoe vrome overlevenden van de Zwarte Dood het onderwijs gingen organiseren voor de grote troepen wezen die de pest achterliet. Zo ontstond niet alleen de ‘Moderne Devotie’, maar ook de burgerlijke ‘onderwijs voor velen’ traditie die ons mensen als Erasmus, Boerhave, Spinoza, Aletta Jacobs en Frits van Oostrom zelf heeft geschonken.

Het boek laat zien dat de gruwelen van die tijd de mens ook niet voorgoed terugwierpen in wreedheid en wanhoop. Integendeel. De 14e eeuw deed wat de 20e eeuw uiteindelijk deed, er ontstond een ‘explosie van literatuur’. Mensen zochten expressie voor hun verdriet, hun volharding en hun vermogen tot ‘overleven’. Zoals de Holocaust en de oorlogsgruwelen ongedacht leidden tot een vreedzaam, rijk, samenwerkend, saai en prudent Europa van Monnet, Merkel en Van Rompuy, zo leidde de Zwarte Dood tot de bloei van een burgerlijke cultuur van devotie, letterkunde en grote mobiliteit, die binnen een eeuw scheepjes naar India, Japan en Amerika zou voeren.

Naamloos genie en kerstlied

De explosie van literaire expressie deed in onze streken nog iets uitzonderlijks. Juist hier ging een gedreven vertaler aan de slag en volbracht iets dat in katholiek Europa van toen ondenkbaar leek. Hij schreef de Bijbel in de volkstaal en kreeg deze in 1360 nog gepubliceerd ook. Ver voor Luther, de Reformatie en de openheid van de Renaissance was er een Nederlandse taalkunstenaar die de Vulgaat, de Latijnse versie van het Oude en Nieuwe Testament, naar het volk bracht in hun eigen taal. We kennen zijn naam niet, maar in de Europese letterkunde en cultuurgeschiedenis verdient deze vertaler erkenning als een doorbraakfiguur zonder gelijke.

Van Oostrom brengt in zijn boek vele van zulke unieke mensen en werken naar voren. Zo maar tussen de bedrijven door noteert hij dat in een mystieke tekst een gedicht te vinden is, een lied over de geboorte van Jezus als het kerstkind. Er is geen ouder kerstliedje in het Nederlands ooit gevonden. Welk conservatorium pakt de opdracht op om dit op muziek te zetten voor de volkskerstzangavonden van december 2013, zes tot zeven eeuwen na het moment van dichterlijke inspiratie dat dit lied liet bloeien?

‘Mijn stede di beneven’

De mensen van toen zijn onze broers en zussen. Zijn zochten in alle ellende en plagen houvast en hoop. Ze vonden die bij God en elkaar. Van Oostroms interpretatie van het mooiste gedicht over vriendschap en verlies uit onze taal, het Egidius lied, laat dit even raak als ontroerend zien.

‘Egidius, waar ben je gebleven?’ treurt zijn vriend. Als hij zich in zijn verzen min of meer verzoent met de gedachte dat zijn geliefde nu bij God in zijn hemel zo veel gelukkiger zal zijn dan hier in een wereld van pest, honger en geweld, richt hij zijn bede tot Egidius zelf. Omwille van hun “gezelscap, goet en fijn” hier op aarde vraagt hij hem iets simpels en groots tegelijk. “Beware mijn stede di beneven.” ’Houd mijn plekje naast jou vrij’.

Wat Frits van Oostrom met dit boek schreef, is zelf zo’n stoeltje naast een verloren vriend. In ‘Wereld in woorden’ leren we mensen als het goed en fijn gezelschap van Egidius kennen en van hun dromen, zorgen en talenten houden. De eeuwen tussen hen en de beslommeringen van de onze verdampen bijna en ook wij vragen: ‘Egidius, waar blijf je toch?’ In dit boek mogen we dan even naast hem komen zitten en samen een blik werpen op het wonder van de eeuwigheid van een wereld in menselijke woorden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK