Biljarten op een schip in de storm

Nieuws | de redactie
4 september 2015 | Het HBO wordt niet adequaat bediend met cruciale arbeidsmarktinformatie. Men laat lectoraten daarin veel te weinig zelf aan de slag gaan. “Hoeveel van de beloofde 4000 extra arbeidsplaatsen zullen zich gaan bezighouden met dit soort onderzoek?” vragen onderzoekers van HvA en Rotterdam.

“Zicht op kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkt is voor opleidingen in het hoger beroepsonderwijs (hbo) van groot belang. De arbeidsmarkt is altijd in beweging. Economische cycli zorgen voor fases van krimp en groei. Ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en globalisering, maar ook veranderingen in wet- en regelgeving of overheidsbeleid, kunnen hiernaast structureel voor grote verschuivingen zorgen in het aantal en de inhoud van veel (start)functies voor alumni. Veel van deze ontwikkelingen kennen een onvoorspelbaar karakter. In ’t Veld (2015) beschrijft opleiden voor de toekomstige arbeidsmarkt dan ook als ‘biljarten op een schip in de storm’.

Uitdagende opdracht

Alle opleidingen in het hbo staan desondanks voor deze uitdagende opdracht. Kennis van (ontwikkelingen op) de arbeidsmarkt, hoe ‘tijdelijk’ deze kennis soms ook moge zijn, is daarbij onmisbaar. Zonder deze kennis is het immers onmogelijk om (aankomende) studenten goed voor te lichten over de mogelijkheden die de opleiding biedt op de arbeidsmarkt en om curricula zo spoedig mogelijk aan te passen aan veranderende eisen. Dit artikel betoogt dat er op het gebied van arbeidsmarktonderzoek door hbo-opleidingen nog veel ruimte voor verbetering is.

Hbo en arbeidsmarkt zijn van oudsher onlosmakelijk aan elkaar verbonden. In het voorwoord van het programmaboekje van het jaarcongres HBO@WORK van de Vereniging Hogescholen  in 2015 onderstreept Thom de Graaf de aloude kernopdracht van het hoger beroepsonderwijs: “het zo optimaal mogelijk opleiden van jonge mensen tot professionals met de juiste competenties voor de arbeidsmarkt”. In de huidige fase van economisch herstel en een globaliserende, flexibiliserende en digitaliserende economie, tegen de achtergrond van een vergrijzende bevolking, is het goed dat de VH de arbeidsmarkt van de toekomst nadrukkelijk op de agenda zet.

Ook opleidingen realiseren zich terdege dat ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zowel voor de inhoud van hun opleidingen als voor de arbeidsmarktkansen van hun aantal alumni zeer belangrijk zijn. Vragen die zij zich hierbij stellen zijn onder andere: Wat is voor onze opleiding de arbeidsmarkt? Welke functies en beroepen behoren hier precies toe? Hoeveel startfuncties zijn er op deze arbeidsmarkt voor onze alumni? Hoe is enigszins betrouwbaar te voorspellen wat de juiste competenties voor onze afgestudeerden zullen zijn? Wat is een goede maatstaf voor het beoordelen van de mate van onze aansluiting op de arbeidsmarkt? 

Bron van signalen

Om een antwoord op deze vragen te vinden, onderhouden opleidingen op verschillende manieren contact met het werkveld. Via stages en afstudeerplaatsen ontvangen zij signalen vanaf de werkvloer over ontwikkelingen binnen organisaties en het beroepenveld. In de dagelijkse dynamiek en hectiek komen maar weinig opleidingen er echter aan toe om deze signalen te bundelen en gestructureerd te onderzoeken.

Alle opleidingen hebben hiernaast beroepenveldcommissies (ook wel opleidingsadviesraden of werkveldcommissies genoemd) met vertegenwoordigers uit het werkveld, die periodiek bijeenkomen. Ook deze commissies zijn een bron van signalen, die echter vaak slechts delen van de arbeidsmarkt betreffen. De representativiteit en kwaliteit van deze adviesraden kan bovendien sterk wisselen.

Ten slotte zijn er ook verschillende voorbeelden van opleidingen die regionaal arbeidsmarktonderzoek laten verrichten, veelal door docenten van de eigen opleiding. Dit onderzoek is vaak inzichtgevend, en bovendien nuttig voor het versterken van regionale relaties, maar vindt doorgaans met zeer beperkte middelen plaats. Al deze activiteiten leveren tezamen meestal niet het betrouwbare inzicht op dat nodig is om beroepsspecifieke ontwikkelingen op de arbeidsmarkt scherp te krijgen en te verankeren in eindtermen.

Reeds bestaand onderzoek

Er wordt binnen het hoger beroepsonderwijs op overkoepelend niveau natuurlijk periodiek methodisch en systematisch onderzoek verricht naar de arbeidsmarkt. Het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt van de Universiteit Maastricht verricht bijvoorbeeld jaarlijks, in opdracht van de Vereniging Hogescholen, het onderzoek voor de HBO-Monitor, dat zich richt op de positie van recent afgestudeerden (bijvoorbeeld ROA, 2014). Het ROA publiceert hiernaast ook de reeks De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep, waarin een overzicht wordt gegeven van de huidige en toekomstige ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Sinds 1997 is er ook het jaarlijkse onderzoek door de Stichting Economisch Onderzoek (SEO), in opdracht van weekblad Elsevier. Sommige opleidingen of sectoren kennen daarnaast eigen onderzoek dat relevant kan zijn. Het jaarlijkse onderzoek van de branchevereniging FMN en Twynstra Gudde naar ontwikkelingen op de markt voor facilitaire dienstverlening is daar een voorbeeld van. Ook onderzoek door andere onderzoeksinstituten, zoals de sectoranalyse Economie die het ITS van de Radboud Universiteit in 2013 maakte (Lubberman, 2013), biedt nuttige informatie. In het algemeen geldt echter dat veel van het beschikbare onderzoek een macro-karakter heeft, waardoor het onvoldoende richting geeft op het niveau van beroepsdomeinen en opleidingen.

Beroepsprofielen en arbeidsmarkt

Landelijke opleidingsoverleggen (LOO’s) worden geacht in hun beroepsprofielen te omschrijven voor welke functies, beroepen of beroepsdomeinen wordt opgeleid en in kaart te brengen welke relevante ontwikkelingen en trends daarin aan de orde zijn of zullen zijn. Om de actualiteit te waarborgen, dienen beroepsprofielen periodiek te worden herijkt. Hiervoor is gedetailleerdere informatie over de arbeidsmarkt noodzakelijk dan het hiervoor beschreven onderzoek doorgaans biedt.

Alhoewel ontwikkelingen deels een regionaal karakter kunnen hebben, hebben arbeidsmarktontwikkelingen doorgaans een nationaal of zelfs internationaal karakter. Digitalisering zorgt in grote delen van de wereld momenteel bijvoorbeeld voor aanzienlijke wijzigingen in zowel het aantal als de inhoud van middelbare tot hogere economisch-administratieve functies (Frey & Osborne, 2013). Duidelijk is dat de meeste ontwikkelingen de regio’s van hogescholen in ieder geval overstijgen.

De Werkgroep Externe Betrekkingen van de sectorraad van het Hoger Economisch Onderwijs van de Vereniging Hogescholen concludeerde in dit licht recent dat het in het algemeen wenselijk is dat LOO’s een actieve rol aannemen bij het initiëren of bevorderen van gericht arbeidsmarktonderzoek. Waar het individuele opleidingen aan middelen ontbreekt, maakt samenwerking tussen opleidingen via LOO’s het eenvoudiger om de benodigde middelen en capaciteit vrij te maken. De resultaten van het onderzoek kunnen vervolgens alle aangesloten opleidingen ten goede komen. De VH kan hierin eveneens een faciliterende en stimulerende rol vervullen.

Gericht onderzoek naar omvang van en ontwikkelingen binnen beroepsdomeinen van de arbeidsmarkt kan, ook ten opzichte van de bestaande informatie die opleidingen via hun opleidingsadviesraden, alumni, en bestaande netwerken uit stages en afstuderen verkrijgen, een duidelijke toegevoegde waarde hebben. De sectorale verkenning van de VH, die resulteerde in het rapport Wendbaar in een duurzame economie (VH, 2014) , stelt dat het, gezien de grote diversiteit in inhoud, aard en omvang binnen de sector, lastig is om eenduidige sectorbrede aandachtspunten voor de verkenning te formuleren.

Tijdrovend werk

Het verkrijgen van een betrouwbaar(der) beeld is arbeidsintensief en tijdrovend werk. Wij betogen dat dit uitermate goed door de onderzoeksgremia in het HBO (kenniscentra en lectoraten) kan worden uitgevoerd. Zij zouden hiermee hun dienende R&D-functie voor het hoger onderwijs kunnen versterken.

Dit artikel beschrijft ter onderbouwing van het bovenstaande de ervaringen bij een tweetal recente ‘good practices’ van de opleidingen Sociaal Juridische Dienstverlening en Bedrijfseconomie. Het eerste voorbeeld laat zien hoe de Hogeschool van Amsterdam voor zijn studie Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) zicht probeert te krijgen op de marktvraag naar functies die hun afgestudeerden vervullen.

Het tweede voorbeeld is een onderzoek van de Hogeschool Rotterdam naar de trends en ontwikkelingen in het beroepsdomein van de controller. Het artikel sluit af met een aantal algemene richtlijnen en aandachtspunten voor LOO’s die overwegen om arbeidsmarktonderzoek te (laten) verrichten.

Kwalitatief én kwantitatief

Bij onderzoek naar de arbeidsmarkt kan in het algemeen een kwantitatief en kwalitatief aspect worden onderscheiden. Het kwantitatieve aspect ziet op de vraag hoeveel (start)functies er, gerekend in full-time arbeidsplaatsen, in totaal op de arbeidsmarkt zijn, waarvoor een bepaalde opleiding in het hbo een goede basis biedt.

Voor sommige opleidingen geldt dat er, bijvoorbeeld door een relatief goed afgebakende beroepsgroep (of zelf een verplichte registratie voor beroepsbeoefenaren), gedetailleerd en betrouwbaar zicht is op de omvang van deze groep functies. In andere gevallen ontbreekt dit. Met name in deze gevallen is het nuttig en inzichtgevend om hiernaar onderzoek te laten verrichten. Hoeveel HRM-functies (op hbo-niveau) zijn er bijvoorbeeld in Nederland? Hoeveel functies zijn er geschikt voor alumni Sociaal Juridische Dienstverlening? Hoeveel voor afgestudeerden Facilitaire dienstverlening of Bedrijfseconomie?

Uiteraard kunnen hierbij direct enkele opmerkingen geplaatst worden. Zo zijn voor sommige functies meerdere opleidingen geschikt en neemt de relatie tussen alumni en hun opleiding af, naarmate de werkervaring van een alumnus toeneemt. Bij bepaalde beroepen, zoals bijvoorbeeld journalisten, wordt de sector gedomineerd door free-lancers en zegt het aantal professionals niet veel over de vraag over de omvang waarin zij werkzaam zijn.

Desalniettemin kunnen bij veel opleidingen in het hoger beroepsonderwijs wel één of meer (junior of medior)functies worden aangewezen waarmee duidelijk een sterke relatie bestaat. Elke sector zal daarbij zijn eigen bijzonderheden kennen, die in een onderzoek met een kwantitatieve insteek moeten worden meegewogen om tot relevante conclusies te komen. 

SJD goed voorbeeld

Het onderzoek dat het Landelijk Opleidingsoverleg Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) in 2013-2014 heeft laten verrichten door onderzoekers van de Hogeschool van Amsterdam is een goed voorbeeld van een onderzoek met een kwantitatieve insteek (Hogeschool van Amsterdam, 2014). In dit onderzoek is op basis van uitgebreide selectie gegevens en ervaringen uit/van bestaand onderzoek, opleidingen (bijvoorbeeld met betrekking tot stage- en afstudeerplaatsen), werkgevers en alumni vastgesteld welke functies als ‘SJD-functies’ kunnen worden gekwalificeerd.

Vervolgens is per SJD-functie een gefundeerde schatting gemaakt van het aantal arbeidsplaatsen dat deze functie vertegenwoordigt. Zo is bijvoorbeeld het aantal klantmanagersfuncties bij de uitvoering van de bijstandswetgeving (thans: Participatiewet) en het aantal schuldhulpverleners in Nederland met een redelijke mate van betrouwbaarheid bepaald, door gegevens van individuele organisaties te combineren met inzichten van experts en brancheverenigingen.

Hiermee is een inzicht in de totale SJD-arbeidsmarkt ontstaan dat voorheen bij opleidingen ontbrak en richting geeft bij de inrichting van bijvoorbeeld minoren en studievoorlichting. In 2015 wordt een vergelijkbaar onderzoek verricht voor het LOO HBO-Rechten. Beide onderzoeken zijn het vervolg op het onderzoeksproject Atlas van de rechtspraktijk.

Dit project is mede door het Landelijk opleidingsoverleg HBO-Rechten ondersteund en heeft als concreet eindresultaat de website www.atlasrechtspraktijk.nl. Studenten van alle opleidingen HBO-Rechten in Nederland hebben toegang tot deze website, waar informatie te vinden is over de omvang en inrichting van de rechtspraktijk en de kenmerken van verschillende (deel)sectoren.

Logische vervolgvraag 

Het aantal functies dat voor alumni van bepaalde opleidingen geschikt is, kan uiteraard niet los worden gezien van de inhoud van deze functies. Een kwantitatieve en kwalitatieve aanpak liggen derhalve altijd in elkaars verlengde.

Met betrekking tot een bepaald beroepsdomein is een logische vervolgvraag dan ook: Over welke competenties dienen startende professionals voor dit beroepsdomein te beschikken? Het antwoord op deze vraag kan worden vertaald naar de landelijke beroepsprofielen die richting geven aan het onderwijs op de verschillende opleidingen.  

Bij het Instituut voor Financieel Management van de Hogeschool Rotterdam is ervaring opgedaan met een type onderzoek dat op deze vraag een zo volledig en betrouwbaar antwoord probeert te geven. Dit type onderzoek bestaat primair uit het bevragen van professionals in een beroepsdomein en hun platformorganisaties, het bevragen van (interne) klanten van die professionals en het bevragen van personeelsadviseurs die dergelijke professionals werven en helpen ontwikkelen. Uiteraard wordt daarnaast geïnventariseerd welke thema’s in vakliteratuur en seminars voor betreffend beroepsdomein aan de orde komen.

Tot slot wordt gekeken naar vergelijkbare opleidingen en de veranderingen die in hun curricula zijn doorgevoerd: (inter)nationale concurrentieanalyse. Door binnen een beroepsdomein op deze wijze te onderzoeken welke trends en ontwikkelingen er spelen en welk effect deze hebben of zullen hebben op de betreffende beroepsgroep, kunnen LOO’s of opleidingen zicht krijgen op de houdbaarheid van hun eindtermen en curriculum.

Een generiek concept

Dit generieke concept, dat sommige opleidingen of LOO’s methodischer en gestructureerder uitvoeren dan andere, wordt in Rotterdam uitgevoerd binnen het economisch domein. In 2014 is – met medewerking van minorstudenten – een onderzoek gedaan naar de Controller van Nu & Straks (Oostdijk & Zwiep, 2014). In 2015 loopt een onderzoek naar de Accountant van Nu & Straks en ook de Risk Manager van Nu & Straks staat op de planning. Uit het eerstgenoemde onderzoek is o.a. duidelijk geworden dat moderne controllers meer vooruitkijken en dat de traditionele routinematige reporting-taken grotendeels door computers zullen worden uitgevoerd. Uiteraard nemen ook vaardigheden om met grote hoeveelheden data om te gaan (zgn. business analytics) toe in belang.

Ook het verankeren van MVO in de P&C-cyclus van organisaties vraagt om nieuwe kennis en vaardigheden. Daarnaast benadrukken diverse bronnen het belang van klantgerichte, communicatieve skills en het tonen van een rechte rug om als controller succesvol te zijn en toegevoegde waarde te bieden voor organisaties. Een kringbijeenkomst met de beroepsvereniging voor accountants (NBA) in april 2015 in Rotterdam wijst in dezelfde richting. Deze onderzoeken bieden duidelijke aangrijpingspunten om de bestaande (landelijke) opleidingsprofielen tegen het licht te houden.

Meerwaarde voor iedereen in HBO

Gericht arbeidsmarktonderzoek op het niveau van opleidingen heeft meerwaarde voor opleidingen en kan een belangrijke impuls geven aan curriculumontwikkeling en voorlichting. Alhoewel er momenteel binnen het HBO een duidelijke tendens lijkt naar het opleiden van zogenoemde bredere professionals, blijft de band tussen opleidingen en beroepsdomeinen bestaan.

Door gedegen en gericht onderzoek naar zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten kunnen onderbouwde keuzes worden gemaakt over het aantal en type opleidingen dat een bepaald beroepsdomein bedient en hun eindtermen; een discussie die momenteel binnen de sector Hoger Economisch onderwijs speelt. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft, in vergelijking met het hoger beroepsonderwijs, de afgelopen decennia via de verschillende kenniscentra gerichter en intensiever onderzoek verricht naar de arbeidsmarkt.

Ironische verslechtering

Ironisch genoeg wordt, nu de arbeidsmarkt in het HBO sterk in de belangstelling staat, de intensiteit van dit onderzoek door de overgang van de taken van de kenniscentra naar SBB, de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven, sterk verminderd.

De mate waarin opleidingen in het HBO momenteel gericht bediend worden met arbeidsmarktinformatie laat ruimte voor verbetering en kan, gemiddeld genomen, als onvoldoende worden beoordeeld. Opleidingen kunnen zelf, via hun samenwerking met andere opleidingen in het LOO, de regie nemen om deze situatie te verbeteren. Wanneer een LOO, bijvoorbeeld, twee- of driejaarlijks een arbeidsmarktonderzoek laat verrichten door aan de opleidingen verbonden of verwante lectoraten of onderzoeksprogramma’s zal het inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten in de arbeidsmarkt sterk verbeteren.

Dit zorgt voor een kwalitatieve impuls bij de inrichting en het onderhouden van curricula, studievoorlichting en relaties met het werkveld. Door dit type onderzoek ‘intern’ te laten verrichten door lectoraten kan het bovendien richting geven aan de kennisontwikkeling binnen de uitvoerende lectoraten. Lectoren betrekken bij dit onderzoek, in plaats van commerciële bureaus, heeft bovendien het voordeel dat uitwisseling van methodieken en ervaringen bij het uitvoeren van dit type onderzoek in verschillende domeinen wordt bevorderd.

De VH en het Ministerie van OC&W zouden dergelijke initiatieven kunnen ondersteunen en een stimulerende en zelfs coördinerende rol kunnen vervullen. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt bepalen immers de toekomst van het hoger beroepsonderwijs. Bij de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek die minister Bussemaker op 7 juli 2015 aan de Kamer aanbood, zit de bijlage van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie: Eenheid in verscheidenheid (Awti, 2015), over de verwevenheid van onderzoek en hoger onderwijs. De onderzoekstypen, zoals bovenstaand toegelicht, dragen bij uitstek bij aan deze verwevenheid. Hoeveel van de beloofde extra 4000 arbeidsplaatsen zullen zich gaan bezighouden met dit soort onderzoek?

Ivar Timmer is programmamanager en onderzoeker bij het lectoraat Legal Management bij de Hogeschool van Amsterdam.

Jan Oostdijk is hoofddocent en onderzoeker bij het Instituut voor Financieel Management van de Hogeschool Rotterdam. 

Bronnen

–          Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (2015). Verwevenheid van onderzoek en hoger onderwijs. Den Haag: Auteur.

–          Frey, C., & Osborne, M. (2013). The Future of Employment: How Susceptible are Jobs to Computerisation?. Geraadpleegd op 26 augustustus 2015

–          Hogeschool van Amsterdam (2014). SJD in Beweging, Onderzoek naar de arbeidsmarkt voor Sociaal Juridische Dienstverleners. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam. Geraadpleegd op 26 augustus 2015

–          Veld, R.J. in ’t  (2015). Onderwijs voor een onvoorspelbare toekomst, Hoe speel je in op de dynamiek van de arbeidsmarkt?, Thema Hoger Onderwijs, 2015 (3). Geraadpleegd op 29 augustus 2015, van  http://www.kwaliteitvanonderwijs.nl/wp-content/uploads/2015/04/Essay-Roel-in-‘t-Veld.pdf

–          Lubberman, J., Vermeulen, H., Hovius, M., Rossen, L., Elfering, S., Sombekke, E., en Rens, C. van. (2013). De sector Economie in beeld: een analyse van opleidingen en arbeidsmarkt van de hbo-sector Economie. Nijmegen: ITS.

–          Oostdijk, J., & Zwiep, R. (2014). De Controller van Nu & Straks. Tijdschrift Controlling, 2015(10), 14-17.

–          ROA (2014), HBO-Monitor 2013: Kerncijfers Schoolverlatersonderzoeken, Maastricht: Maastricht University. Geraadpleegd op 26 augustustus 2015, van  

–          Verkenningscommissie hoger economisch onderwijs (2014). Wendbaar in een duurzame economie, Een externe analyse van het economisch domein ten behoeve van de verkenning hoger economisch onderwijs (heo). Den Haag: Vereniging Hogescholen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK