Doorbreek de kring van wantrouwen

Nieuws | de redactie
23 september 2014 | “Professionele visitatiemachines zoals de Nederlands-Vlaamse NVAO mogen hun ideologie niet opleggen. Die is vaak mechanisch-constructivistisch. Zonder enig heimwee naar een waarachtig intellectueel discours.” Rik Torfs opende het Academisch jaar in Leuven met vrolijke prikkels, ook over leenstelsels.

Hieronder leest u de rede van de KU Leuven rector.

‘Een universiteit mag geen grenzen hebben. Maar wat zijn grenzen? Er zijn er vele. Ze kunnen geografisch zijn, financieel, mentaal.

De geografische grens betekent op het eerste gezicht weinig, biedt veiligheid aan wie angstig is. Tussen Noord- en Zuid-Tirol verschilt de bouwstijl nauwelijks, is de taal identiek, verbindt de geschiedenis, verdeelt ze tegelijk. Onderschat geografische grenzen evenwel niet. Ze bepalen of je al dan niet een crimineel bent. Ook in de Europese Unie mag je in het ene land sneller rijden dan in het andere, meer of minder alcohol in je bloed hebben aan het stuur. Criminaliteit hangt niet af van de daad zelf, maar van de plaats waar iemand ze begaat. Dat stelde Blaise Pascal al vast: “Plaisante justice qu’une rivière borne, vérité en deça des Pyrénées, erreur au-delà.”

Grenzen overschrijden

Universiteiten zijn er om die grenzen te overschrijden. Wetenschap kent er immers geen. Natuurlijk bestaan er, in het ene wetenschapsgebied meer dan in het andere, methodologische verschillen. De continentale filosofische traditie is anders dan de Angelsaksische. Maar dat leidt zelden tot een onoverbrugbare kloof. De betrokken filosofen blijven elkaar als filosoof beschouwen, en doen ze dat niet, dan gebeurt zulks op een manier die het tegendeel bewijst.

De KU Leuven kiest resoluut voor een internationale aanpak. Of eerder, ze komt er automatisch bij uit. Wie zijn vak bedrijft zoals het hoort, kan niet binnen zijn eigen grenzen blijven. Zeker niet in Vlaanderen, een betrekkelijk sympathiek land uiteraard, niet in het minst omdat het bijzonder moeilijk is een volledige week binnen zijn grenzen te blijven. Dertig procent van de gedurende de voorbije jaren aan onze universiteit benoemde professoren zijn geen Belg. En we telden vorig jaar 9930 buitenlandse studenten, een aantal dat elders in ons land niet wordt benaderd. Met onze sterk gestegen inschrijvingsaantallen  zit daar nog heel wat groei in.

Wij bekrachtigden wat al leefde

Ondertussen leggen professoren en onderzoekers zelf hun externe contacten. Het universiteitsbestuur kan en mag niet in hun plaats treden. Het is er om projecten te faciliteren, niet om marsorders uit te delen. Ziedaar de betekenis van een goed begrepen subsidiariteit. Dat we in mei van dit jaar een overeenkomst van bevoorrecht partnerschap ondertekenden met de Universiteit Stellenbosch, bouwt voort op deze gedachte. Want met deze universiteit lopen er sinds het nieuwe Zuid-Afrika in 1994 van start ging, talloze samenwerkingsprojecten in verschillende faculteiten. Wij bekrachtigden dus enkel wat op de werkvloer al leefde.

Ik verwelkom met bijzonder veel genoegen de ruime delegatie uit Stellenbosch die hier vandaag aanwezig is. En vanzelfsprekend gaan mijn gedachten uit naar rector Russel Botman, die op 28 juni, enkele weken na de ondertekening van het akkoord, onverwacht overleed. Ik had hem hier verschrikkelijk graag begroet. En hijzelf keek uit naar een korte sabbatical in Leuven.  Maar in onze herinnering blijft hij present. Als een volbloed academicus, die tegelijk de moed had politiek stelling te nemen als het voor de samenleving en de universiteit noodzakelijk was. Academici mogen zich nooit achter de waardigheid van hun ambt verschuilen om hun gebrek aan morele moed te verbergen.

Politieke macht is schaars

Mensen zoals Russel Botman dragen ertoe bij dat in de academische wereld de grenzen gemakkelijker worden overschreden dan in de politieke. Ook wanneer landen onderling ambassadeurs terugroepen, producten boycotten, met elkaar in oorlog zijn, houden academici contact. Misschien omdat politieke macht schaars is, economische belangen vaak tegenstrijdig zijn, terwijl kennis en wetenschap enkel de blik verruimen. Je kunt er nooit teveel van hebben. De competentie van de ene verhindert die van de andere niet. Hoe meer je weet, hoe minder je eigen kennis je de weg verspert.

Universiteiten zonder grenzen spelen een unieke rol, omdat zij ook andere mensen in de samenleving helpen grenzen te overschrijden. Een voorwaarde hiertoe is academische vrijheid en onafhankelijkheid. Natuurlijk mogen professoren of onderzoekers goede relaties hebben met politici -sommige zijn zelf politicus of zijn het geweest- maar ze moeten blijven opkomen voor hun eigen mening, altijd op zoek als ze zijn naar waarheid en waarachtigheid. Ze mogen niet te gemakkelijk denken dat ze tegen politici aardig moeten zijn, want wie betaalt, bepaalt, zoals dat tegenwoordig heet. Ten onrechte. Politici zijn immers geen eigenaars van het geld dat ze geacht worden als goede huismoeders te beheren en uit te geven. En gehoorzaamheid mag dan al een deugd zijn, ze is zeker niet de belangrijkste.

Torenhoge belastingen

Grenzen kunnen, naast geografisch, ook financieel zijn. Het is een verworvenheid in Vlaanderen dat de studiekeuze vrij is. Dat jongeren dus mogen studeren wat ze willen, dat er geen enkele financiële barrière is die zulks verhindert. Dat klinkt genereus, maar is enkel de logische consequentie van de West-Europese sociale welvaartsstaat, met, en zeker bij ons, torenhoge belastingen waar wel iets tegenover mag staan. Vandaag wankelt dit model op zijn grondvesten. Vooral op twee domeinen.

Vooreerst bestaat er enig scepticisme tegenover de vrije studiekeuze. Voor sommige, vaak maar niet uitsluitend, technologische richtingen zijn er –of beter: waren er- wel eens wat minder kandidaten, terwijl andere, vaak zogenaamd softe opleidingen, met een grote toeloop van studenten werden geconfronteerd. Moet er door de overheid niet meer sturend worden opgetreden? Wie die aanpak bepleit, zegt tegelijk impliciet dat het onderwijs de dienares is van de economie. Die stilzwijgende hiërarchie is onaanvaardbaar.

Afgestudeerde papegaaien

Universitair onderwijs dient op de eerste plaats persoonsvormend te zijn, een benadering die het nieuwe onderwijsplan van onze universiteit krachtig bepleit. Overigens is de economie niet geholpen met pas afgestudeerde papegaaien,  maar juist met jongeren die breed zijn gevormd en over een kritische geest beschikken, en daardoor de mentaliteit en creatieve kracht hebben om in zeer uiteenlopende omstandigheden professioneel overeind te blijven. Kortom, universiteiten vormen sterke personen die op hun beurt de economie nieuwe impulsen geven. Uiteraard mag deze persoonsgerichte houding niet tot naïviteit leiden. Studenten verdienen het ernstig te worden geïnformeerd over de toekomstmogelijkheden van de studierichting die hun voorkeur geniet. Niet alleen het comfort of het plezier van het studeren zelf telt. Toch blijft de stelling overeind dat wie werkelijk uitmunt in zijn vak, welk het ook is, heel veel kans maakt op een geslaagd beroepsleven.

Vroeg of laat het licht uit

Een tweede probleemgebied, naast dat van de vrije studiekeuze, gaat over de financiering zelf. De Vlaamse regering vindt dat op het universitair onderwijs moet worden bespaard, alsof wij naast grijze hersencellen nog andere belangrijker grondstoffen hebben. Dat is geen goed idee. Meer dan dat. Zoals de Talleyrand ooit zei : c’est pire qu’un crime, c’est une faute. Zonder een adequate financiering van de universiteiten gaat in Vlaanderen vroeg of laat het licht uit, of het nu bij gebrek aan denkkracht is dan wel bij gebrek aan elektriciteit.

In Nederland voet aan wal

Verhoogde studiegelden zijn verre van wenselijk, en dreigen studenten van de universiteit weg te houden. We moeten absoluut bij de landen blijven, die lage studiegelden innen. Bijzonder gevaarlijk zijn studieleningen. Zij corrigeren of moderniseren het model van de West-Europese welvaartsstaat niet langer, zij hervormen het grondig, in de richting van de Amerikaanse benadering. Dat is niet aanvaardbaar. We mogen niet uitkomen bij het sociale deficit van de Verenigde Staten, terwijl de belastingen op hun Europees duizelingwekkend hoog blijven. En laten we niet naïef zijn. Op heel veel gebieden veroveren Amerikaanse “cultuuruitingen” Europa via het Verenigd Koninkrijk om uiteindelijk in Nederland voet aan wal te zetten op het Europese continent.

Dat geldt voor evoluties in kerkelijk recht, voor venerische ziekten, maar ook voor studieleningen, die niet enkel als gevolg hebben dat afgestudeerden met schulden beladen aan het beroepsleven beginnen, maar ook dat ze impliciet naar studierichtingen worden gedreven die hen lucratieve perspectieven bieden. Studeren om toch economisch te slagen, als alternatief voor wie niet genoeg klasse heeft om beroepsvoetballer te worden, het beste dat een jongere kan overkomen. Een jongere? Een jongen, meisjes worden nog altijd vaak vergeten. En vaak vergeten we dat ze vergeten zijn.

Schijnbaar onschuldige invoering van studieleningen

Onderschat ondertussen de schijnbaar onschuldige invoering van studieleningen niet. Zij staan voor een veranderend maatschappijmodel, waarin het evenwicht tussen meritocratie en zorg voor zwakken definitief in de richting van eerstgenoemde overhelt. Waarin ook de ruimte voor meer diversiteit onder het mom dat er op dat punt niets verandert, feitelijk wordt verkleind. Het is de plicht van academici om veranderingen op tijd te zien, niet aan de hand van spectaculaire keerpunten in de geschiedenis, maar wel door te beseffen hoe ze sluipend, geruisloos, onmerkbaar in ons leven binnendringen.

Kortom, de universiteit moet, naast geografische, dus ook financiële grenzen opheffen. En mag zeker niet meewerken met wie het tegendeel wil doen. Niet de universiteit leeft boven haar stand, maar de overheid. Niet de student doet dat nu, maar zijn grootouders deden het vroeger.

Tegelijk is er nog een derde grens die mij gevaarlijk lijkt, een grens die niet gemakkelijk wordt onderkend, wat wel vaker gebeurt met grenzen die we onszelf opleggen. Ik bedoel de grenzen van het huidige publieke discours, die in Vlaanderen duidelijker zijn dan in België, in België sterker dan in Europa.

Eigenlijk is dat discours sinds een tiental jaren in toenemende mate neo-sciëntistisch. Er heerst een bizar geloof in de almacht der exacte wetenschappen. Overigens niet bij de beoefenaars ervan, die de gewoonte hebben nuchter te denken. Maar juist bij een breder publiek, dat zelf een beperkte wetenschappelijke vorming genoot en daaruit vaak vooral onthield dat wiskunde een moeilijk vak is. Dit irrationele geloof in de ratio berust op hang naar zekerheid en vrees voor het onbekende. Terwijl vroeger het geloof in een God soelaas leek te bieden, is het nu eerder het ongeloof in hem, aangevuld met de diep gekoesterde overtuiging dat de wetenschap voor elke huidige en toekomstige vraag een oplossing zal bieden.

Laten we niet over goden spreken

Als een punt omega. Als een Hegeliaanse eindpunt. Deze een-dimensionele kijk op de werkelijkheid, leidt tot een schromelijke verarming van onze denkcultuur. Natuurlijk is het de taak van de universiteit om wetenschappelijke vooruitgang te zoeken en te boeken, maar zonder de werkelijkheid tot wetenschap te herleiden. Voor kunst, schoonheid, reflectie of levensbeschouwing blijft er weinig ruimte over, hoe belangrijk die domeinen ook zijn voor de ontwikkeling en vorming van een mens. Laten we dus nu en dan over goden spreken ook al twijfelen we misschien aan hun bestaan.

De verenging van de levensbeschouwelijke discussie heeft ook gevolgen op ethisch vlak. Ethiek wordt steeds normatiever, dus eenvoudiger, en wordt vaak bedreven aan de hand van containerbegrippen zoals het zelfbeschikkingsrecht. Dat laatste gaat al te gemakkelijk uit van de lucide, intellectueel superieure mens die weet wat hij wil en heldere keuzes weet te maken tot in de kronkeligste meanders van zijn gehavende bestaan.

Maar is elk mens daartoe in staat? Wat betekent het zelfbeschikkingsrecht van een geïnterneerde die al jaren zonder degelijk medische begeleiding vegeteert in een vergeetput van de samenleving? Hoe verenig je het recht op zelfbeschikking met de bestrijding van zelfdoding, bij jongeren, maar ook bij mensen die koel een balans van hun leven opmaken – kunstenaars plachten dat wel eens te doen- en tot de conclusie komen dat ze nooit artistieke glorie zullen oogsten, weshalve sterven zinvoller is dan leven? 

Moreel arrivisme

Hedendaagse ethiek leidt verder vaak, om een uitdrukking van filosoof Marc De Kesel te gebruiken, tot moreel arrivisme. Zoals bij herdenkingen van oorlogen, wanneer de hulde die we brengen aan hen die onnodig stierven, vaak sluimerend gepaard gaat met een eerbetoon aan onszelf. Want de fouten die mensen uit de vorige generaties begingen, zouden wij nooit hebben gemaakt. Denken we. Elke generatie overschat zichzelf.

De universiteit zonder grenzen. Het  thema van deze toespraak heeft een geografische, een financiële en een politieke dimensie. Daarachter schuilt een visie op de universiteit die als lichtbaken voor de samenleving fungeert. Waarop mensen kunnen rekenen. Waarin hoogwaardig onderwijs, grensverleggend onderzoek en een moedige bijdrage tot het maatschappelijke debat hand in hand gaan. Een universiteit waarop de samenleving kan bouwen. Die burgers weer vertrouwen schenkt in de wereld en het land waarin zij wonen, in het leven dat zij leiden, hoe onvolmaakt ook. Maar een universiteit die ook vertrouwen verdient. Daarom moet er dringend verandering komen in het visitatiesysteem dat onze universiteiten treft. Dat er een instellingsreview komt, die onze mogelijkheden onderzoekt om zelf voor kwaliteitszorg in te staan, is enkel aanvaardbaar als de huidige opleidingsvisitaties in een eerste fase worden opgeschort en op termijn verdwijnen.

Ideologie niet opleggen

Bovendien mogen professionele visitatiemachines zoals het Nederlands-Vlaamse NVAO hun ideologie niet opleggen. Die is vaak mechanisch-constructivistisch. Zonder enig heimwee naar een waarachtig intellectueel discours. Met een duidelijke voorkeur voor tot in detail uitgeschreven doelstellingen en heel concrete streefcijfers. Met een nauwelijks verholen liefde voor een centralistisch universitair bestuur. Erasmus, Vesalius en Thomas More zouden het vandaag heel moeilijk hebben. Toegegeven, vroeger hadden ze het eveneens lastig. [Thomas More is in Londen publiekelijk onthoofd onder koning Henry VIII, red.]

Maar ook de onderliggende visie van de overheid, zoals die de eerste jaren van dit millennium gestalte kreeg, is verontrustend. Die evolueerde van high trust in de universiteiten tot low trust. Dat is een verkeerde instelling. Wie op wantrouwen stuit, zal dat wantrouwen niet beschamen. Maar het omgekeerde geldt ook: in een vitale samenleving leidt vertrouwen tot verantwoordelijkheidszin. Dat betekent niet dat we zonder zelfkritiek op ingeslagen paden verder denderen. We kijken uit naar een instellingsreview zonder onaanvaardbare ideologische vooronderstellingen. En we zullen met plezier onze eigen opleidingen controleren, met behulp van buitenlandse collega’s die hun in hun vakgebied coryfeeën zijn en tegelijk een humanistische visie koesteren over de universiteit.

Beste overheid, hier vandaag aan- of hier afwezig, doorbreek de kring van wantrouwen en bureaucratie. Vertrouw ons, zoals wij bereid zijn u te vertrouwen. Misschien gelooft u dat laatste niet. Ten onrechte. Ook het onwaarschijnlijke is mogelijk. Durf gewoon de grens te overschrijden.’


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK