Eenheid in verscheidenheid voor HO

Nieuws | de redactie
21 januari 2015 | Jet Bussemaker ziet de contouren van haar HO-strategie steeds helderder voor zich. “’One size fits all’ gaat niet meer werken, maar hoe je de vormgeving dan wel doet in HBO en WO is behoorlijk uitdagend.” Cocreatie en verschillen in aard en regio krijgen bewust meer ruimte.

In haar betoog tijdens de HO-tour editie bij de HU ontstond een boeiende discussie tussen de minister en dagvoorzitter Farid Tabarki over waar zij tot nu toe met de tour zijn gekomen.

Bussemaker was getroffen door het sterk groeiende besef dat een echt ‘hoger’ onderwijs niet meer beperkt blijft tot “gestructureerde kennisoverdracht van één expert aan groepen jonge mensen.” Het werken vanuit maatschappelijke vraagstukken en het leren analyseren en aanpakken, veelal samen met anderen, wordt steeds meer de kenmerkende benadering van zowel HBO als WO.

Bussemaker ging op die ontwikkeling in haar denken verder door in gesprek met ScienceGuide. Zij had in haar openingsdialoog met Tabarki geconcludeerd, dat de inkadering van haar HO-strategie complexer zou worden dan wellicht gedacht

“Een opzet die leidt tot een ‘one size fits all’ aanpak gaat niet meer werken. Dat zag je ook aan reacties uit de zaal in de discussie met de kanttekeningen die gezet werden bij het opleggen van één BKO-graad voor elke soort docentschap. Hoe goed dat kwalificeren op zich ook is, de uniformiteit ervan roept meteen weer vragen en belemmeringen op. Interessant is dat signaal, maar hoe je de vormgeving van de HO-strategie dan wél doet is behoorlijk uitdagend.”

Geen remmend keurslijf

U gaf in uw betoog aan dat u in plaats van zulke ‘one size’ uniformiteit veel meer denkt aan een HO-strategie die zich differentieert en ruimte laat aan de variëteit binnen het HO en zijn verdere ontwikkeling.

“De accenten die je daarin zet kunnen voor het HBO echt anders zijn dan voor het WO, voor Centres of Expertise anders dan voor Scienceparks rond universiteiten bijvoorbeeld. Terwijl het wel vaak is dat zij nauw samenwerken en fysiek ook vaak dicht bij elkaar zitten.”

“Dat zie je ook bij de benadering van bèta-opleidingen en disciplines en die van alfa’s en gamma’s. Daar werkt ‘one size fits all’ beslist niet. Breder nog zien we dat instellingen regionaal verschillen, onder meer door de bedrijven en economische zwaartepunten waar ze zich op richten. De strategie moet zulke regionale en disciplinaire verscheidenheid dan niet met een keurslijf gaan remmen, maar dat eigen profiel helpen versterken, zodat ze daar nog beter in worden.”

De HO-nota naar aanleiding van deze tour zal dus niet gevuld worden met brede, algemene maatregelen?

“Bij de concrete invulling moeten we vooral kijken naar specifieke ingrepen en stappen die inspelen op die verscheidenheid.”

Maar die specifieke stappen zullen toch wel bijeenkomen in een echte strategie, met enkele ‘meta-doelen’ en lange termijn visie?

“Ja, dat wel, zeker. De tour moet voor mij uitmonden in drie à vier centrale boodschappen, meta zoals jij zegt, die duidelijk richting geven aan de dingen en de onderwerpen waar wij met elkaar nog flink werk te verzetten hebben.”

“Die vertaal je dan in beleidsmaatregelen, maar misschien nog wel meer in afspraken met koepels voor hun deel van het HO, maar ook in afspraken met groepen van instellingen en opleidingsdomeinen.”

Accent op cocreatie

De disciplinaire of regionale verscheidenheid – zoals bij de Centres of Expertise duidelijk naar voren komt als succesfactor – zou dan tot verschillen in afspraken en in de aard van afspraken met instellingen in zowel HBO als WO kunnen leiden.

“De afspraken kunnen inhoudelijk zeker verschillen. De regionale en tegelijk ook internationale samenwerking van instellingen maakt een aanpak nodig die op de kenmerken en zwaartepunten daarbinnen inspeelt. Elke instelling, elke regio heeft rond die zwaartepunten eigen, verschillende partners.

Ook in internationalisering verschillen ze daarom. We waren op deze HO-tour bij Stenden in Leeuwarden en bij de Universiteit Maastricht en die zijn beide sterk internationaal gericht. Maar de manier waarop, de inhoud en de zwaartepunten zijn heel divers. Daar zie je dat zo’n ‘one size fits all’ niet zal werken, maar wel beide op het thema internationalisering kunnen worden uitgedaagd.”

“Het thema van deze HO-tour in Utrecht, digitalisering en flexibilisering, laat dit ook zien. Die ontwikkelingen kennen een sterk accent van cocreatie. HBO en WO doen dat door docenten, studenten, onderwijsontwerpers en stakeholders van buiten samen nieuwe dingen te laten uitbouwen en uitproberen.

Wat de HKU hier liet zien met games als voorbeeld voor onderwijsontwerp doet een ander weer niet, of anders. Willen we zulke cocreatie ruimte geven, dan moeten we ruimte geven aan de verschillen om dit met diverse externe partijen te doen, al naar gelang de partnerships die instellingen of opleidingen sluiten daarbij.”

U wees ook op het onderzoek in HBO en WO en de relatie met het onderwijs als voorbeeld.

“Dat kun je ook niet uniform benaderen als je de HO-toekomst wil schetsen, dat klopt. In het HBO zullen we het onderzoek nadrukkelijker een rol willen geven, ook naar het onderwijs en de versterking daarvan. In het WO is het eerder zo dat we het onderzoek misschien wat minder zwaar, minder eenzijdig zouden benadrukken en de verbinding met het onderwijs op een wat andere manier accent geven.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK