Het kan nog erger bij VU en UvA

Nieuws | de redactie
10 april 2013 | De crisis in de VU is dieper dan tot nu toe naar buiten kwam. Hij dreigt ook de UvA stevig te raken. Een expertdocument voor de NVAO en het bestuur van de VU zelf bewijst dat kwaliteit, inhoud en vertrouwen bij de VU zwaar beschadigd zijn. “Een gebrek aan consistentie in beleid” en “een soort boosheid in de bestuurlijke gremia” ondermijnen de universiteit.

Twee signalen in het voorbije jaar gaven aan dat het bij de VU niet goed zat, nog los van de soap rond een soap bij het VUmc. De beoordeling van de profilering en zwaartepunten plannen door de Review Commissie HO in oktober 2012 was zo zuinig, dat deze moeilijk anders dan als laatste waarschuwing gelezen kon worden.

Van Vught c.s. stelden vast, dat ondanks de Amsterdam Academic Alliance van VU en UvA samen nauwelijks een begin was gemaakt van de vertaling van zo’n strategisch samengaan in concrete keuzes en initiatieven tot profilering. “Een ruim perspectief,” noemde Van Vught de opgesomde ambities vilein, waarbij echter “niet altijd duidelijk is wat in 2015 zal zijn gerealiseerd.” Wat men samen nu concreet zou gaan doen zag de Review Commissie grotendeels nog in nevelen gehuld.

Ze zei daarover scherp, dat het AAA-plan wel de mond vol heeft over grote kansen voor de EU Grand Challenges en topsectoren van EL&I, maar “echter nog onvoldoende concreet maakt wat de inzet van de VU in termen van capaciteit en middelen zal zijn.” Alles in de toekomststrategie van de VU hing zo eigenlijk af van de AAA, maar “de Commissie constateert echter ook dat hierover nog veel onzekerheid bestaat.”

Voor wie is VU-onderwijs eigenlijk?

Het vooronderzoek vanuit QANU naar het kwaliteitssysteem van de VU – ten behoeve van de instellingstoets door de NVAO – liet in januari 2013 als tweede signaal vervolgens in scherpe kleuren en tonen zien wat daarvan de oorzaken zijn. Het panel onder voorzitterschap van oud-UU-voorzitter en voormalig Inspecteur Generaal van het Onderwijs, Jan Veldhuis, stelde vast dat er sprake is van onderlinge ‘boosheid’ binnen de VU en dat voor zover er sprake was van een onderwijsvisie en strategie deze maar beperkt onderling gedeeld en gedragen wordt.

Een voorbeeld laat dat ondubbelzinnig zien in de analyse van het panel. “Buiten dat onderwijskwaliteit de prioriteit moet krijgen, is er geen consensus over de richting  waarop het onderwijs zich moet ontwikkelen. Het panel adviseert de instelling met klem om de visie nader uit te werken, en te concretiseren in een integraal en coherent onderwijsmodel, en er goed over te communiceren en mede daardoor draagvlak te creëren. Duidelijkheid dient ook te bestaan over de balans wat centraal wordt geregeld en voorgeschreven, en waar ruimte voordifferentiatie op decentraal niveau bestaat.”

“Onvoldoende duidelijk is voor wie de VU voornamelijk het onderwijs aanbiedt en wat het voornaamste doel van het onderwijs is. Van oudsher is de VU een universiteit die zo veel mogelijk studenten toelaat, maar dit imago lijkt te botsen met bijvoorbeeld het BSA, dat zorgt voor een niet geringe heenzending na het eerste studiejaar in de bachelorfase. Dit speelt vooral in grote opleidingen.”

“Een soort boosheid”

Het panel formuleert scherp wat hier uit voort vloeide in zijn gesprekken met de betrokkenen op de universiteit. Het schrikt gewoon van de ‘eerlijkheid’ waarmee de centrifugale krachten zich uiten. “Het draagvlak voor de visie roept overigens vragen op. De melding in de [zelfevaluatie van de VU] dat niet alle faculteiten de onderwijsvisie onderschrijven is weliswaar eerlijk, maar – met het oog op het voornaamste criterium van de instellingsaudit – uitermate riskant.”

Veldhuis en zijn medebeoordelaars, onder wie oud-DG Hoger Onderwijs van OCW en Radboud-voorzitter Roelof de Wijkersloot, zeggen over de interne situatie onder meer “Het panel constateerde dat uit de houding van haar gesprekspartners geen eensgezindheid naar voren kwam. Het veroorzaakt onzekerheid bij medewerkers en bij het onderwijspersoneel op de werkvloer. Dit bemerkte het panel niet alleen bij de delegaties onderling, maar ook door de manier waarop de delegaties spraken over andere delegaties. Het is duidelijk dat er weinig in teamverband wordt geopereerd. Het panel nam ook diverse keren een soort boosheid in de bestuurlijke gremia waar. Het panel vindt dit zorgelijk.”

“Weinig coherentie”

Het panel adviseerde daarom “met klem om bij de NVAO een uitstel aan te vragen” voor het doen uitvoeren van de instellingstoets. Blijkbaar was de universitaire leiding zelf in het overleg met het panel nog niet echt tot die conclusie geraakt. De VU zou volstrekt door de mand vallen, liet het panel blijken, want op zeker drie van de vijf kernpunten van zo’n toets zou zij onvoldoende scoren. In de kern bleek er namelijk geen doorwrochte, gezamenlijke kwaliteitsvisie en systematiek van borging bij de VU te zijn ontstaan, waarop de accreditaties van opleidingen zouden kunnen worden gebouwd.

Of zoals Veldhuis het schrijft: “een gebrek aan consistentie in beleid bestaat, waardoor ook de [zelfevaluatie] weinig coherentie vertoont. Verder heeft het panel geconcludeerd dat een gebrek aan gedeelde opvattingen leidt tot onzekerheid bij ondersteunende staf en personeel op de werkvloer en boosheid in de meer bestuurlijke gremia. Ook de onduidelijkheid over de decentrale differentiatie van de centraal gestelde kaders, de nadruk op formele processen en het gebrek aan aandacht voor informele contacten, spelen de VU parten.”

Opmerkelijke afsluiting

Het ontbreken van vertrouwen en de aanwezige “boosheid” moest het panel ook zelf aan den lijve ondervinden. Tot hun verbazing werden de panelleden geconfronteerd met de eis dat hun rapportage niet alleen bestuur van de VU zou worden gegeven aan het slot van hun meerdaags bezoek.

Het college van decanen wenste daarbij aanwezig te zijn en de conclusies met eigen oren te vernemen en zo nodig van eigen commentaar te voorzien. Het was helder dat de decanen het CvB – en de Raad van Toezicht – niet meer voldoende vertrouwden om de conclusies uit die kring af te wachten. De VU kon weinig anders doen dan het klemmende advies van het expertpanel volgen en af te zien van een spoedige instellingstoetsing door de NVAO met alle gevolgen naar buiten van dien.

Dat neemt niet weg dat het CvB de studenten ook nu nog sussend informeert dat deze situatie niet direct te maken heeft met de kwaliteit van het gebodene. “Aan de verbeterpunten die uit de proefaudit zijn gekomen, wordt momenteel hard gewerkt in de hele organisatie. Die verbeterpunten hebben betrekking op de visie op het onderwijs, het beleid en het overleg- en besluitvormingsproces, en niet rechtstreeks op de kwaliteit van het onderwijs of de kwaliteitszorg,” schrijft men hen bij de bekendmaking van de benoeming van Frank van der Duyn Schouten tot nieuwe rector. Dat een proefaudit en instellingstoets nu juist gaan over de validering van het gehele stelsel van kwaliteitszorg en borging binnen de instelling blijft dan toch buiten beeld.

Eerdere zorg bij de achterban

Niet alleen bij de decanen, maar ook bij de brede maatschappelijke ‘achterban’ van de VU-Vereniging was inmiddels de onrust zeer groot geworden. ScienceGuide schreef in december 2012 al over wat binnen deze vereniging kort voor het bezoek van het panel onder leiding van Veldhuis al was besproken en citeerde hieruit onder meer: “De RvT komt als collectief niet regelmatig in contact met de werkorganisatie. Er bestaat geen regulier overleg met bijvoorbeeld de divisievoorzitters of afdelingshoofden.” Men schrok ook van het feit dat “vanaf 2007 tot mei 2012 niet kan worden gesproken van een adequate wijze van toezicht op het VUmc. De kwaliteit van het toezicht komt vanaf ca. 2007 geleidelijk onder druk te staan.”

Binnen de ledenraad achtte men dit herkenbaar en keek daarbij ook naar de rol die het bestuurscollege in dat verband speelde. Zorgelijk noemde men in dat verband bijvoorbeeld ook, dat de beoordeling van de VU-voorstellen voor de prestatieafspraken ten aanzien van profilering en zwaartepuntvorming door de Review Commissie Hoger Onderwijs van Van Vught erg kritisch was. In combinatie met het blijkbaar ontoereikende toezicht, waarvan de kwaliteit de voorbije jaren onder druk was komen te staan, achtten leden uit dat verenigingsorgaan de situatie reeds toen reden om ook de positie van het CvB ter discussie te gaan stellen.

Gevaar voor de UvA

Nu de VU verlamd is door het opstappen van de rector en het aanstaande vertrek van collegevoorzitter René Smit, komt deze teloorgang ook fors op de agenda van de UvA te staan. Al bij de review door Van Vught c.s. bleek dat de UvA moest ‘lijden’ onder de zeer zuinige beoordeling van de plannen en het realiteitsgehalte van de AAA die zij met de VU had gesloten.

Net als bij de VU stelde Van Vught daarbij vast, dat heel de strategie feitelijk is opgehangen aan de realisatie van de AAA. Ook hier benutte hij de wat valse formulering van “een ruim perspectief voor de langere termijn”, dat wordt geschetst, zonder voor de periode tot en met 2015 echt duidelijk te zijn over wat dit feitelijk inhoudt. “De Commissie constateert echter ook dat hier over nog veel onzekerheid bestaat.” Van Vught gebruikte daarbij dezelfde harde zin als bij zijn oordeel over de VU.

De actuele crisis maakt de dreiging dat de UvA onder de perikelen bij de VU gaat lijden groter. De Review Commissie is namelijk niet klaar met haar werk, integendeel. Zij gaat streng monitoren wat de HO-instellingen de facto waarmaken van hun profilering en prestatieafspraken. Nogal kritisch benaderde plannen, als die bij VU en UvA, zullen zeer goed voor de dag moeten komen met heldere keuzes en daden en stappen daartoe. Overtuigen deze niet bij de komende monitoring en mid term reviews, dan komt er geen geld beschikbaar voor de realisatie van profiel en zwaartepunten.

Ook bij medisch cluster

Omdat de UvA zich met de AAA aan de VU vastgeklonken heeft, loopt zij gevaar in de crisis meegezogen te worden doordat beide een negatieve eerste monitoring door Van Vught zouden kunnen verwachten. Het CvB van de UvA had dan ook helemaal geen zin om op vragen van ScienceGuide in te gaan naar mogelijke effecten van de crisis bij de VU.

Zorgelijk kan ook de ontwikkeling in het medisch cluster worden. De voorgenomen fusie van VUmc en AMC zal ook onder de bestuurlijke druk van de crisis komen te staan. Naar aanleiding van een reeks recente incidenten is een fors deel van de Raad van Toezicht van het VUmc al opgestapt.

Voor VWS zal deze dubbele bestuurlijke déconfiture geen signaal zijn om een UMC-fusie in Amsterdam zonder meer te laten passeren. Uit deze bestuurlijke schaalvergroting zou immers een van de grootste en meest complexe zorginstellingen en kenniscentra van ons land ontstaan en de risico’s ten aanzien van een coherente en krachtige beleidsvoering en die in bestuurlijk opzicht zullen OCW en VWS zo beperkt mogelijk willen houden. Ook hier heeft de UvA zich onbedoeld kwetsbaar gemaakt voor de rondvliegende scherven van de implosie bij de fusiepartner.

Een instelling zal in de huidige situatie stiekem wel wat opgelucht adem halen: hogeschool Windesheim. Haar fusie met de VU werd enige tijd geleden afgeblazen en de bestuurlijke samenwerkingsconstructie in een veel lichtere opzet voortgezet. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK