BSA benadeelt jongens

Nieuws | de redactie
26 november 2015 | “Strenge toetsing en selectie in het begin van de studie zou ertoe kunnen leiden dat er relatief veel talent onder de jongens niet wordt benut dat bij een uitgestelde toetsing/selectie wel zou zijn benut.” Onderzoek naar sekse-verschil bij studiesucces kan op MBO, HBO en WO grote gevolgen hebben.

Een consortium bestaande uit het ROA (Researchcentum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, Universiteit Maastricht), Centrum Brein & Leren (Vrije Universiteit) en CHEPS (Universiteit Twente) heeft, in opdracht van het Ministerie van OCW, een onderzoek verricht naar de verschillen in studiesucces tussen jongens en meisjes in MBO, HBO en WO. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

Jongeren in het MBO, HBO en WO komen in leeromgevingen terecht (bv. competentiegericht onderwijs) waarvoor ze vaardigheden en competenties nodig hebben die ze op dat moment nog niet altijd hebben ontwikkeld. Deze vaardigheden en competenties – zoals motivatie, keuzegedrag, planning en prioritering – bepalen in belangrijke mate het studiesucces. Bij de ontwikkeling van deze vaardigheden lopen jongens gemiddeld genomen achter op meisjes. Dit heeft te maken met de ontwikkeling van neuropsychologische vaardigheden en rijping van de hersenen. Maar ook de sociale omgeving speelt hierbij een belangrijke rol.

Achterstand MBO-jongens verhevigd

Door de invoering van competentiegericht onderwijs in het MBO is de achterstand van jongens ten opzichte van meisjes vergroot. De verschillen binnen de groep meisjes en binnen de groep jongens zijn echter groter dan tussen jongens en meisjes. Individuele verschillen in neuropsychologische ontwikkeling en leeromgeving zijn hier waarschijnlijk debet aan.

Hoewel meisjes meer succesvol zijn in het onderwijs, blijkt die voorsprong niet als we kijken naar de scores op objectieve testen van algemene reken- en taalvaardigheden: daar zien de onderzoekers nauwelijks verschil, behalve bij de laagst opgeleiden. Dit suggereert dat de voorsprong van meisjes vooral komt door niet-cognitieve aspecten (studiehouding, zelfstandigheid etc.).

Beleidsmakers weinig bewust

Men heeft in het onderzoek ook in MBO en HO beleidsmakers bevraagd over de aanpak die zijn in dit verband kennen in hun activiteiten ter verhoging van het studiesucces. Uit deze interviews kwam naar voren dat instellingen zich vaak wel bewust zijn van het bestaan van verschillen in studiesucces tussen jongens en meisjes, maar dat ze de oorzaken ervan niet goed (er)kennen en maar zeer weinig instellingen bewust beleid voeren om de kloof te verkleinen. 

Een vergelijkbaar beeld komt naar voren in de analyse van buitenlandse praktijken. Europese landen verschillen in de mate waarin studiesucces in het hoger onderwijs prioriteit krijgt. In het algemeen is te stellen dat landen waar gelet wordt op doelmatigheid van hoger onderwijs, ook beleid op studiesucces is geformuleerd. De meeste buitenlandse experts hebben de indruk dat gender een gematigde invloed heeft op studiesucces. Dit suggereert dat op nationaal niveau verschillen in studiesucces niet als groot probleem worden ervaren.

Wel bij Pabo’s alert

De onderzoekers concluderen daaruit dat het “een logische consequentie is dan ook dat wij weinig buitenlandse praktijkvoorbeelden zijn tegengekomen die specifiek gericht zijn op studiesucces verschillen tussen jongens en meisjes. In de Nederlandse context lijken sommige instellingen generieke beleidsinstrumenten te verkiezen boven beleid dat specifiek gericht is op een sekse.” Zulke genderspecifieke beleidsinstrumenten zijn zij vooral tegenkomen bij opleidingen waar de studiesucces verschillen duidelijk aanwezig zijn, zoals bij de pabo’s.

Dit noemen zij indicatief voor de bevinding dat de verschillen in studiesucces nadrukkelijker gesignaleerd worden op niveaus die dichter bij de studenten staan. De ingezette gender-specifieke beleidsinstrumenten zijn vaak bij wijze van experiment ingevoerd, terwijl het bij de generieke beleidsinstrumenten moelijker is om het effect op studiesucces verschillen te meten. Beide aspecten zorgen ervoor dat het lastig om de effectiviteit van beleidswijzigingen te meten. Om deze reden zijn de onderzoekers terughoudend geweest met het aanwijzen van ‘good practices’.

Meisjes profiteren van 21st century skills

Voor de onderwijsorganisatie van HBO en WO is een van de conclusies van het onderzoek van vergaande betekenis. “Uit ons onderzoek komt duidelijk naar voren dat de recente ontwikkelingen naar meer studentgerichte leeromgevingen in het mbo en ho een positiever effect hebben op het studiesucces van meisjes dan het studiesucces van jongens. Dit komt doordat meisjes gemiddeld genomen een voorsprong hebben ten aanzien van jongens in de neuropsychologische en andere non-cognitieve vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het succesvol opereren in een dergelijke leeromgeving, zoals zelfstandig werken, plannen en samenwerken.”

Hierdoor treedt een verschil in studiesucces op in de late adolescentie. Het is belangrijk te benadrukken dat hiermee niet is gezegd dat geobserveerde neuropsychologische verschillen betekenen dat aan prestatieverschillen tussen jongens en meisjes niet zo veel te doen is, zeggen de onderzoekers. Verschillen in hersenrijping verklaren immers ook een groot deel van de verschillen binnen de groepen jongens en meisjes, en er is een zekere overlap tussen de groepen.

Deze overlap tussen de groepen hangt tevens samen met verschillen in de sociale context waarin men is opgegroeid, met eerder opgedane ervaringen (waaronder leerervaringen) en met vele culturele factoren. De analyses maken daarom juist aannemelijk dat het samenspel van hersenen en omgeving belangrijk is.

Voldoende ruimte voor jongens?

Deze bevindingen betekenen niet dat meer studentgerichte leeromgevingen afgeschaft zouden moeten worden, stelt het onderzoek. Deze zijn immers mede ontwikkeld in reactie op veranderingen in de economie, zoals technologische ontwikkelingen, flexibilisering, de veranderde organisatie van werk en globalisering die een impact hebben op de vraag naar bepaalde vaardigheden. Sociale vaardigheden, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid zijn van cruciaal belang voor het goed functioneren op de arbeidsmarkt van de 21ste eeuw.

Het is wel van groot belang dat in de huidige studentgerichte leeromgevingen extra aandacht moet worden geschonken aan studenten die nog in ontwikkeling zijn op gebied van hun non-cognitieve vaardigheden, zodat ook deze jongeren voldoende ruimte krijgen om zich naar hun talenten te kunnen ontwikkelen.

Omdat er ook binnen beide geslachtsgroepen grote verschillen bestaan in non-cognitief functioneren, hoeft een succesvol beleid zich niet noodzakelijkerwijs expliciet te richten op verschillen tussen jongens en meisjes. Het volstaat om beleid toe te spitsen op leerlingen (ongeacht hun geslacht) van wie docenten observeren dat ze in deze belangrijke vaardigheden achterblijven. Het verkleinen van de prestatiekloof tussen jongens en meisjes zou een onbedoeld maar zeer gewenst neveneffect van zo’n algemeen beleid kunnen zijn.

Scherpe selectie remt talent

Bij het maken van dergelijk beleid is blijkens dit onderzoek een aantal zaken van belang. Veel laat-adolescente jongeren hebben behoefte aan begeleiding van een docent of coach bij het plannen en zelfstandig maken van opdrachten. Zij zijn nog onvoldoende in staat om zelf voldoende structuur aan te brengen in hun werkwijze.

In de huidige studentgerichte leeromgeving van het postsecundair en tertiair onderwijs wordt vaak van jongeren verwacht dat zij dit zelfstandig kunnen, maar onderzoek toont duidelijk aan dat de hersenen van veel jongeren hier nog onvoldoende rijp voor zijn. Veel eisen die in het huidige beroeps- en hoger onderwijs gesteld worden zijn dus voor veel jongeren wetenschappelijk gezien niet reëel.

De bevinding dat jongens bij hun entree in het beroeps- en hoger onderwijs in hun ontwikkeling van non-cognitieve vaardigheden achterlopen op meisjes, heeft ook gevolgen voor de wijze waarop toetsing en selectie plaatsvindt. Strenge toetsing en selectie in het begin van de studie zou ertoe kunnen leiden dat er relatief veel talent onder de jongens niet wordt benut dat bij een uitgestelde toetsing/selectie wel zou zijn benut. Of dit op grote schaal gebeurt, is op grond van publiek beschikbare gegevens voor de onderzoekers nog niet te achterhalen, maar de invoering en aanscherping van selectie aan de poort en selectie in het eerste jaar (BSA) maakt volgens hen dit vraagstuk maatschappelijk zeer relevant.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK