Studiesucces struikelblok prestatieafspraken

Nieuws | de redactie
25 oktober 2016 | Zowel hogescholen als universiteiten hebben een grote kwaliteitsslag gemaakt in het bacheloronderwijs. Dat constateert de Review Commissie Hoger Onderwijs (RCHO) in haar eindbeoordeling van de prestatieafspraken. Op zes hogescholen na, krijgen alle instellingen een positief advies.

In 2012 maakten de HO-instellingen met de toenmalige staatsecretaris prestatieafspraken over het bevorderen van onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie. Op verzoek van de minister van OCW en de staatssecretaris van EZ heeft de RCHO de resultaten van de instellingen beoordeeld.

Studiesucces negatief beoordeeld

Die beoordeling is overwegend goed. Alle universiteiten kregen van de RCHO een positief advies. Van alle hogescholen zijn er zes die uiteindelijk op het gebied van studiesucces een negatief oordeel kregen. Hier betreft het Fontys, Inholland, Hogeschool Leiden, NHL, Hogeschool Rotterdam en Vilentum Agrarische Hogeschool.

De RCHO constateert dat hogescholen ten opzichte van de universiteiten in een lastig parket zitten op het gebied van de doelstellingen bij studiesucces. “Dat universiteiten een grotere sprong voorwaarts hebben kunnen maken dan de meeste hogescholen heeft te maken met het zogeheten hbo-trilemma. Het eindniveau van de bacheloropleiding moet omhoog, meer studenten moeten dat eindniveau halen maar tegelijkertijd is het niveau van de instroom uit het voorbereidende onderwijs op onderdelen nog onvoldoende. “

Het Rotterdamse collegelid Jan Roelof constateerde deze zomer al dat studierendementen een lastige kwestie zijn bij de Hogeschool Rotterdam. “We zijn tot de conclusie gekomen dat het vraagstuk van studiesucces indringender is dan we hadden voorzien en dat we veel inspanningen hebben verricht, maar tegelijkertijd stellen we vast dat die maatregelen niet tot het gewenste effect hebben geleid.”

Sterke verbetering in kwaliteit en aanbod

Naast het studiesucces, maakten de HO-instellingen ook afspraken over onderwijskwaliteit, variatie in het aanbod, het verlagen van de overhead en het aanbrengen van zwaartepunten in onderwijs en onderzoek. Zowel de universiteiten als de hogescholen laten hier sterke verbeteringen zien, die allen als positief beoordeeld worden.

Zo constateert de RCHO een sterke verbetering in kwaliteit van het onderwijs. “vrijwel alle voltijd bacheloropleidingen in het Nederlandse hoger onderwijs hebben in het eerste studiejaar gemiddeld twaalf of meer contacturen per week. Daarnaast beschikken veel meer docenten aan hogescholen over een mastergraad. Het aantal docenten aan universiteiten met een didactische kwalificatie (BKO) is zeer sterk gestegen. “

Ook is er in het hoger onderwijs veel meer aandacht gekomen voor maatwerk voor verschillende type studenten. “Er zijn veel meer verschillende soorten opleidingen: brede bachelors, excellentieprogramma’s, interdisciplinaire opleidingen en, specifiek voor het hbo: tweejarige Associate-degree-opleidingen, trajecten voor vwo’ers en professional masters. Verder spelen de universiteiten en hogescholen actief in op internationalisering en afstandsonderwijs. “

Hogescholen en universiteiten zijn er tevens in geslaagd om de beschikbare middelen meer en meer ten bate te laten komen van de kwaliteit, zo constateert de commissie. “Bijna alle universiteiten en hogescholen hebben de overheadkosten omlaag gebracht. Ze zijn erin geslaagd deze kosten te stabiliseren dan wel te reduceren. En dat is winst voor het primaire proces. “

Centers of Expertise groeien in regionale rol

Tot slot stelt de Review Commissie Hoger Onderwijs dat het aanbrengen van zwaartepunten van de onderzoekprofielen van zowel universiteiten en hogescholen de goede kant op gaat. “Universiteiten hebben hun zwaartepunten bijgesteld of uitgebouwd door gerichte investeringen en samenwerking met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Daarbij vormt het verder verstevigen van de vooraanstaande internationale positie een belangrijk doel.”

Bij hogescholen wordt via de Centers of Expertise gericht geïnvesteerd in specifieke onderzoekgebieden.  “ De commissie constateert dat bij twaalf van de zestien ‘Centres of expertise’ de nagestreefde doelen gehaald zijn. De andere vier Centres ontwikkelen zich ook in de goede richting. Onderwijs en onderzoek worden in toenemende mate geïntegreerd en gericht op een economisch of maatschappelijk onderwerp. Hogescholen zijn nadrukkelijk gegroeid in hun rol als regionale kennis- en innovatiepartner.”

De commissie heeft per instelling op drie verschillende aspecten een beoordeling gegeven, waar uiteindelijk zes hogescholen op één punt negatief uit  zijn gekomen. De minister van OCW en de staatssecretaris van EZ zullen medio november hun besluiten over de realisatie van de prestatieafspraken bekend maken. Bij één of meer negatieve oordelen kunnen er financiële consequenties zijn voor de instellingen.  

Alle eindadviezen zijn hier te vinden


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK