Het ontfuiken van de leraar

Nieuws | de redactie
20 november 2013 | De universiteiten willen graag van alles doen om meer leraren op te leiden. Maar over het hoe en ‘wat werkt’ is men nogal verdeeld. Het HBO vindt veel van de ideeën onbekookt. “Ik vind het vooral zo sneu voor al onze 1100 masterstudenten,” zegt men bij Fontys. “Die begonnen te mailen: ‘moet ik nu maar stoppen?’“

Dat er nu toch echt iets moet gebeuren om de academische, eerstegraads lerarenopleidingen aan de universiteiten van een verdere marginalisering te verlossen, was duidelijk toen minister Bussemaker haar Lerarenagenda presenteerde.

Zij zei het nog heel omfloerst en positief van toon, maar haar boodschap was erg helder: nu of nooit. Zij ging er van uit dat “de VSNU nu veel gevoel van urgentie kent bij de ULO’s en ook bij de Academische Pabo. Deze moeten beslist doorgaan, al mag het niveau daarvan nog verder omhoog.”

Verantwoordelijkheid bij universiteiten

VSNU-voorzitter Karl Dittrich gaf bij de presentatie van zijn actieplan op dit terrein dat gevoel van urgentie aan, kijkend vanuit zijn voorbije periode als ‘tsaar van de kwaliteit’ van het HBO en WO. “Ik ben nu een jaar werkzaam bij de VSNU en ook in mijn verleden bij de NVAO onderkende ik dat de lerarenopleidingen altijd een onderwerp van discussie waren. Ik geloof niet dat er ooit een visitatie is geweest waarbij men tegen ons zei: ‘Je komt op het juiste moment! We zijn net klaar met ons programma.’ We kwamen altijd op een slecht moment.”

Het aantal docenten met een academische achtergrond nam de afgelopen decennia sterk af, zo stelde hij vast. “Ik schrok me dood toen ik las dat in sommige gemeenten en met name in de Randstad in het VWO zo weinig mensen inmiddels zelf een academische opleiding had genoten en dat er zo’n 20 tot 30 procent onbevoegde leraren waren. Het leek wel of ze het een onaantrekkelijk beroep vonden. Een beroep met weinig autonomie, met een laag salaris en met een organisatie van de scholen, waarin het allemaal een beetje gestold lijkt.”

Dittrich noemt het de verantwoordelijkheid van de universiteiten, “dat er altijd bevoegde leraren voor de klas staan. Dat legt ook druk op onze schouders en op de eisen die gesteld worden aan de instroom. Er moet meer gebeuren aan matching en selectie bij de instroom. We moeten net als bij de landmacht durven zeggen: ‘U bent geschikt, of ongeschikt’.”

Geen beleidsplan, maar een actieplan

VU-rector Van der Duyn Schouten vond concrete, urgente actie nu ook meer nodig geworden. “De betekenis van de docent die is enorm groot en die rol hebben we in de afgelopen decennia niet goed weten te waarderen. Toen mij gevraagd werd om een plan van de VSNU hierover in ontvangst te nemen, vroeg ik: ‘is het een beleidsplan? Want dan ben ik niet beschikbaar.’ Ze zeiden: ‘Nee, het is een actieplan!’ Toen heb ik mijn agenda schoongeveegd, want voor een actieplan ben ik in.”

Hij wees er op, dat de verwachtingen van de academische docent onhelder zijn geworden. Vroeger was het toch wel zo, dat “een docent altijd van goeden huize moest komen, het was iemand die vakkennis moest hebben, maar dan wel zodanig dat hij boven de stof stond. Hij moest een bron van inspiratie zijn, didactisch en pedagogisch bekwaam.”

“Dat laatste aspect is toch een lastiger element in het vak geworden, omdat voorheen ‘de orde’ op een andere manier werd gehandhaafd en ook de vraag naar het gezag van ouders veel belangrijker geworden is. Het is daarom zeer verontrustend dat een hoog aantal nieuwe docenten het onderwijs verlaat als ze net begonnen zijn.”

Vanuit passie voor het vak

Daarmee komt ook in het WO meteen de vraag op tafel over de Kamermotie van VVD-woordvoerder Duisenberg of om alleen academisch opgeleide docenten toe te gaan staan in het VWO wenselijk, realistisch en kwalitatief adequaat is. Dat een meerderheid en staatssecretaris Dekker die uitspraak zich eigen maakte, maakt de betekenis ervan belangrijk.

Lector van het Jaar Marco Snoek (HvA) en de UvA-hoogleraren Ron Oostdam en Ruben Fukkink zetten daar al vast stevige vraagtekens bij. Alleen al omdat we over de graden van docenten ook in Europa met BaMa heldere afspraken hebben gemaakt en omdat de meeste VWO’ers later veeleer in de beroepspraktijk van vele professies terecht zullen komen en niet in de academische wereld.  

“In vergelijking met de universitair geschoolde docenten hebben de HBO-masters een andere route gevolgd,”schrijven zij. “Zij hebben een vierjarige bachelor opleiding gedaan, waarin ze hun passie voor een vak hebben ontwikkeld. Niet vanuit een oriëntatie om actief bij te dragen aan de wetenschappelijke ontwikkeling van dat vak, maar vanuit het perspectief om hun passie voor het vak te delen met leerlingen en hen te ondersteunen in het leren van dat vak.”

“Na een aantal jaren les te hebben gegeven, hebben zij er vervolgens voor gekozen door te groeien naar een eerstegraads bevoegdheid via een professionele master. Dat betekent drie jaar aanvullende verdieping van (wetenschappelijke) vakkennis, aangevuld met onderzoek naar het lesgeven in dat vak.”

“Hun opgedane leservaring krijgt tijdens deze professionele master een aanzienlijke verdieping. Eerstegraads leraren met een hbo-achtergrond brengen dus niet alleen zeven jaar studie naar vak en didactiek mee naar de bovenbouw van het vwo, maar ook veel onderwijservaring.”

Duw voorwaarts in het debat

De VSNU denkt daar voorlopig wat anders over. Karl Dittrich zei: “Tot mijn verassing was er een Kamerdebat dat tot de uitspraak leidde, dat er alleen nog maar academische geschoolde voor de klas mogen staan in het VWO. Ik snap dat de Vereniging Hogescholen dit een vervelend debat vond, maar ik heb hier geen afstand van genomen, ik dacht ‘het past wel een beetje bij ons’.”

Hij geeft er de voorkeur aan dit debat maar eens te laten ‘uitrollen’. “We kunnen nu beter een duwtje voorwaarts krijgen in plaats van dat we zeggen ´ho, ho, ho Kamer, u moet even wat gas terug nemen´. Ik dacht: ‘laat maar even lekker lopen’.”

Dittrich acht deze discussie en conclusie van de Kamer “niet ten nadele van mensen die via de hogeschool worden opgeleid tot een eerstegraads docent. Dat er meer academici voor de klas zouden komen, dat sluit wel naadloos aan op onze eigen agenda.”

Er komt een gigantisch tekort aan

De UU-decaan prof Theo Wubbels luisterde dit allemaal hoofdschuddend aan. Hij rekende voor, dat de voorstanders van de motie-Duisenberg voor een verdubbeling van dat zo nijpende tekort aan hoogwaardig opgeleide leraren in het VWO zullen zorgen.

Wubbels zei bij de presentatie van het VSNU-actieplan onder meer: “Er komt een gigantisch tekort van ongeveer 2200 fte aan. Als straks een kwart van de universitair opgeleide leraren afscheid neemt wordt dat tekort nog eens verdubbeld. De vergrijzing is echt desastreus voor het onderwijs, als wij niet oppassen nu. Er komt echt een gigantisch tekort aan.”

“Het is misschien allemaal wel aardig wat de heer Duisenberg nu heeft voorgesteld met alleen maar academische leraren in de bovenbouw van het VO. Maar wees dan eerlijk,” vervolgde Wubbels. “Daarmee wordt het tekort minstens nog eens verdubbeld.”

“Feitelijk is het zo dat de helft van de eerstegraads leraren niet academisch wordt opgeleid maar via het HBO in het VO komt werken. Als Pieter Duisenberg echt bedoelde te regelen dat er straks alleen academische, universitair opgeleiden voor de VWO-klas mogen staan, wordt het tekort aan adequate docenten echt veel erger.”

Leraarsberoep is fuik geworden

Daarom spraak de UU-decaan uit dat hij “een hart onder de riem wil steken van het HBO. Naar mijn mening gaat het niet zozeer om de docent vanuit de universiteit of vanuit de hogeschool. Het gaat erom dat we er naar streven dat leerlingen uit het VWO leraar willen worden! Dat is eigenlijk de kern waar het in al die voorstellen om zou moeten gaan. Als we VWO’ers naar het leraarsberoep weten te trekken, dan kun je deze studenten een heel andere opleiding gaan geven dan wanneer het bijna alleen Havisten zijn die wij naar het beroep trekken.”

Wubbels wilde daarom aandacht voor de successen die laten zien dat met deze inzet veel mogelijk blijkt. “In Utrecht hebben we het programma ‘ontfuiken’. Waar gaat het namelijk om? Het leraarsberoep is ‘een fuik’ geworden en daar willen we vanaf. We willen dat mensen na of naast het leraarschap ook iets anders kunnen doen. Als we bij die benadering vervolgens gaan doen alsof dat een probleem is, ja dan ís het meteen ook een probleem.”

“Wanneer wij met elkaar vaststellen dat vele jonge docenten in de eerste drie jaar na hun intrede in de school, in de beroepspraktijk uitvallen omdat het te zwaar blijkt te zijn, dan moeten we daar inderdaad iets tegen doen. Maar we moeten ook rekening ermee willen houden dat mensen andere mogelijkheden hebben, naast en na het leraarschap.”

“‘Eerst de klas’ is een mooi voorbeeld daarvan. Uiteindelijk is dat toch bedoeld om mensen in te laten stromen die zulke mogelijkheden hebben. Dus laten we daar rekening mee houden, zodat ze op basis van een bijzondere ervaring als jonge docent later als dat kan en hen trekt nog een mooie, andere carrière gaan doen.”

Vele kansen gemist

Wubbels legt de nadruk dan ook op de kwalitatieve herkomst van de docent, niet op de route waarlangs deze naar het beroep komt. “Waar moeten we ze vandaan halen? Dat is voor mij de vraag. De eerste uitdaging voor het WO is: ‘hoe krijgen we zoveel mogelijk VWO’ers naar de lerarenopleiding?’ Om te beginnen bij het primair onderwijs. Daar leveren we zo’n 500 mensen voor af dankzij de dubbele bevoegdheid die in de Academische Pabo mogelijk wordt gemaakt.”

Doordat er zo’n beperkt repertoire is van mogelijkheden om een academische leraar te worden, worden vele kansen en aspiranten gemist. Wubbels wees op verschillende routes die nu niet bewandeld worden en ook in het actiepan van de VSNU niet helder op tafel komen.

“De zijinstroom is waanzinnig belangrijk wat dit betreft. Dat geeft kansen om ‘carrièreswitchers’ binnen te halen. Die komen niet perse in september binnen, die komen elk moment. We moeten zorgen dat we die mensen maatwerk bieden en dat moet beginnen op de eerste dag dat ze de school binnengaan.”

Controversieel binnen WO 

Er is bovendien een probleem aan het komen binnen het WO zelf. Zo moeten universiteiten het “beter mogelijk maken uit de brede bachelor opleidingen mensen leraar te laten worden die de ‘vakinhoud’ van wat de VO-scholen vragen daarin niet precies gehad hebben. We moeten dat aandurven, want wij denken dat een academisch gevormde jongere dat deel van het vak er snel bij kan leren.”

Ook speelt er nog het probleem, dat strikte disciplinaire afscheidingen de toestroom naar het vak van docent belemmeren. “Als je scheikunde hebt gestudeerd dan moet het toch ook mogelijk zijn om VO-docent in de natuurkunde te mogen worden? Dat is nu nog steeds een controversieel onderwerp,” betreurt Wubbels in dat verband.

OCW wil concretisering

Vanuit OCW werden de universiteiten nog eens opgepord om hun voornemens zo concreet mogelijk te maken. “De agenda van de VSNU druipt van de ambitie, en terecht,” zei de directeur Lerarenbeleid, Hans van der Vlugt. Maar dan moet men ook concreet durven zijn “en op dit punt lijkt de universitaire wereld toch wat voorzichtig als het gaat om het afspraken maken over het behalen van aantallen nieuwe docenten. Via trajecten als ‘Eerst de klas’, via het onderwijstraineeship zal men dat toch concreet moeten gaan doen.”

“Ik moet zeggen dat ik het persoonlijk jammer vind, dat dit nog zo voorzichtig gaat. Alle energie die wij hebben moeten inzetten daarvoor rechtvaardigt dat we dit met veel elan gaan doen. Programma’s als ‘Eerst de Klas’ zijn een heel mooi instrument om te zorgen dat er veel meer mensen met talent ook echt een uitdaging in de school krijgen.”

De Leidse decaan voor de geesteswetenschappen spoorde daarom zijn collega’s aan in de eigen kring oplossingen te treffen voor problemen zoals Wubbels aansneed. “De vakken op de middelbare school bestaan in die vorm niet meer als opleidingen of disciplines aan de universiteit. We krijgen veel meer brede bachelors en daarom moeten we oplossingen bedenken.”

“Er is echt een tekort aan docenten Duits van hoog niveau. Hoe zorgt u er dan voor dat iemand die letterkunde heeft gestudeerd en onderzoek heeft gedaan naar Duitse literatuur ook via die weg leraar Duits kan worden via de lerarenopleiding?”

OCW ziet fundamentele discussie

OCW-topman Van der Vlugt was daarbij open over de bereidheid tot veel meer ‘out of the box’ te denken. “Sommigen van u komen met ideeën die inhouden dat we het moeten gaan hebben over een stelseldiscussie. Zou de initiële lerarenopleiding verlengd moeten worden? Welnu, dan kom je natuurlijk in een fundamentele discussie terecht. Het enige wat ik daar nu van kan zeggen, is dat daar niets over staat in de Lerarenagenda. Maar natuurlijk denken we na.”

“Ik vind het interessant om te bezien hoe wij meerdere toegangswegen naar het vak van leraar beter kunnen organiseren. Of we als eerste dan uit moeten komen op het verlengen van de initiële opleiding, dat weet ik nog niet. De initiële opleiding moet in elk geval wel een veel grote betrokkenheid hebben bij de fase dat jonge leraren net klaar zijn met hun opleiding en de praktijk in stromen. Dat past ook sterk bij de school als een lerende organisatie.”

Zorgen in het HBO

Vanuit het HBO wordt de universitaire discussie met grote zorg gadegeslagen. Naast de scherpe analyse van lector Marco Snoek werd vanuit Fontys tegen de VSNU-deelnemers het volgende gezegd over de impact van de motie-Duisenberg. “Ik vind het vooral zo sneu voor al onze 1100 masterstudenten,” zei men vanuit deze grote hogeschool.

“Die begonnen te mailen: ‘Ik werk nu in de onderbouw van het VO en ik heb nu een lerarenbeurs, want daarmee wil ik een eerstegraads leraar worden. Moet ik nu maar stoppen? Want als straks alleen nog maar universitair geschoolde studenten aan de bak komen, waarom doen wij dan nog ons best om te professionaliseren op deze manier?’”

De betrokken lerarenopleider van Fontys vond “de manier waarop Duisenberg zijn voorstel bracht allemaal gestoeld op onderbuikgevoelens. Hij heeft nooit onderzoek gedaan naar de vraag: ‘welke leraar zorgt dat leerlingen betere VWO-resultaten behalen? Wie zorgt dat ze naar de universiteit gaan en wie zorgt dat leerlingen het in hun studie naar hun zin hebben?’ Als voormalig rector van een middelbare school vond ik natuurlijk ook, dat er academische leraren moesten komen in mijn school, maar ik keek ook naar andere kwaliteiten.”

Ophouden elkaar de maat te nemen

Deze Haagse discussie maakt de HBO-lerarenopleiders even bezorgd als dat bij prof. Wubbels het geval was, bleek in het debat. “Dit houdt ons er af van waar het om moet gaan,”zei de Fontys-vertegenwoordiger. “We moeten zorgen dat de leerling goed onderwijs krijgt. We moeten elkaar daarom op gaan zoeken daarvoor, vooral in de regio. We moeten ophouden elkaar de maat te nemen als HBO of WO, we moeten deze agenda van de VSNU uitvoeren en dat moeten we samen doen.”

Ambtelijk OCW liet blijken net zo te denken. Hans van der Vlugt zei: “De motie-Duisenberg dat is een mooie motie, breed aanvaard door de Kamer. Ongeveer 60 % van de bovenbouw-docenten in het VWO is nu nog academisch gevormd, maar daar komt een grote uitstroom met de vergrijzing. De eerste ambitie zou dan ook moeten zijn om dat percentage nog wat te verhogen, ondanks die dreigende trend.”

“Wij zullen daarom blijven inzetten op het gebruik van nuttige instrumenten als de lerarenbeurzen om meer master-opgeleide leraren te krijgen. En we blijven werken, nu met €100 miljoen erbij om ‘Eerst de klassers’ de scholen in te krijgen. We zijn ook blij dat de VSNU flink gaat trekken aan de vorming van meer academisch gevormde leraren. We kunnen in dit opzicht ook positief zijn, want hun aantal is inmiddels enorm gestegen. Laten we die trend gewoon doorzetten.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK