Topteam voor ICT-verkeer

Nieuws | de redactie
12 oktober 2016 | “Na de Haven in Rotterdam en Schiphol is de ICT-infrastructuur onze derde mainport. Dat is misschien niet zo zichtbaar, maar het is wel degelijk het geval.” Nederland heeft een koppositie hier, maar die positie behouden is niet vanzelfsprekend, waarschuwt SURF-voorman Paul Rullmann.

“De landen om ons heen zijn stinkend jaloers op ons, vergis je niet,” vertelt Rullmann als hem gevraagd wordt naar de stand van zaken van Nederland als digitale kennisnatie. Onlangs zette de VSNU het onderwerp weer op de politieke agenda, een initiatief dat de voorzitter van SURF van harte toejuicht. “Je kunt natuurlijk denken dat het prima is als de rol die we nu hebben naar Frankrijk, Duitsland of China gaat, maar volgens mij geef je dan goud uit handen.”

Het is niet ieder voor zich

Doordat SURF echt van de instellingen is en het Nederlandse kennislandschap compact is georganiseerd, liggen er de goede randvoorwaarden voor een digitale infrastructuur op topniveau, constateert Rullmann. “Je ziet dat universiteiten en hogescholen heel makkelijk bij elkaar naar binnen lopen met vragen. Het is niet ieder voor zich; dat zorgt er voor dat we een hele goede positie hebben.”

Die positie is belangrijk; het is een belangrijke motor in onze economie, vindt Rullmann. “Het betekent echt wat voor ons dat we in Amsterdam met de Amsterdam Internet Exchange zo’n cruciale mainport hebben. Het is niet voor niets dat Cisco en TomTom zich hier vestigen. En kijk ook naar Google die nu in de Eemshaven zit. Daarmee zitten ze vlakbij de mainport.”

Het is niet alleen de aantrekkelijkheid voor het bedrijfsleven en de wetenschap die volgens Rullmann belangrijk is. “Het gaat ook om je positie als gezaghebbende spreker op dit terrein. Nederland is daarmee een autoriteit in gesprekken en discussies over privacy, veiligheid, doorgeleiding van informatie en andere aspecten van onze digitale infrastructuur. In de kenniscirculatie is de bloedsomloop steeds meer op ICT gebaseerd.”

Slordig met onze parels

Dat Nederland hier zo’n belangrijke rol speelt wordt af en toe nog te weinig gezien, vindt Rullmann. “We zijn in Nederland nog wel eens slordig met onze parels. Je zou eigenlijk af en toe het internet gewoon even uit moeten zetten. Dan realiseren ons onmiddellijk dat het er altijd en overal is en dat we niet zonder kunnen. Men kan zich nu nauwelijks voorstellen wat dat allemaal omvat en hoezeer het in het hart van onze dagelijkse bedrijvigheid zit.”

En ondertussen groeit het dataverkeer in de wereld exponentieel. Wil je die ontwikkelingen bijbenen dan moet er een infrastructuur liggen die dat aankan en waarin je dus blijvend investeert. “De politiek beseft dat wel, maar toch denk ik dat het nog niet luid genoeg klinkt. Er zou wat dat betreft meer naar buiten zichtbaar gemaakt mogen worden wat dit ons allemaal oplevert. Dat de universiteiten dit nu zo duidelijk als speerpunt naar voren brengen, daar ben ik heel erg blij mee.”

Ook in het opleiden van digitaal gekwalificeerd talent en innovaties in het onderwijs is de samenwerking die in Nederland zo vanzelfsprekend is van grote toegevoegde waarde. “Nederland heeft het altijd in de breedte gezocht,” zegt Rullmann. “Dat zie je nu bijvoorbeeld ook met experimenten rond digitaal toetsen, op heel veel instellingen wordt daar nu mee geëxperimenteerd en worden ervaringen gedeeld.”

Toch moet er voor worden gewaakt dat het niet bij experimenteren blijft. “De coördinatie van dat soort initiatieven kan nog veel beter. Het gebeurt nog te vaak dat, als ergens iets moois ontwikkeld wordt, het daarna bij de ontwikkelaar blijft liggen. We moeten veel meer leren om met een heel team die keten op te bouwen van ontwikkeling, gebruik en hergebruik, zowel in onderwijs als onderzoek. Dan is er echt sprake van integraal ontwerpen.”

Het raakt niet alleen aan bèta

Die ontwikkelingen zullen moeten blijven doorgaan, simpelweg omdat de toegenomen rekenkracht inmiddels alle wetenschap raakt. “Het zijn niet alleen maar de echte bèta’s die er mee te maken hebben. Denk aan DNA-onderzoek in de zoektocht naar een medicijn voor ALS, denk aan klimaatonderzoek, denk aan sociale en maatschappelijke fenomenen. We gaan steeds meer onderzoek doen naar patronen die in data te herkennen zijn. Dat gaat om grote hoeveelheden data en om het visualiseren en begrijpelijk maken daarvan. Dat moeten we wel aankunnen. Daarvoor is een up to date-infrastructuur en samenwerking tussen partijen van wezenlijk belang.”

Van de overheid verwacht Rullmann dan ook allereerst de onderkenning dat die ontwikkeling geld kost. “Er zijn inderdaad forse investeringen mee gemoeid, maar de overheid zelf heeft daar natuurlijk ook baat bij,” stelt de SURF-voorman. “Zij heeft haar eigen ICT-infrastructuur en wij hebben heel veel expertise. SURF is zeer bereid zijn kennis ten dienste te stellen daarvan.”

Paul Rullmann hoopt dat de overheid het belang van een digitale toppositie, zoals de VSNU die schetst, onderschrijft én de regie neemt. “Ik vond dat idee van Josephine Scholten van de VSNU voor een Digitale Commissaris niet zo gek. Iemand die echt werk maakt van de coördinatie van het ICT-verkeer tussen ministeries, maar ook met de burger. Misschien is het ook een idee om daarnaast een topteam te formeren met mensen vanuit alle ministeries; een team dat wordt aangejaagd door de Minister-President. Op die manier neem je met elkaar de verantwoordelijkheid om het land hierin echt op te jagen en verbindingen te realiseren tussen overheid, bedrijfsleven en wetenschap. Dan is ook duidelijk dat daar de regie ligt.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK