Leren meedoen in de klas

Nieuws | de redactie
3 juni 2015 | Van jongeren met autismespectrumproblematiek wordt verwacht dat zij steeds meer participeren in het reguliere onderwijs. Dat valt niet altijd mee, ziet Patricia Vuijk, lector van de Hogeschool Rotterdam. Zij onderzoekt met welke hulp deze jongeren toch kunnen slagen.

“Het gaat hierbij vaak om jongeren die over een bovengemiddeld IQ beschikken,” schetst Vuijk de doelgroep. “Desondanks hebben ze moeite met zelfredzaamheid, stressregulatie en sociale interacties.”

Patricia Vuijk onderzoekt wat deze jongeren in het regulier onderwijs kan helpen. Wat met name momenteel voor deze jongeren een groot probleem vormt is de overgang van de vertrouwde en overzichtelijke basisschool naar de vaak grotere en drukkere school voor voortgezet onderwijs. Deze overgang zorgt voor veel onrust, zowel bij jongeren met autismespectrumproblematiek als bij hun ouders.

Serious game als ondersteuning

Het lectoraat van Patricia Vuijk is operationeel sinds 1 december 2013 en is ingebed in het Kenniscentrum Zorginnovatie. Het afgelopen jaar is de Rotterdamse lector druk bezig geweest met het binnenhalen van onderzoeksgelden en het vormgeven aan de nieuwe studies en projecten. Eén van die studies is FLOW, waarin een serious game wordt ontwikkeld door een game developer en studenten van de opleiding Communicatie, Media en Informatietechnologie (CMI), in samenwerking met jongeren met autismespectrumproblematiek.

“Jongeren met autismespectrumproblematiek worden steeds vaker geacht in het regulier onderwijs te participeren,” vertelt Vuijk. “Voor jongeren met autismespectrumproblematiek is dat veelal lastig, zeker als ze naar de middelbare school gaan, waar ze te maken krijgen met verschillende docenten en met verschillende vakken. De serious game FLOW probeert deze jongeren spelenderwijs wegwijs te maken in de verschillende scenario’s die zij tegen zullen gaan komen in het voortgezet onderwijs, zoals bijvoorbeeld onverwachte lesuitval, de drukte in de klas en pestgedrag. “

“De game beoogt nadrukkelijk een preventieve werking te hebben: door de game al aan de jongeren in groep 8 van de basisschool aan te bieden, dus voor de transitie naar het voortgezet onderwijs daadwerkelijk plaats vindt, beogen we overmatige stress en uitval voor een groot deel te voorkomen, zodat de jongeren met plezier en vertrouwen naar de nieuwe school toe kunnen gaan. Daarnaast beogen we modules te ontwikkelen die jongeren kunnen spelen wanneer zij zich op school in acute stresssituaties bevinden. We vinden het heel erg belangrijk dat de game de veerkracht van jongeren versterkt.”

Leren onderzoeken

In september gaat het project voor het eerst op kleine schaal draaien. “We hebben focusgroepen opgezet om de ondersteuningsbehoeften van jongeren, hun ouders en scholen te inventariseren,” legt Vuijk uit. Deze informatie is niet alleen relevant voor het ontwikkelen van de game, maar is ook direct bruikbaar voor het curriculum van het Instituut voor Sociale Opleidingen en het Instituut voor Lerarenopleidingen. “Studenten moeten in hun opleiding leren hoe belangrijk het is zo’n programma evidence based te maken”, aldus Vuijk.

Het gaat er om dat de toekomstige jeugdprofessional leert onderzoeken in hoeverre interventieprogramma’s effectief zijn en vaardig raakt om deze programma’s te implementeren. Juist in een beroepenveld dat aan zoveel veranderingen blootgesteld is moeten professionals hiertoe in staat zijn, vindt Vuijk. FLOW levert dan ook veel data op die weer gebruikt kan worden om de praktijk te verbeteren.

Dat betekent niet dat de serious game nu zonder enige basis wordt uitgetest op kinderen, benadrukt Vuijk. “Ik ben als wetenschapper van mening dat je kinderen pas aan zoiets kan blootstellen als je weet dat dit werkt.”

Studenten vinden het superinteressant

Techniek in de zorg is niet nieuw, er worden steeds meer dingen ontwikkeld om jeugdprofessionals te helpen. Vinden studenten die specifiek voor de zorg kiezen dat niet lastig, of oninteressant? Volgens Vuijk niet. “Ik merk dat studenten het juist superinteressant vinden. Aankomend professionals snappen de waarde hier van.”

“Wat ik merk aan studenten als ze in onderzoek participeren is dat ze juist nieuwsgierig worden naar welke mogelijkheden er allemaal zijn om iets op effectieve wijze aan te pakken. Participeren in  dergelijke studies vergroot het innoverend en onderzoekend vermogen van studenten enorm. Dat vind ik een mooie ontwikkeling.

De studie FLOW is niet het enige waar Patricia Vuijk zich in haar lectoraat mee bezig houdt. “Afgelopen jaar heb ik met vrij veel succes heel veel subsidieaanvragen gedaan. Nu is het zaak om alle studies goed uit te werken. Het is een hele uitdaging om lectoren, bestuurders, docent-onderzoekers, docenten, studenten, cliënten en universitaire partners met elkaar te verbinden in onderzoek.”

Gebonden aan onderwijscyclus

Lastig is het vooral dat studenten en staf ‘gebonden’ zijn aan de reguliere onderwijscyclus en je daar met de inrichting en planning van meerjarige onderzoeksinfrastructuren, die in dit soort praktijkgericht effectonderzoek vaak erg complex zijn, rekening mee moet houden, ziet Vuijk. “Het is voor mij als lector een boeiende en uitdagende taak om die onderzoeks- en onderwijsinfrastructuren in elkaar te passen, maar daarin zijn we gelukkig heel vindingrijk.”

Zelf heeft Vuijk er al een heel promotieonderzoek op zitten. Voor studenten en docenten in het HBO die dat ook willen heeft de Rotterdamse lector nog wel een aandachtspunt. “Weet echt waar je aan begint. Laat je vooraf goed informeren. Het vergt heel veel naast onderwijsgevende taken op een hogeschool.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK