Anders kijken naar uitval in HO

Nieuws | de redactie
9 mei 2016 | Er is veel uitval in het hoger onderwijs. Daar kunnen instellingen zelf nog veel aan doen, stellen consultants Mark Boersma, Harm Erbé en Melissa Frederik. “In het eerste jaar is er voor studenten weinig ruimte om te vallen en op te staan.” Hoe en wanneer ze vallen kan sleutel voor slimmere oplossingen zijn.

“Zo’n 50% van de studenten die begint met een hbo-opleiding valt uit. Dat is een enorm probleem; allereerst voor de studenten die erachter komen dat zij niet op de juiste plek zitten of moeite hebben met het niveau van de studie. Docenten en studiebegeleiders proberen studenten zo goed mogelijk door de studie te loodsen, maar moeten dit er vaak ‘bij’ doen in hun volle takenpakket. Daardoor ontbreekt de tijd om elke student de benodigde persoonlijke aandacht te geven. Voor de instelling betekent uitval verlies van middelen en zelfs, bij structurele problemen, reputatieschade.

Met het oog op verbeteringen in de instroom; een aanvullende vooropleiding voor studenten die doorstromen vanuit het mbo bijvoorbeeld of verlenging van de havo van vijf naar zes jaar. Natuurlijk is het van belang dat het succes van studenten wordt bezien vanuit de gehele onderwijsketen die zij doorlopen. Wij betogen echter met klem dat het merendeel van de uitval door onderwijsinstellingen zelf kan en moet worden tegengegaan.

Vallen en opstaan

Uitval wordt namelijk niet alleen veroorzaakt door een te laag (kennis)niveau van de startende student. Voor veel studenten is ook de overgang naar andere vormen van onderwijs, zelfstandigheid en tal van afleidingen een pad van vallen en opstaan. Sterker; slechts een klein deel van de uitval wordt veroorzaakt door het niveau van de leerlingen.

In het eerste jaar van veel opleidingen is er voor studenten weinig ruimte om te vallen en op te staan. Het bindend studieadvies heeft de selectieve werking die voor de poort veelal niet is toegestaan. Iedereen die niet de gestelde norm voor studiepunten haalt, krijgt een negatief bindend studieadvies. Momenteel is het daarbij ook lastig om te zien welke student op welk moment ‘valt’ en omhoog geholpen moet worden, voordat hij achterop is geraakt ten opzichte van zijn medestudenten. Hier ligt in onze optiek een belangrijke sleutel, die nog veel te weinig wordt toegepast in Nederland.

Gerichte ondersteuning op maat

Wat nodig is om te zorgen dat veel meer studenten de eindstreep halen, is inzicht om de juiste student op het juiste moment de juiste begeleiding te bieden. Dit inzicht ligt binnen handbereik: instellingen beschikken over een schat aan data die kan worden gebruikt om te signaleren welke student wanneer het risico loopt om achterop te raken. Hoe eerder een student gericht geholpen wordt, eventueel ook vóór start van de studie, hoe minder er kans is op uitval of vertraging. Dat klinkt misschien futuristisch, maar bij nagenoeg elke onderwijsinstelling is dit een reële mogelijkheid.

Dit vereist alleen dat informatie integraal en gebruiksvriendelijk beschikbaar wordt gemaakt voor de belangrijkste spelers in het primaire proces. Dat is nog lang niet overal vanzelfsprekend. Denk aan voortgangsgesprekken met studenten waar begeleiders niet altijd beschikken over een actueel overzicht van door de student behaalde vakken. Beschikbare informatie wordt nog te weinig benut, en begeleiding wordt daardoor vaak reactief, en op basis van intuitie, aangeboden.

Onverwachte verbanden

Door een integrale dataset over studiesucces te creëren, kom je tot inzichten die op een andere manier nauwelijks te krijgen zijn. Zo bleek uit data-analyse bij Valdosta State University (VSU) dat studenten die op de campus ontbeten 10% hogere retentie hebben. De universiteit besloot daarom het ontbijten op de campus te promoten. Ook bleek daar dat eerstejaarsstudenten met een bijbaantje op de campus aanzienlijk lagere uitval kenden dan andere studenten. Na het maken van een businesscase heeft deze instelling geïnvesteerd in het creëren van extra bijbanen; na twee jaar heeft dit al geresulteerd in 4% hogere retentie.

Deze onverwachte verbanden, die men zonder data-analyse niet direct zou zien, helpen om gerichte interventies te implementeren. En ze gaan verder dan de klassieke en moeilijk te beïnvloeden factoren die we al kennen uit de literatuur, zoals geslacht, leeftijd en vooropleiding. Het is juist van belang om studiesucces te relateren aan gedrag van studenten, omdat deze factoren sneller tot logische, gerichte interventies leiden. Ook de verwachte verbanden kunnen vaak veel beter benut worden door instellingen.

Wanneer inzicht in de huidige situatie van de student wordt gecombineerd met voorspellingen op basis van statistische methoden, dan beschikt de begeleider plotseling over een krachtige set aan middelen om gericht en proactief te gaan werken. Inmiddels is aangetoond (met name in de VS) dat instellingen die gerichte voorspellingen gebruiken grote verbeteringen in het terugdringen van uitval weten te bereiken, en daarmee meer studenten helpen om succesvol hun diploma op tijd af te ronden. Wat ons betreft is het hoog tijd om te bespreken wat hogescholen zelf anders kunnen en moeten doen voor de studenten gedurende de studie.”

Mark Boersma, Harm Erbé en Melissa Frederik zijn consultants binnen het hoger onderwijs bij Deloitte


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK