Maak Wetenschapsvisie minder eenzijdig

Nieuws | de redactie
27 januari 2015 | “Voor ‘problem-setting’ wetenschap lijkt in tegenstelling tot ‘problem-solving’ wetenschap weinig ruimte te zijn.” Twee jonge filosofen dagen de Kamer uit de Wetenschapsvisie een slag dieper en concreter te maken. Niets is zo praktisch immers als een goede filosofie.

 

Beste volksvertegenwoordiger,

Aanstaande woensdag staat de hoorzitting over de ‘Wetenschapsvisie 2025’ op de Tweede Kamer agenda. Als jonge promovendi in de filosofie hebben wij een aantal vragen en zorgen over de wetenschapsvisie van dit kabinet. Wij hopen dat u deze vragen en zorgen mee kunt nemen in het debat van aanstaande woensdag.

Laat ons onszelf eerst even kort voorstellen: Fleur Jongepier (1986) schrijft een proefschrift over zelfkennis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Sem de Maagt (1987) schrijft een proefschrift over ethiek/politieke filosofie aan de Universiteit van Utrecht. Wij proberen naast onze bijdrage aan de academische filosofie ook een bijdrage te leveren aan maatschappelijke debatten en vraagstukken.

Dit doen wij niet omdat het van ons wordt geëist, maar omdat dit voor ons een essentieel onderdeel uitmaakt van de filosofie. We zijn o.a. bezig met het schrijven van het eindexamenboek filosofie voor Havo scholieren (2018-2021); medeoprichters van een academische filosofie blog (www.bijnaderinzien.org) en ten slotte geven we beide onderwijs aan de universiteit. Kortom: wij zijn geen wereldvreemde studeerkamerfilosofen.

Ons hart ligt dus bij de filosofie. Maar de toekomst ziet er niet rooskleurig uit. Hoewel er relatief veel filosofie promovendi zijn, verdwijnen vaste banen aan de universiteit als sneeuw voor de zon. De honoreringspercentages binnen het NWO om zelf een project te kunnen financieren nemen gestaag af. Ten slotte zien we dat de gelukkigen die het gelukt is een vaste aanstelling te bemachtigen aan de universiteit chronisch overwerkt zijn, velen tegen een burn-out aanzitten, en geen enkele tijd meer overhebben voor onderzoek naast hun bestuurlijke en onderwijstaken (behalve in de avonduren en weekenden). Als dat het hoogst haalbare is binnen je vakgebied dan vraag je je soms af of het allemaal wel waard is. Want zelfs filosofie—liefde voor wijsheid—heeft zo zijn grenzen.

De wetenschapsvisie lijkt in eerste instantie precies ruimte te willen bieden voor jonge, ambitieuze academici zoals wij. Toch vragen wij ons sterk of er daadwerkelijk ruimte is voor ons in de Wetenschapsvisie van het kabinet. Hieronder zes punten.

Wetenschapsagenda. De nadruk lijkt in de wetenschapsvisie sterk te liggen op onderzoek dat oftewel direct economisch nut heeft, oftewel onderzoek dat een oplossing biedt voor een concreet maatschappelijke probleem (bv. klimaatopwarming). Ons belangrijkste bezwaar hiertegen is niet dat de wetenschapsvisie van de wetenschappers vraagt om maatschappelijk relevant te zijn maar de nauwe visie op relevantie die gehanteerd wordt.

Voor ‘problem-setting’ wetenschap lijkt in tegenstelling tot ‘problem-solving’ wetenschap die in de visie centraal staat, weinig ruimte te zijn. De geplande ‘kanteling’ van het NWO is hiervoor de rampzalige institutionele indicator. Waarom is dit problematisch? Bijvoorbeeld: toen de liberale filosoof John Stuart Mill in 1869 zijn boek The Subjection of Women publiceerde was er geen maatschappelijk ‘probleem’ waar hij een ‘oplossing’ voor gaf. In tegendeel: Mill was degene die het probleem creëerde en agendeerde.

Dit voorbeeld van Mill laat nog iets anders zien: Mill schreef zijn visie op vrouwenrechten niet in isolatie. Hij kon zich beroepen of een rijke traditie (van Plato, tot Bentham en Kant) en deze filosofische inzichten waren essentieel voor het kunnen schrijven van zijn betoog. Dit kunnen we vertalen naar de huidige situatie: het is wellicht geen goed idee om van elk specifiek onderzoeksvoorstel te gaan kijken of het maatschappelijk relevant is – iets wat nu al het gebruik is en wat volgens de visie moet worden uitgebreid (zie bv p. 28). De vraag moet eerder zijn wat de relevantie is van een bepaalde discipline.

Geesteswetenschappen in het gedrang. Er lijkt een bias te bestaan tegen geesteswetenschappelijk onderzoek. Om, naast de topsectoren, één concreet voorbeeld te noemen: bij de laatste Rubicon ronde (beurzen voor pas gepromoveerden) werden drie van de 15 beurzen toegekend aan alfa/gamma onderzoek. Maar ironisch genoeg ging het hierbij om niet-geesteswetenschappers (twee hersenwetenschappers en een cognitief psycholoog). Op p.26 valt te lezen: “Net als binnen Horizon 2020 maken sociale en geesteswetenschappen een integraal onderdeel uit van de agenda” (p. 26). Deze opmerking doet ons vooral denken aan het bestuur van een voetbalclub die het nodig vindt om expliciet vertrouwen uit te spreken in hun trainer. Dan voel je de bui al hangen.

Werkdruk. In de wetenschapsvisie wordt trots gemeld dat “de Nederlandse wetenschap met een gemiddeld niveau van publieke middelen topprestaties bereikt.” (p. 5) Volgens de wetenschapsvisie kan dit worden verklaard door de samenwerkingscultuur in de academie. Een andere mogelijke verklaring, hierboven al genoemd, is dat wetenschappers veel meer uren werken dan waar ze betaald voor krijgen. Opmerkelijk is dat er in het IBO wetenschappelijk onderzoek geen enkele aandacht wordt besteed aan de werkdruk onder wetenschappers.

Tot slot wijst de wetenschapsvisie terecht op een aantal huidige pijnpunten in de wetenschap. De oplossing hiervoor blijkt echter onduidelijk. Drie voorbeelden: vrouwen in de wetenschap, personeelsopbouw en aanvraagdruk.

Vrouwen in de wetenschap. Het rapport concludeert: “meer inzet is nodig” (p. 71) en dat het plan is “actief beleid” te gaan voeren om in 2025 minimaal op het Europese gemiddelde te komen. Maar concreet wordt het niet. Het is b.v. onduidelijk welke maatregelen worden getroffen om de genoemde percentages te halen. Wat zijn de genoemde “acties gericht op het vergroten van gelijke kansen”? Of het plan om “de rol van genderverschillen in onderzoek zelf onder de aandacht te brengen”? Op p.72 staat: “Zo nodig nemen we streefcijfers op in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,” maar wanneer bereiken we “zo nodig”?

Personeelsopbouw (p.70). Het blijft geheel onduidelijk hoe de visie het probleem van onevenwichtige personeelsopbouw van universiteiten (veel promovendi, weinig kans op UD/tenure) denkt te veranderen. Sterker nog: het voorstel om te gaan experimenten met bursalen zal zeer waarschijnlijk alleen maar leiden tot méér promovendi en dus een nog onevenwichtiger personeelsopbouw.

Aanvraagdruk (p. 72). Een van de oplossingen die hiervoor wordt genoemd is restricties aan te brengen bij meervoudige aanvragen. Deze oplossing lijkt het probleem alleen maar te vergroten: doordat je dezelfde aanvraag minder vaak in mag dienen moet je dus de facto meer aanvragen gaan schrijven.

Alvast hartelijk dank voor jullie tijd.

Met vriendelijke groet,

Fleur Jongepier en Sem de Maagt


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK