TO2 instituten op de schop
In een visie van minister Kamp van Economische Zaken over toegepast onderzoek worden een aantal veranderingen doorgevoerd bij de TO2 federatie, waarin 6 instituten zijn gevestigd, te weten TNO, DLO, het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR), ECN, Deltares en Marin. Het kabinet wil door aanpassingen in de werkwijze en aansturing, de effectiviteit en efficiency van de TO2 instituten vergroten. Onder andere door prestatiebekostiging achteraf. Hiermee is een korting gemoeid van 20% op de vaste rijksbijdrage.
Marktverstoring
Volgens EZ zijn de laatste jaren signalen gekomen dat ondanks de waarborgen die er zijn, TO2 instituten op onderzoeksterreinen actief zijn waar ook private kennisaanbieders en marktpartijen opereren, waardoor marktverstoring op kan treden. De topsectorenaanpak maakt dit risico in een aantal sectoren eerder groter dan kleiner. De instituten moeten namelijk relevant onderzoek doen voor de topsectoren.
Het risico is dat de programmering vanuit topsectoren leidt tot onderzoek waarmee de instituten in het vaarwater van private kennisaanbieders en marktpartijen terecht kunnen komen. Dit is voor minister Kamp aanleiding om het speelveld voor de instituten scherper af te bakenen.
In overleg met het veld zijn gedragsregels opgesteld waarmee voorkomen moet worden dat er oneigenlijke concurrentie optreedt. Kern van deze gedragsregels is dat de instituten met de overheidssubsidie investeren in pre competitieve kennisvragen die bedrijven zelf onvoldoende oppakken en geen onderzoek doen dat door marktpartijen al met voldoende diepgang wordt gedaan.
Prestatiebekostiging
De vaste rijksbijdrage daalt van 2011 tot 2016 met gemiddeld zo’n 20%. In plaats daarvan volgt de financiering meer dan voorheen de maatschappelijke en bedrijfsmatige vraag, het privaat commitment en is deze ook afhankelijk van de prestaties die worden geleverd. De instituten zullen in de toekomst nog meer worden beoordeeld op de kwaliteit en impact die ze leveren.
De instituten zijn op het terrein van kwaliteitsmeting zeer actief, maar de wijze waarop verschilt sterk. Het doel is meer grip te krijgen op de kwaliteit en output, om daar ook meer op te kunnen gaan sturen en afrekenen. Hiertoe zal volgens EZ geïnvesteerd worden in meer eenduidige monitoring, effectmeting en evaluatie.
Deze monitoring moet ook meer inzicht geven in de verdeling van de inzet van de capaciteit van de instituten over lange termijn onderzoek, onderzoek in topsectoren en onderzoek voor maatschappelijke en beleidsmatige vraagstukken, en de synergie daartussen. Aan de hand van deze evaluatie zal worden besloten over de financiering voor de volgende vier jaar.
Daarmee kan de financiering meer afhankelijk worden gesteld van de kwaliteit van het onderzoek. Ook de maatschappelijke impact en de private bijdrage gaan een rol spelen bij de toekenning van de financiering door het rijk. Het belang van een dergelijke evaluatie neemt toe omdat de overheid in topsectorenbeleid minder gedetailleerd en minder vooraf op inhoud aanstuurt.
Meest Gelezen
‘Compensatoir toetsen komt kwaliteit hoger onderwijs wél ten goede’
‘Juist bij flexibiliteit heeft student behoefte aan structuur’
Minister: “Verengelsing ondermijnt de toegankelijkheid van universiteiten”
Wet leeruitkomsten: Doorgeschoten individualisering of broodnodige keuzevrijheid?
Kamer zet voorlopig streep door volgende ronde Groeifonds