Koers houden in explosief speelveld

Nieuws | de redactie
2 maart 2015 | Paul Rullmann trad bijna een jaar geleden aan als voorzitter van SURF. In het afgelopen jaar begeleidde hij een grondige reorganisatie en zag hij hoe explosief het speelveld van de organisatie zich had ontwikkeld. “We staan echt nog maar aan het begin.”

“SURF is al zevenentwintig jaar aan de gang,” stelt Paul Rullmann. In die tijd heeft de organisatie zich namens de Nederlandse kennissector ontfermd over digitalisering en technologische toepassingen voor onderwijs en onderzoek. Die samenwerking is bijzonder, internationaal gezien kennen weinig landen zo’n overkoepelende samenwerking. “Ik denk dat alleen Zuid-Korea iets vergelijkbaars heeft, maar dan vanuit een heel ander model; daar doet de overheid dat gewoon samen met Samsung.”

Samenkomen om te innoveren

Die complete samenwerking in WO, HBO en steeds meer ook het MBO zorgt er nog altijd voor dat Nederland op het gebied van ICT-infrastructuur in de kennissector als gidsland gezien mag worden. Toch is die positie niet vanzelfsprekend. Vandaar dat tegelijkertijd met het ontwikkelen van een nieuw meerjarenplan ook de organisatie danig is opgeschud.

Doordat ICT in onderwijs en onderzoek zo veel facetten en onderwerpen kent is het gevaar van uitdijing groot. Rullmann vergelijkt SURF met een kerstboom waar steeds nieuwe ballen, clubs, platforms in kwamen hangen. “Het kwam soms onvoldoende bij elkaar. Terwijl je dat wel nodig hebt om te innoveren.”

In de nieuwe structuur van SURF met één bureau en daaronder de dienstverlenende werkmaatschappijen SURFnet, SURFsara en SURFmarket zitten de leden voller in de organisatie, ziet Rullmann. “Ik denk dat we er goed in geslaagd zijn de leden meer naar binnen te brengen in de organisatie. We hebben in een goede verstandhouding met alle partijen nieuwe wegen in kunnen zetten. In de komende jaren zal dat zeker z’n vruchten afwerpen”

MOOCs, dat loopt zo’n vaart

“Ik zat al in de Wetenschappelijk Technische Raad (WTR) van SURF toen ik werd gevraagd of ik voorzitter wilde worden,” vertelt Rullmann. “Eigenlijk was ik dus al een beetje getraind in de materie.” Toch zag de oud-bestuurder van de TU Delft ook daarvoor al dat er veel op het hoger onderwijs af zou gaan komen.

“Ik weet nog dat het toen vooral ging van ‘ach, die MOOCs dat loopt zo’n vaart niet’. Maar als je nu ziet welke instellingen er actief mee aan de slag zijn gegaan en welke weerslag dat heeft gehad, dat is enorm. Open education zal geen vervanging worden regulier onderwijs, dat denk ik niet, maar het verbetert de kwaliteit van het reguliere onderwijs en biedt een steeds grotere groep toegang tot kwalitatief hoger onderwijs. Dat gaat stap voor stap, het is een cirkel die steeds iets groter wordt.”

En open education is maar één van de vele onderwerpen waar SURF zich actief mee bezighoudt. “Je hebt SURFnet voor het netwerk, SURFsara voor de rekencapaciteit en SURFmarket voor de ICT-toepassingen en de licenties. Dat is eigenlijk de harde infrastructuur. Wij moeten er voor zorgen dat al die diensten snel, toegankelijk, transparant en betrouwbaar zijn.” 

Open en dus kwetsbaar

Die basis heeft SURF dus, het is de laag daarbovenop die steeds dikker wordt. “Denk aan het experimenteren met software voor nieuwe onderwijstoepassingen, of kijk naar de steeds groter wordende hoeveelheid data. Daar heb je alleen wat aan als je methodes hebt om data te analyseren, te modelleren en visualiseren. Of kijk naar de diverse rekencentra in Europa, in CERN, Frankrijk, Amsterdam. Als je daar draden tussen legt vergroot je de capaciteit. In gedachten is het zo gebeurd, maar er komt veel bij kijken.”

Juist omdat SURF een publieke organisatie is, streeft het na dat alles open is, maar dat is ook kwetsbaar. Daarom moet er tussen deelnemende partijen veel overlegd worden. “We hebben bijvoorbeeld SURFdrive ontwikkeld. Dat is een soort dropbox, maar dan in een gesloten omgeving, omdat we onderzoekers van universiteiten ook moeten kunnen garanderen dat hun data veilig zijn. Onze doelstelling is dat we wat open kan het liefst open doen, maar soms kan dat om wat voor reden gewoon niet,” stelt Rullmann.

Open of niet, het gaat er om dat SURF de kennissector van de meest up to date technologische infrastructuur blijft voorzien. “ICT is momenteel dé dominante driver van economische ontwikkeling. Kijk naar Nederlands leidende positie met de Amsterdam Internet Exchange, het drukste internetknooppunt ter wereld. Als je leidend wil blijven, zorg dan dat je dat een beetje bijhoudt. Het is makkelijker  om iets top houden, dan een nieuwe top  neer te zetten.”

Iedereen op het vinkentouw

Rullmann noteert dat iedereen in deze ontwikkelingen “op het vinkentouw zit”. Een leidende positie is zo vergeven derhalve. “We hebben met SURF een sterke positie in Europa. Er wordt naar ons geluisterd, juist omdat we al jaren zo’n complete infrastructuur hebben. Maar die positie is niet vanzelfsprekend, als je kijkt hoe hard de ontwikkelingen in omliggende landen en in China en Korea bijvoorbeeld gaan.”

“Als je goed kijkt zie je dat ons vorige meerjarenplan best leek op wat we nu doen. Het zijn dezelfde ontwikkelingen: bandbreedte, snelheid, toegankelijkheid, veiligheid. Tegelijkertijd is er grote dynamiek: de cloud, online education en big data, die hebben zich in korte tijd heel snel ontwikkeld. Die zijn inmiddels infecterend op alles wat wij doen. Dat is echt heel uitdagend. En dan staan we daarin echt nog maar aan het begin.”

Juist omdat in Nederland veel publiek georganiseerd is, hebben we ons zeer sterk kunnen positioneren over de hele linie. “het is hier niet als bij de Mississippi, die is volledig in particuliere handen. De  dijk is daar bepalend. Dat kennen wij niet” Toch is dat publiek organiseren, geen reden om tevreden achterover te leunen, integendeel denkt Rullmann.

Wees zuinig op wat je hebt

“SURF heeft een heel lastige positie, omdat we zoveel belangengroepen hebben met eigen wensen. De kunst is om daar voor iedere keuze draagvlak te creëren. De supercomputer van SURFsara bijvoorbeeld loopt tegen de grenzen van z’n capaciteiten aan, terwijl lang niet alle onderzoekers in Nederland er gebruik van maakt. Maar het belang voor ons allemaal is wel erg groot. Dat moet je uitleggen. En als je ziet wat we allemaal in huis hebben aan netwerk, data, supercomputing. Dat is een infrastructuur die niet vanzelf state of the art blijft, die moet je voortdurend blijven ontwikkelen. SURF kan dat bij uitstek, zie ook nu weer het nieuwe meerjarenplan, en dat legt Nederland geen windeieren.”

Rullmann is trots op wat er staat en op de vooraanstaande positie die Nederland, ook ten aanzien van partners in Europa inneemt qua ICT-infrastructuur. Toch waarschuwt hij nadrukkelijk. “De middelen schieten nu tekort. Nederland is nu aantrekkelijk voor talloze ict-partijen: Cisco, TomTom, Google dat een datacentrum bij ons neerzet, ik zou zeggen wees daar buitengewoon zuinig op.”

Nu de FES-middelen er niet meer zijn, moet er een oplossing gevonden worden om die pieken op orde te houden. “Het is niet zomaar in een paar jaar weg, maar we zien het systeem al wel een beetje onderuit zakken. Als je dat in een paar jaar weggeeft, dan verberg je straks je hoofd toch in een jas van schaamte.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK