HBO vreest lot lerarenopleidingen

Nieuws | de redactie
1 december 2014 | Het HBO poogt te redden wat er te redden valt van de toekomst van zijn pabo’s en 2e graadopleidingen. Hun kwaliteit blijft bedreigd en de universiteiten zetten een grote concurrent klaar, samen met het onderwijsveld dat tot nu toe HBO-docenten afnam.

In een serie vertrouwelijke diners organiseert de Vereniging Hogescholen een intern proces om een gezamenlijke lijn te vinden die de sector HPO -pabo tot en met masters- zou moeten behoeden voor een dreigende ondergang. Die deconfiture is zowel kwalitatief, demografisch, institutioneel als strategisch gaande en de hogescholen zijn er nu ruim tien jaar niet in geslaagd een wending ten goede te bewerken. Het is nu dus alle hens aan dek.

Portefeuillewisseling als signaal

De HO-strategienota van Bussemaker van voorjaar 2015 dreigt en de beoordeling door de Reviewcommissie HO zullen hun uitwerking niet missen. Het NVAO-oordeel over de WO-geesteswetenschappen heeft het HBO bovendien gealarmeerd.

Groepsgewijze accreditaties zullen ook daar geïntroduceerd worden, op aandringen van de eigen achterban, en de pabo’s en lero’s vrezen inmiddels de uitkomsten daarvan bij de assertieve, no-nonsense NVAO van Flierman en Demeulemeester. Deze worden met hun beleidslijn op dit terrein krachtig gesteund door de Kamer en de studentenbonden en de NVAO heeft daardoor aan respect en impact gewonnen. Hoe groot de zorgen in het HBO zijn, blijkt uit een recente portefeuillewisseling binnen het VH-bestuur. Ron Bormans wisselde de sector Techniek in voor het HPO, hoger pedagogisch onderwijs.

De kracht van dit signaal blijkt uit de recensies van wat de VH heeft gepresteerd in de herinrichting van die technieksector. De Rotterdamse collegevoorzitter kreeg grote hulde voor zijn leiderschap bij de sanering van de versnipperde opleidingen in dat domein. Martin van Pernis, president van het KIVI, zei daarover: “In de commissie over het hoger technische en natuurkundig onderwijs, welke ik zelf mocht leiden, heb ik samen met anderen, gepleit voor het drastisch terugbrengen van het aantal basisrichtingen om daarmee het onderwijs inzichtelijk te maken. Immers, bij de keuze voor een technische studie, was het een zoektocht in het ongewisse.”

“Geweldig is dat de hbo’s dit hebben opgepakt en daadwerkelijk aan de gang zijn gegaan om het aantal studierichtingen te reduceren tot 8 hoofdrichtingen. Hulde in dat verband aan Ron Bormans die hier een absolute voortrekkersrol heeft gespeeld en nog altijd speelt.” 

PO keert zich tot WO

Die voortrekkersrol zal bij de lerarenopleidingen in de HPO-sector minstens zo nodig zijn. Zo is het grote project uit die eerdere fase ’10 voor de leraar’ uitgegroeid tot een bureaucratisch monstrum, waar de opleidingen vooralsnog achter de hand over jammeren. Met detailrijke kennisbases en kennistoetsen is de flexibiliteit en ruimte voor eigen profiel en identiteit van de pabo’s en lero’s door de VH ingesnoerd met dit project.

De PO-raad ziet er niets in en richt zich nu openlijk tot de VSNU om via het WO de pabo nieuw leven in te blazen. Het afnemend veld zoekt zijn heil dus elders nu. “We zijn van plan om een universitaire lerarenopleiding voor het basisonderwijs te gaan maken. Dat is uiteraard een ingewikkelde zaak, want dat vond de Vereniging Hogescholen helemaal niet zo leuk,” zei VSNU-trekker van de lerarenagenda prof. Theo Wubbels recent. “Volgens ons kunnen een WO- en HBO-lerarenopleiding voor het PO naast elkaar bestaan. Daarover gaan we  met elkaar nog in gesprek. Er komt een kennisgroep die over een half jaar met een rapport komt over de mogelijkheden.”

Onvoldoende impact lectoren

De geheime notitie voor de ‘diners pensant’ van de VH luidt nog een andere noodklok. “Een intern advies van dhr. Frans Leijnse laat zien dat de onderzoekcapaciteit binnen de sector hpo nog te wensen overlaat. Geadviseerd wordt om veel meer focus en massa op te zoeken ten behoeve van de versteviging van de relatie tussen onderwijs en onderzoek, de kwaliteit van het praktijkonderzoek zelf en ter vergroting van de slagkracht.”

De centrale conclusie van dit stuk van Frans Leijnse luidt als volgt: “De onderzoekcapaciteit bij individuele opleidingen is onvoldoende om zelfstandig te voldoen aan alle opdrachten van een lector: onderwijs ontwikkeling, praktijkontwikkeling en kennisdeling.” Zo blijken niet hogescholen, maar universiteiten het leeuwendeel op te halen van subsidies uit het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek voor praktijkgerichte onderzoeksactiviteiten.

De oud HBO-raadvoorzitter – en de ‘bedenker’ van het lectoraat en de verbinding van mode-2 onderzoek met praktijkgerichte curricula en onderwijsuitvoering – constateert dus, dat deze filosofie hier kwalitatief en operationeel mislukt is na 15 jaar implementatie. De profilering van de lerarenopleidingen dreigt daardoor nu ook te mislukken, “ondanks de invoering van landelijke kennisbases.”

De profielkeuzes zouden “samen moeten hangen met de keuzes die gemaakt worden ten aanzien van de lectoraten.” Prof. Leijnse (OU) stelt echter vast dat capaciteit en focus van dat onderzoek en de lectoraten hieraan niet voldoen. De NVAO en RCHO zullen deze conclusie met grote belangstelling en zorg noteren met oog op hun eigen oordelen.

Masters voor de klas

Politiek, veld en samenleving keren het HBO op dit terrein nu meer en meer de rug toe, waarschuwt de notitie voor de dinergasten. Men verlangt masters voor de klas in een hoogontwikkeld kennisland, à la Finland, Korea en Duitsland. Klagerig noteert de VH dat “men doorgaans [vergeet] dat in het hbo ook een groot aantal masters wordt opgeleid.” Kamermoties laten bovendien zien dat zulke masterdocenten dan wel bij voorkeur uit het WO dienen te komen. Het afnemend veld vindt dit ook steeds vaker, onder druk van het politieke en onderwijskundige discours.

Het WO laat zich deze appel gaarne volrijp in de schoot vallen, na decennia wanprestaties geleverd te hebben bij de ULO-uitstroom van academische docenten voor bètavakken en talen. Met de PO-raad bouwt de VSNU aan een fatale concurrent voor het HBO, zo liet het betoog van Wubbels en VSNU-voorman Karl Dittrich blijken. Zij werken aan een universitaire pabo-opleiding die in vier jaar een volwaardige master-meester of juf kan afleveren. Die wordt voor OCW aantrekkelijk: zo’n leraar op te leiden kan immers goedkoper en ook nog hoogwaardiger.

Wal keert schip

De hogescholen hebben daarbij de voorbije jaren de succesvolle trajecten voor de renaissance van het leraarschap aan zich voorbij laten gaan. Een professioneel gerichte variant van ‘Eerst de Klas’ of het ‘Traineeship’ heeft men niet op stapel gezet. Evenmin is een eigen variant van de academische pabo voor bijvoorbeeld excellente studenten in de conservatoria, techniek- en zorgopleidingen gestart. Met ’10voordeleraar’ is eerder het omgekeerde in gang gezet, omdat dit elke ruimte voor experiment en innovatie lamlegt, klagen opleidingen.

Hoe dramatisch de situatie achter de schermen wordt ingeschat, liet Doekle Terpstra blijken in zijn afscheidsinterview met ScienceGuide. “Ze gaan eraan,” zei hij over de lerarenopleidingen, die daarom “echt gebundeld [moeten] worden. Ze zijn te klein, te smal en kunnen zo nooit opbloeien in kwaliteit. Die wal gaat het schip dan keren. Daarom moeten HBO en WO over de schaduw van hun institutionele belangen springen. Onze publieke opdracht moet centraal staan, niet de positie of belangen van onze eigen instellingen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK