De thermostaat van de school

Nieuws | de redactie
12 april 2016 | “Leraren hadden een eigen cultuur, met referentiefiguren, met gezamenlijke symboliek ook. Die zijn ze kwijt.” De Franse filosoof Philippe Meirieu denkt na over pedagogiek en de intellectuele opdracht tot onthaasting, als verzet. Zijn boek daarover is nu vertaald en biedt veel stof tot dialoog en doordenking.

Simon Verwer vertaalde Meirieu’s boek ‘De plicht om weerstand te beiden’ en de oud-Student van het Jaar van ISO, LSVb en ScienceGuide bracht de Franse denker naar ons land en zijn school. Meirieu raakte maar niet uitgepraat tegen ScienceGuide over het gesprek dat hij op het Hyperion in Amsterdam-Noord met de leerlingen kon voeren. “In het Frans! En zo opbeurend en verfrissend.”

Uw boek postuleert een plicht tot verzet tot ‘résistance’, als opdracht voor het onderwijs en de onderwijsgevende. Dat is geen bozig, verongelijkt kont tegen de krib gooien, maar een intellectuele en culturele taak, schrijft u. Wat is dan zulke ‘résistance’ in wezen?

Anders dan velen denken, marxisten bijvoorbeeld, is de school, het onderwijs als institutie niet voorzien van een soort ‘superstructuur’. Zij zien de school als een reproductie van de maatschappij. De structuren die de maatschappij domineren doen dat ook in de vorm van de scholen, als het ware. Mijn inziens doet men het onderwijs daarmee tekort. Die reproducerende opzet is bepaald niet de enige die de school karakteriseert.

Ik zie ook de rol van thermostaat. De school is deel van de cultuur en haar vaak spannende omgeving en de tempratuur daarvan straalt in de relaties en gebeurtenissen binnen het onderwijs door. De thermostaat voelt die kilte  of opwarming niet alleen, hij past de tempratuur zo nodig aan met gevoel voor gezond evenwicht daarin.

In die functie zie je een tegenkracht, zulk verzet. Niet alleen in intellectuele zin, maar ook in concreet handelen, in de vorming die het onderwijs elke dag heeft te brengen.

Jongeren komen uit de cultuur en omgeving rond de school het onderwijs binnen en die impulsen zijn niet verdwenen. Zij bepalen en sturen mee wat in de klas gebeurt. De thermostaat staat aan en is een gevoelig instrument dat tegenkracht biedt aan de buitentemperaturen, zie ik het zo goed? Hoe komt dat dan tot uiting in de vorming?

Kijkt u eens naar hoe het sterke individualisme van nu en de verbinding daarvan met de aantasting van het vermogen tot concentratie, ook in leerprocessen.  Jongeren groeien op in een ‘sociéte pulsionelle’, een maatschappij van impulsen die op hen afkomen en reacties veronderstellen, primair individueel. Dat is verbonden met het consumentisme, dat weinig gemeenschapsgevoel of -afwegingen kent en ook met de dominante van de beeldcultuur.

De hele omgeving gaat uit van begrippen als  ‘spontaan’, van snelheid, ‘flashnews’ en een vorm van permanente opwinding. Teksten moeten  kort en beperkt zijn, tijdverdrijf moet korte termijnen inhouden. Zo komen jongeren de school binnen, met korte aandachtspanne en lineair denken en reageren. De leraar moet dat individu niettemin leren denken en zich ontwikkelen als mens, ook tegen dat in wat leren denken ondermijnt.  Onthaasting is dan een opdracht van het onderwijs, ontkoppeling van het korte termijn determinisme.

Résistance is dus tegenkracht tegen de spontaniteit van de korte termijn. Die komt echter met veel kracht van buiten de school binnen. Hoe vang je die op?

Weet u, ik heb onderzoek gedaan naar de sociale betekenis van objecten waarmee maatschappelijke concepten kracht krijgen. Inderdaad, een ding, een object dat dingen verandert. Mij trok in het bijzonder de afstandsbediening. Dat blijkt een soort van mediale ‘telephallus,’ excusez le mot.

Dat object, apparaatje, geeft individuele macht over de indrukken en expressies die de mensen tot wil nemen. De afstandsbediening maakt het mogelijk dat je je grillen kunt volgen en laten domineren, het is letterlijk capricieus. Zo hoef je niet meer te wachten op een beeld of ‘flash’. Rust hoeft niet meer en je kunt je niet vervelen. De televisie werkte in haar beginfase heel anders , veel meer als een verbindend, collectief medium, ook thuis in de gezinnen. Met de afstandsbediening als object is een veel kinderlijker, ongeremd gedrag mogelijk gevonden in het mediagebruik en de mediaproducenten spelen door natuurlijk op in. Iedere zijn eigen beeld, kanaal en object!

Verzet is in dit opzicht voor het onderwijs allereerst het recht dat je verwerft om hier tegen in te gaan. Dat is voor docenten lang niet eenvoudig. Ouders, management en beleid willen dat niet zo maar, niet vanzelf. Voor de docent in het dan wezenlijk dat deze zijn opdracht voorop stelt: de jeugd leren denken en geestelijk te ontwikkelen daarmee. Dat houdt ook regelmatig ‘résister à l’air du temps’ in en daar hoort ruimte voor te zijn. Die thermostaat-functie komt hier in terug, inderdaad.

Dat ‘recht op tegengas geven’ maakt het werk van de docent waarschijnlijk zowel lastig als boeiend, uitdagend. U vergt wel veel van ze.

Besef goed  dat dit verzet in twee richtingen moet gaan. Verzet tegen de pretentie van almacht van het onderwijs en verzet tegen een houding van onmacht. Natuurlijk kan de school, de onderwijzer niet alles. Maar dat hoeft ook niet meteen tot een soort van fatalisme te leiden. Hierin je weg vinden is moeizaam. De sociale en politieke veranderingen  werken immers door in het onderwijs en het is de kunst de jongeren daarin een ferm kader te bieden voor hun groei als mens.

Je ziet twee reacties opkomen. Die almacht pretentie poogt men overeind te houden door een nieuw accent op autoriteit en autoritair handelen in de school. De gevoelens van onmacht monden uit in een  ‘laxisme’, een laissez faire houding. ‘Je doet je ding, dat is best goed zo.’ Beide is voor leerlingen onvoldoende, omdat het hen geen adequate structuur biedt voor hun vorming en het leren. Ze vinden uit zichzelf immers als kinderen geen maat tussen ‘rigeur’ en ‘liberté’.

Zo’n ferm kader is volgens u geen gestalte van die nieuwe autoritaire houding?

Zeker niet! Het is geen ‘autoritair tableau’ dat de jongeren door een almachtige docent van bovenaf opgelegd wordt als invulling van hun ontwikkeling. Het is bijna dialectisch. Een heldere vorm leert juist vrijheid beleven en zinvol maken.

Instituties als de school hebben het hier natuurlijk lastig mee in onze tijd. Je moet zoiets bijvoorbeeld geloofwaardig overbrengen op ouders die zelf twijfelen aan de waarde van zulke kaders, Het Franse onderwijs kende lange tijd een krachtige institutionele structuur met centrale sturing, dus daar heeft men het hier extra moeilijk mee.

Het ontwikkelen en overdragen van de kaders zal een leraar in zijn opleiding moeten ‘leren’. Hoe ziet u dat gebeuren?

Wat zijn de vragen die men elkaar in de school leert stellen? In de huidige tijd staat daar het public management model centraal en zijn de aandachtspunten meer op efficiency gericht, minder waardengericht. Lerarenopleidingen hebben hier een taak om docenten de vragen te leren stellen naar de relaties tussen de dagelijkse lespraktijk en waarden die men daarin voorop wil laten staan.

De eigen betekenis van de lerarenopleidingen moet niet veronachtzaamd worden. Die gaat over veel meer dan de technische kant van het vak, over meer dan het aanleren van discipline en didactiek. Pedagogiek is echt wat anders dan een optelsom van die twee! Die kent zowel een horizontale kant, zoals in die twee aspecten tot uiting komt, als een verticale waar de verbinding met de betrokken waarden tot uiting komt.

De lerarenopleiding vormt de professie van oudsher. Maar die is grondig veranderd, ook sociaal-cultureel. Was tot voor enige tijd de onderwijzer met de notaris, politiechef, advocaat, pater en ‘monsieur le maire’ een notabele in de gemeenschap, is dat nu versplinterd, verdwenen zelf vaak. Hoe vindt deze opleiding daarin zijn weg?

Die notabele, ach ja, dat mag zo zijn. Ik zie vooral dat het docentschap een eigen cultuur kende. Men had ‘referentiefiguren’, er was een gezamenlijke symboliek, je zou kunnen zeggen een soort van ‘mythologie van het vak’. Die is men kwijt. Docenten zijn machinewerkers geworden van het complexe apparaat van onderwijs. Dat heeft een zekere ‘proletarisering’ in zich, omdat men veel minder de dragers van waarden is geworden en meer bedieners van een machinerie.

Dat zie je bij de doorwerking van toetsten en tests, PISA en dergelijke, zijn als nieuwe mechanismen dat apparaat gaan versterken. Het bestel wil dat de leerling voldoet aan de daarin meegenomen kwaliteiten en vergelijkingen. Dat zijn per definitie meetbare aspecten en dat maakt dat ze nogal dwingend worden voor de ‘onderwijsmachine’. Daar zit een ‘reductionisme’ in dat een waarde op zichzelf kan worden en de productie van onderwijs sterk bepalen.

Tijdens het gesprek komen de twee edities van Meirieu ‘Devoir de Résister’ op tafel. Die geven onbedoeld iets weer van de worsteling van docenten, hun opleidingen en het bestel. De Franse uitgave toont een groepje demonstrerende studenten die onder meer het behoud bepleiten via hun spandoek van vroegere republikeinse wetgeving. Simon Verwers vertaling siert een schrikwekkende sculptuur van barokke aard, die een scène uit La Divina Commedia van Dante verbeeldt. Meirieu vermoedt bij de eerste blik daarop, dat het de Griekse god Kronos is, symbool van de tijd die zijn eigen kinderen verzwelgt. Gelukkig blijkt het zo wreed toch niet te zijn.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK