Nederlands WO veel meer top down

Nieuws | de redactie
25 februari 2014 | Karen Maex, de oud vice-decaan van de KU Leuven moest leiding gaan geven aan de gezamenlijke bètafaculteit van VU en UvA. Nu deze stokt, werpt zij toch een blik vooruit. “Met de samenwerking wil ik Amsterdam als een eengemaakt en gezamenlijk blok naar voor schuiven.”

Sinds 1 januari is Karen Maex decaan van drie bètafaculteiten op de UvA en de VU. Aanvankelijk was het idee dat deze faculteiten zouden fuseren onder de naam AFS. Daarover gaf zij bij haar aantreden ook een interview aan ScienceGuide.

Alles vaster in Vlaanderen

Studenten en medewerkers hadden op de UvA onvoldoende vertrouwen in de opzet van de samenwerking en stemden tegen de bètafusie. Karen Maex blikt nu terug op deze periode in een interview met het Vlaamse universiteitsblad Veto. Maar stelt ook scherp hoe de bètasamenwerking nu wel vorm moet gaan krijgen.

Maex kwam naar Amsterdam, omdat ze de bètafusie als nieuwe aanpak een uitdaging vond. “In eerste instantie vind ik het project erg uitdagend. Maar het feit dat het in een land is met een heel andere regelgeving, maakte het extra interessant voor mij. Het is goed om gekende kwesties eens vanuit een totaal ander standpunt te benaderen. In Amsterdam is het mogelijk om bepaalde structuren aan te passen, terwijl in Vlaanderen alles vaster is. Er zijn veel gelijkenissen met mijn vorige functies. Maar door de verschillen kun je niet meteen tot oplossingen komen, waardoor er meer ruimte is voor discussie.”

Studenten wat onwennig

De nieuwe Decaan maakt in het Vlaamse blad duidelijk, dat de zorgen van de studenten volgens haar deels onterecht waren, maar zij heeft er wel begrip voor. “Hun belangrijkste bezwaar was dat er onvoldoende draagvlak was bij de werknemers en studenten. Er was ook onvoldoende vertrouwen in de doelstellingen en de voordelen van het plan. Zij vreesden bijvoorbeeld dat ze zouden moeten pendelen tussen twee campussen, hoewel wij hen verzekerd hadden dat de opleiding op één plaats zou aangeboden worden. Ik begrijp wel dat studenten wat onwennig zijn tegenover zo’n grote verandering.”

Toch voelt Karen Maex zich niet genoodzaakt de gedachte van een nauwe samenwerking van de faculteiten nu een halt toe te roepen, integendeel. “Het doel om verregaand samen te werken  gaat in de praktijk op vraag van velen wel door, maar de manier waarop is anders. Er wordt geen overkoepelende structuur opgericht. Concreet proberen we een basis te creëren waarin de werking van de verschillende faculteiten op elkaar afgestemd kan worden. Door onze huidige geleidelijke aanpakken ook iedereen zich in dit plan vinden.”

Internationalisering weinig benut

Over haar nieuwe doelstellingen geeft zij enkele kritische kanttekeningen voor de komende tijd. Zo merkt zij op dat internationalisering en gender nog altijd onderbelicht zijn in Amsterdam. ”Al mijn stokpaardjes zoals internationalisering, gender en innovatie komen samen in de functie. Internationalisering is zeker relevant in een wereldstad zoals Amsterdam, maar volgens mij hebben ze dat tot nu te weinig benut. Met de samenwerking wil ik Amsterdam als een eengemaakt en gezamenlijk blok naar voor schuiven. Ook op vlak van gender is er werk aan de winkel.”

Gender is voor Maex een belangrijke doelstelling, zij wil verder gaan waar de overheid weinig ambitie of actie vertoont met het stimuleren van meer vrouwelijke professoren. “Zeker in de wetenschappelijke disciplines is er nog een vrouwelijke achterstand. In Vlaanderen is de omgeving opener en zijn er al meer maatregelen, zoals kinderopvang, gerealiseerd. De Nederlandse overheid heeft voorlopig geen plannen voor quota, maar er is wel het bewustzijn dat er iets moet veranderen.”

“Ik wil nog een paar stappen vooruit zetten. De comités die nieuwe professoren aanstellen, moeten ook actief naar vrouwen zoeken. De geselecteerde kandidaat moet wel de beste kandidaat blijven. Bij elk voorstel dat gedaan wordt, zal ik vragen of er ook vrouwen bijzitten.”

Wennen aan besturing

De organisatie en de besturing van Nederlandse universiteiten ziet zij trouwens als bepaald anders van aard dan men in Vlaanderen gewend is. Zo noemt zij de top down organisatie in ons land als een opvallend verschil met de zuiderburen.

“Onderwijs en onderzoek worden gefinancierd met verschillende geldstromen en worden anders bestuurd. Dat is wennen in het begin. Door de grootte van Nederland is er meer uitwisseling en mobiliteit van onderzoekers en docenten tussen de verschillende nationale universiteiten. Dat verhoogt de regionale diversiteit. Nederlandse universiteiten worden ook veel meer top down georganiseerd in vergelijking met Vlaanderen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK