De landingsbaan van Sirius

Nieuws | de redactie
17 juni 2013 | Excellentie doe je niet even erbij in hoger onderwijs. “De landingsbaan is langer dan voorzien” Een reeks best practices geeft aan wat hoe slaagt in WO en HBO. “Een mooi evenwicht tussen centraal en decentraal,” bijvoorbeeld, vertelt Johan Sevenhuijsen (Hogeschool Rotterdam).

De Sirius auditcommissie constateert in haar analyse van de voortgang van de excellentie-trajecten in HBO en WO dat de implementatie van excellentietrajecten moeilijker is dan verwacht. Of zoals Erica Schaper van deze commissie het verwoordt: de landingsbaan voor excellentie is langer dan voorzien.

“Elke instelling heeft aan het begin een plan gemaakt. De stafafdelingen hebben veel tijd gestoken in mooie, maar wellicht te optimistische concepten. Lijnmanagers en docenten voelen zich niet altijd aangesproken. Het belangrijkste hierbij is de balans tussen centraal en decentraal. Wat moet van bovenaf en wat wil je van onderop laten ontstaan?”

Goede landing

Volgens Johan Sevenhuijsen zijn de honoursplannen van de Hogeschool Rotterdam vooral van bovenaf ontstaan. “Dat de landing, zoals Erica het noemt, redelijk goed is gegaan heeft te maken met onze geschiedenis. Ten eerste hebben we binnen de hogeschool al veel langer een gemeenschappelijk kader voor de onderwijsstructuur van het curriculum. Elke opleiding heeft grofweg dezelfde opbouw, we noemen dat ons Rotterdams model.”

“Daarnaast is er ook een inhoudelijke samenhang. We hebben het gesprek gevoerd met onze instituten: wat bedoelen we met excellentie? De definitie die we hanteren is dus niet door mensen in de top bedacht, maar juist een gezamenlijk idee: het in multidisciplinair verband aanpakken van taaie maatschappelijke vraagstukken in onze omgeving.”

Gespreid bedje

“Je kunt dus zeggen dat ons excellentietraject in een beleidsmatig en inhoudelijk gespreid bedje terecht kwam. Op centraal niveau hebben we een programmateam die de hele excellentie-aanpak coördineert. De opleidingen geven hun eigen invulling aan het programma. Op die manier hebben we een mooi evenwicht tussen centraal en decentraal. Daarnaast ligt de verantwoordelijkheid van honours bij een instituut bij de instituutsdirecteur.”

“Het lijkt evident om het te doen, zoals Johan vertelt”, zegt Schaper. “Maar als je naar de realiteit kijkt zijn bij de Hogeschool Rotterdam de interdisciplinaire trajecten echt goed van de grond gekomen. Andere instellingen lopen vaak aan tegen organisatorische zaken. Belangrijk is ook dat bij Hogeschool Rotterdam de eindverantwoordelijkheid erg dicht bij het College van Bestuur ligt. Op die manier kun je ook iets afdwingen als dat nodig is.”

Opschalen blijft lastig

“Bij veel instellingen gaat het in het begin goed, er zijn dan kleine experimentele trajecten. Docenten en studenten met veel intrinsieke motivatie voor excellentie, zullen hier aan meedoen. Bij het opschalen wordt het lastig. Je moet dan de ‘tweede ring’ van docenten en studenten betrekken, die iets meer overtuigingskracht nodig hebben. Je hebt meer regie en sturing nodig. Ik denk dat dat ook erg belangrijk is: als de definitie van excellentie en het profiel van de excellente student binnen de instelling breed wordt gedragen, wordt de uitrol makkelijker.”

“We zijn dus begonnen met een centrale insteek”, zegt Sevenhuijsen. “Voor het breder brengen van de boodschap heb je de docenten op de werkvloer nodig. Die zijn, samen met de studenten, de belangrijkste ambassadeurs. Wat je doet met excellentie moet dus ook een meerwaarde voor docenten hebben. Dat is iets waar we nu tegenaan lopen: docenten voelen honours niet altijd als iets van de opleiding maar ‘van de hogeschool’.”

“Daar zetten we nu op in. De enthousiastelingen binnen een opleiding zoeken we op en geven we tijd om dit werk te doen. We bieden hen ook scholing aan. We zien ook dat honoursdocenten beter worden in hun reguliere onderwijs. Om het een duidelijke plek te geven bedden we het in het personeelsbeleid. Werken in onderzoek en het daarmee verbonden honoursonderwijs speelt bijvoorbeeld een rol in de promotie naar hoofddocent.”

Tegen de stroom in

Het vergroten van de groep betrokken docenten blijkt niet eenvoudig, vindt Schaper. “De eerste 10% van de docenten heb je vrij snel te pakken. Anderen moet je meer motiveren, overtuigen, laten zien wat de meerwaarde voor hen en voor de studenten is. Je moet het toch ook leuk vinden om uitgedaagd te worden door excellente studenten, buiten de grenzen van je vak te kijken.”

“Door communities te starten van studenten en docenten in samenwerking met lectoraten creëer je een meerwaarde voor iedereen. Overigens vind ik het erg mooi om te zien is dat er tegen de stroom in veel op excellentiegebied gebeurd. Het is nu een lastige tijd om excellentie op te starten.”

“Accreditatie is ook een punt”, zegt Sevenhuijsen. “Binnen opleidingen bestaat het idee dat je alles uniform moet regelen, terwijl excellentie juist vraagt om flexibiliteit, om anders denken over curricula en onderwijs. Het vraagt bestuurlijke creativiteit om daarmee om te gaan. We hebben de deelname aan honoursprogramma’s opgenomen in de prestatieafspraken met het ministerie. Onze ambitie is om een deelname van 7% in 2015 te halen. Dat is nu 5%. Op die manier moeten we aandacht blijven besteden aan honours. Het leidt tot continue bestuurlijke aandacht.”

Dag van de Excellentie

De nieuwe publicatie wordt gepresenteerd op 21 juni, Dag van de Excellentie. Wees er bij en discusieer mee over de best practices en uw eigen leerervaringen in HBO en WO. Meldt u aan op excellentie@scienceguide.nl

Uit de Sirius-publicatie ‘Op koers met excellentie’ (door: Martijn de Graaff, BureauQ)


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK