Leren als eten en drinken

Nieuws | de redactie
23 maart 2016 | Lukt het voor Nederland een sterke, toekomstgerichte 'skills' strategie op te zetten? Wat vergt dit van HBO, WO en beleid? De OECD legt bij de SER forse feiten en vragen op tafel. “U gebruikt de hoge kwaliteit van uw mensen opvallend weinig.”

Het kabinet vroeg de OECD voor ons land een lange termijn analyse en strategie te helpen ontwerpen voor de inhoud, ontwikkeling en concrete toepassing van kennis en vaardigheden voor een ‘lerend economie’. Enkele landen gingen ons daarin al voor, interessante kennisnaties als Korea en Noorwegen, maar ook landen in crisis als Portugal en Spanje. Daar valt dus veel van te leren, om te beginnen.

De aanpak in ons land is echter uitzonderlijk. De OECD noemt deze zelfs zonder omhalen uniek, omdat met de SER als partner in dit proces alle stakeholders direct inhoudelijk mede verantwoordelijk worden bij de invulling, uitdieping en conclusies van zo’n strategie en haar concrete toepassing. “De OECD en wij ontmoeten elkaar hier in de praktijk en het denkwerk beide en dat gebeurt zo voor het eerst,” zei SER-voorzitter Mariette Hamer tegen ScienceGuide tijdens het eerste gezamenlijke seminar om de skills-strategie uit te werken.

Dialoog en denkwerk

“Nederland heeft inderdaad een unieke positie ten opzichte van andere landen bij deze aanpak. Doordat de SER dit met de OECD samen oppakt, zitten vanaf het begin zowel de werkgevers en werknemers, als onafhankelijke expertise en onderwijsorganisaties in het geheel ingebakken. Die aanpak met drie partijen samen is wat wij steeds weer zoeken, waarbij we hen ook met andere partijen confronteren, naar oplossingen en ideeën laten zoeken. Met jongeren, met organisaties als in het Energieakkoord, met NGO’s bij het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen.”

Ook nu in de skills-strategie met de OECD gaat Hamer met haar mensen “de wereld van het werk verbinden met de andere stakeholders en daarin samen initiatieven laten ontstaan. Onze specialisatie is nu eenmaal juist die dialoog en zo denkwerk voor draagvlak laten groeien. Weet je, de OECD en SER hebben nu ontdekt, dat we op een aparte manier best op elkaar lijken.”

Dat bleek toen OECD-teamchef voor de ontwikkeling van de skills-strategieën van landen, Joanne Caddy, haar analyses en uitdagingen voor Nederland presenteerde als startschot. In de kern zijn deze: ‘Nederland is een topland in kennis en vorming, maar het kent zijn forse en opvallende kwetsbaarheden meestal niet. Waar die vandaan komen en hoe ze zijn aan te pakken, blijft daardoor vaak onderbelicht en dat maakt ze ook nog eens hardnekkig.’

Excellent en solide, maar

Dat een skills-strategie daarom erg nuttig kan blijken te zijn wordt nog versterkt door het gegeven, dat de projecties van de kennisvraag in de arbeidsmarkt tot 2025 alleen een gecombineerde vervangingsvraag en expansie laten zien bij functies en baankansen met een hoog skills-gehalte. Bij alle andere functies is sprake van minder vraag. De strategie moet zich er daarom op richten de coherentie te vergroten van de verschillende systemen in de samenleving die vorming en overdracht van skills optimaal weten te maken.

Nederland heeft daarbij een lang niet eenvoudige startpositie. Op het eerste gezicht kan deze bijna niet beter. De OECD onderstreept de “excellent, solid base” die het onderwijs aan de beroepsbevolking blijkt te bieden. “Dit is echt een land van hoog ontwikkelde mensen.” Tegelijkertijd valt op dat er aanzienlijke groepen zijn die daar forser van afwijken dan in andere landen merkbaar is. Zo is in ons land de taalvaardigheid van migrantenjongeren duidelijk slechter dan bij andere jongeren. Dit remt direct en structureel hun kansen op hoger onderwijs en studiesucces en dus op banen met een hoog skills-gehalte. Met Zweden en België behoort Nederland tot de groep landen waar het voor migrantenjongeren het moeilijkst is om een plaats op de arbeidsmarkt te verwerven.

Velen scoren zeer zwak

Ook noteert de OECD dat zo’n anderhalf miljoen mensen in ons land zowel bij taal- als rekenvaardigheid zeer zwak scoren. Zeker twee derde van hen is wel actief aan het werk en dit houdt in, dat het voor hen zeer moeilijk wordt mee te kunnen in de snelle veranderingen in kennis en skills die aan de orde zijn. Dit houdt in, dat bij het ontwerp van de skills-strategie veel breder gekeken zal moeten worden dan aanvankelijk geacht. Naast de overdracht en ontwikkeling van ‘21st Century skills’ moet ook de versterking van aandacht voor en verspreiding van de basisvaardigheden nadrukkelijk op de agenda gezet worden.  

De hoog ontwikkelde bevolking in ons land heeft een opvallende karakteristiek, melden de OECD-experts. Veel mensen werken, zijn actief in de arbeidsmarkt, maar ze werken weinig uren. Daarbij komt bovendien, dat het hoge niveau van de skills bij die werknemers binnen bedrijven relatief gering wordt uitgedaagd en benut. “U gebruikt de hoge kwaliteit van uw mensen opvallend weinig.” De ruimte die hiervoor bestaat biedt veel kansen. De productiviteit zou met 2% extra kunnen toenemen, als deze ‘skills-mismatch’ gericht werd aangepakt.

Het feit dat veel mensen werken zorgt voor een relatief lage werkloosheid, zeker bij jongeren in vergelijking met andere kennisnaties. Dit noemt de OECD een sterk punt en ook een prestatie van formaat. Maar ook hier valt dan een afwijkend aspect te meer op. Ons land kent een beduidend grote groep langdurig werklozen en deze groeit bovendien sneller dan in andere landen. De OECD wijst erop, dat bij de hen aanwezige skills na een tijd snel gaan afnemen en het zeer moeilijk wordt hen naar nieuwe banen te leiden in een arbeidsmarkt met zeer snelle veranderingen in de vraag naar skills.

HO en bedrijfsleven

De startpositie van ons land vatten de OECD-experts daarom als volgt samen. Nederland doet het goed, momenteel. Voor wat er in de komende jaren op ons afkomt, staat er nog wel het nodige te doen in het kader van een doelgerichte skills-strategie. Zo’n strategie maak je als land ook niet in een soort isolement. Andere landen zitten hier niet stil en ontwikkelen zich ook als hoogwaardige kennisnaties. Daar moet je dus alert op zijn en van leren.

Een opvallend voorbeeld werd op dit punt aangestipt: de samenwerking van het hoger onderwijs en het bedrijfsleven. Het beeld bestaat, dat ons land op dit punt aanzienlijke stappen vooruit heeft gezet en de verbindingen bepaald innig zijn geworden. De OECD kijkt daar met enige scepsis naar. De vooruitgang op dit punt is zeker merkbaar, maar elders heeft men met meer elan en tempo verbeteringen en nieuwe verbindingen tot stand gebracht. Een land dat zo’n krachtige inhaalslag maakt is bijvoorbeeld Slovenië. Dat ons land hier relatief minder sterk voor de dag komt, heeft duidelijk remmende impact op onder de innovatie. Ook is de opmars van startups en vernieuwende bedrijven in ons land hiermee minder sterk ontwikkeld.

Tempoverhoging en leercultuur

Mariette Hamer onderstreepte in haar eerste reflecties hierop twee aspecten. Allereerst dat bij de veranderingen in de vraag naar skills het fors toenemende tempo van die veranderingen op haar beduidend indruk is gaan maken. “Natuurlijk is de samenleving steeds in verandering. Werk en onderwijs zijn zich daar altijd wel van bewust geweest. Waar we nu mee geconfronteerd worden is de sterk toegenomen snelheid waarmee die veranderingen zich aandienen en het tempo waarmee zij steeds meer in elkaar grijpen en elkaar daarmee lijken te versnellen. Daar zullen we in de skills-strategie zeker met elkaar antwoorden op moeten zien te vinden. HBO en WO zitten door hun intensieve verbinding met de wetenschappelijke ontwikkelingen en toepassingen volop in dit vraagstuk en we zullen met hen hier diepgaand aan moeten werken.”

Het tweede aspect dat voor Hamer grote aandacht zal vereisen, is “de leercultuur.” Zij wees er tegenover de OECD-experts op dat een cruciaal nieuw element van een skills-strategie is, dat daarmee de tijd echt voorbij is waarin het idee leefde dat leren, bijblijven en vernieuwen van kennis en vaardigheden na het initiële onderwijs vooral iets was voor mensen ‘aan de bovenkant’ met een hoger, meer academisch profiel.

“Werken en leren zijn geen gescheiden domeinen meer. Door de snelheid van die veranderingen en digitaliseringseffecten lopen ze als het ware door elkaar heen. Gestandaardiseerde vormen van kennisoverdracht zijn dan nog steeds nuttig en nodig, maar kunnen dit niet meer voldoende of alleen aan. Tegelijkertijd is de kwaliteit van ons menselijk kapitaal het allerbelangrijkste element voor een land als het onze. Het leren voor het leven hangt daar zeer nauw mee samen.”

“Dat vraagt om het laten ontstaan en bloeien van een leercultuur. Die begint niet pas te leven als je als volwassenen na een opleiding op de arbeidsmarkt aan de slag gaat. LevenLangLeren begint als je twee bent, als je deel wordt van zo’n cultuur. Daarin groei je op in het besef dat leren net zoiets is als eten en drinken, iets dat je als vanzelf steeds weer doet. Het gaat daarbij ook om een cultuur die leren steeds weer leuk laat zijn, die je voedt en vormt.” De OECD-experts zeiden daarop dat ze de frase ‘Leren is zoiets als eten en drinken’ direct zouden kapen voor rapportages vanuit hun onderzoek en organisatie. Dat mocht van de schaterende SER-voorzitter.   


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK