Toetsen en eigenaarschap

Nieuws | de redactie
30 maart 2016 | “We willen meer te zeggen hebben, maar dan zonder gedoe,” zo verwoordde een van de docenten zijn wens om meer eigenaar te worden over het onderwijs. Lisa Westerveld hoort het gedurig bij haar gesprekken over een democratischer UvA: “onderwijspersoneel wil meer eigenaarschap over het eigen onderwijs.”

In haar column over haar werk aan de vernieuwing van de Amsterdamse universiteit zegt de oud-LSVb-voorzitter dat “dat natuurlijk helemaal niet gek is. Ik durf zelfs te stellen dat vrijwel iedereen die rondloopt in het hoger onderwijs dit vindt. Want natuurlijk: iemand die voor  een groep studenten staat, moet zelf de inhoud van zijn of haar college bepalen. Met een keurslijf creëer je immers geen academisch klimaat.” 

“Toch hoeven we op de UvA bepaald niet op zoek naar docenten die zich onderworpen voelen aan ‘het systeem’ of ‘de lesmodule’. En dan rijst de interessante vraag hoe het zo gekomen is.” 

Stalken van docenten 

“Een eerste en logische reflex is om te wijzen naar de centraal opgelegde regels. Het door iedereen beschimpte maar evengoed doorgevoerde ‘8-8-4 model’ staat hier symbool voor. Voor de niet-Amsterdammers: het ‘8-8-4 model’ betreft een centrale jaarindeling voor alle opleidingen in blokken van tweemaal acht weken en eenmaal vier. Maar opgelegde regels zijn net zo makkelijk toe te schrijven aan ‘Den Haag’, ‘de accreditatie’ of andere instanties die zich met het hoger onderwijs bemoeien. 

Dat docenten bijkans worden gestalkt, blijkt ook uit de verschillende documenten met richtlijnen die ze krijgen toegestuurd. Bijvoorbeeld het 54 pagina’s tellende rapport ‘kader toetsbeleid’. Dat begint met een aantal op zich volkomen rationeel ogende onderwijskundige ideeën over toetsing. Er staat bijvoorbeeld dat de toets moet aansluiten op de leerdoelen en de onderwijsvorm en de validiteit op orde moet zijn “de toets moet meten wat men bedoelt te meten”[1]. “Daarnaast is het noodzakelijk dat studenten bekend zijn met de te beheersen stof en vaardigheden”[2], leert het rapport ons. Ook wordt een aantal tips gegeven, bijvoorbeeld dat een toehoorder aanwezig is bij mondelinge examens en staat beschreven dat het noodzakelijk is dat opleidingen een duidelijke instructie opstellen voor surveillanten.  

De volgende hoofdstukken beschrijven de ‘voorwaarden aan de planning en spreiding van toetsen’, ‘voorwaarden aan het toetsen van stages en afstudeerwerk’, ‘voorwaarden aan regelgeving’ en ‘voorwaarden aan kwaliteitszorg van toetsing’. Ondanks dat dit allemaal behoorlijk schappelijke voorwaarden zijn, begrijp ik goed dat docenten er knap moe van worden. Want moet je een docent echt lastig vallen met een notitie waarin staat dat een toets moet aansluiten op de leerdoelen? 

Soepel en eenduidig 

En dan heb ik het nog niet eens gehad over de veelvoud aan commissies en bestuursorganen met allemaal hun eigen bevoegdheden. De vraag is hoe het beter kan gelet op alle klachten en irritaties. Met de schaalvergroting van universiteiten, de enorme studentenaantallen en personeelsleden en de toegenomen controle en verantwoordingsplicht aan de NVAO, maar ook als gevolg van internationalisering, is het niet vreemd dat een universiteit probeert de processen zo soepel en eenduidig mogelijk te regelen. Als je tenminste uitgaat van de gedachte van een universiteit als productiemachine. Voor de duidelijkheid: dit is niet hoe ik een universiteit zie, maar het bedrijfsmatige model waarop universiteiten zijn ingericht impliceert wel dat het gaat om efficiëntie en opbrengst. Duidelijk is wel dat we daarmee personeel en studenten te kort doen. 

Veel docenten voelen zich onvoldoende gewaardeerd en niet serieus genomen: niemand droomt er van om voor een collegezaal met studenten te gaan staan en jaar na jaar een hetzelfde verhaal te vertellen. Een verhaal dat niet eens door jou is bedacht, maar onderdeel is van een module. Daarbij is de werkdruk evengoed enorm hoog door de eerdergenoemde studentenaantallen en de verantwoordingsdruk. 

Even belangrijk is de vraag of het onderwijs er beter van wordt: is een tentamen dat voldoet aan alle 54 pagina’s met richtlijnen en tips nu beter. Of is een docent heel goed zelf in staat om in overleg met collega’s een goede toets te produceren?”



[1] Kader toetsbeleid UvA, p. 11

[2] Kader toetsbeleid UvA, p. 15


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK