Jet schrijft Kees: de bestuurder als choreograaf

Nieuws | de redactie
25 januari 2017 | Iedere twee weken schrijven Kees Boele (HAN) en Jet de Ranitz (Inholland) elkaar met hun ideeën over hoger onderwijs. Deze week is Jet de Ranitz aan de beurt. “Meestal heb ik wel een idee van wat ik wil en hoe ik er ongeveer zou willen komen, maar het resultaat komt tot stand in het samenspel met onze mensen.”

U leest de brief van Jet de Ranitz aan Kees Boele hieronder:

Den Haag, 24 januari 2017

Beste Kees,

 

Kees, jij vroeg je af of ik een dirigent ben, als ik geen docent ben… Ik moest wel lachen, want je drukte alweer op een pijnpuntje: ik ben namelijk niet muzikaal. Als achtjarige ben ik ooit aan Algemene Muzikale Vorming begonnen – die les die je moest volgen wilde je later op muziekles kunnen (en ik wilde graag piano leren spelen). Daar werd al snel duidelijk dat ik geen maat kon houden. Hoe de docent het ook probeerde, ik kreeg er geen gevoel voor. Zingen was ook al geen succes: ik zing al snel heel vals. Mijn enige geluk is dat ik dit wél hoor bij mezelf (en dus kan stoppen voor het gênant wordt).

Toch biedt podiumkunst wel een mooie metafoor voor wat ik probeer te doen. Ik heb enige tijd bij het Nederlands Dans Theater gewerkt en het geluk gehad om meerdere choreografen aan het werk te zien. Sommige van hen zijn zeker een voorbeeld voor hoe ik mijn werk probeer te doen – en hoe ik het graag bij anderen zie. Bij choreografie gaat het om het maken van nieuw werk. De dansers zijn de uitvoerenden, zoals de musici in het orkest.

Er zijn choreografen die een volledig uitontwikkeld beeld in hun hoofd hebben van hoe het stuk eruit moet komen te zien. Zij zijn vrij directief in hoe ze het werk gaan instuderen. Meer bewondering heb ik voor de choreografen die weliswaar met een idee, een concept, de studio in gaan, maar die eigenlijk pas op het moment zelf, in samenspraak met de dansers tot de beweging komen.

Het is dan een dialoog: de choreograaf vertelt wat hem fascineert, hoe hij dit in beweging vertaald wilde zien. De danser legt daar zijn eigen ervaring naast of geeft iets terug over wat het met hem doet – vaker nog gaat hij bewegen en checken: “is dit wat je bedoelt? Ziet het er zo uit? Of bedoel je meer dit?” Of: “ik dacht dat dit beter werkte”. Als meerdere dansers betrokken zijn, wordt dit vermenigvuldigd: het gaat dan immers ook om hun samenspel.

Samen gaan ze op onderzoek uit en vinden de dans die passend is – bij het idee, bij de muziek, bij elkaars lijven en manier van bewegen. Het komt vaak voor dat de choreograaf zelf verrast wordt door de uitkomst. Het is een manier van op elkaar ingespeeld raken, waarbij het verhaal meerstemmig wordt. Als het lukt, is dit pure magie.

Als collega mocht ik er soms bij zijn, in de studio. Dit samen zoeken van dansers en choreograaf naar dat moment dat het ‘klopt’, dat alles samen komt, ontroert mij enorm. Het is een kwestie van veel aandacht hebben voor elkaar, goed luisteren, elkaars kracht benutten, experimenteren, steeds opnieuw proberen, herhalen en nog een keer herhalen, aanpassen en inslijpen, net zolang totdat het ineens, soms vrijwel achteloos, lukt. Het is vaak heel intuïtief.

Zo zie ik ook mijn eigen werk: meestal heb ik wel een idee van wat ik wil en hoe ik er ongeveer zou willen komen, maar het resultaat komt tot stand in het samenspel met onze mensen. Precies zoals de choreograaf dat doet, ga ik op zoek naar hun kracht en inbreng; proberen we nu eens dit en dan weer dat; moet het soms opnieuw; is het soms echt puzzelen op wat het beste werkt. Als het lukt vallen de dingen haast als vanzelf op hun plek. Het is bij het zoeken, op de momenten dat we het nog niet gevonden hebben, dat ik ervaar dat ik het meest heb toe te voegen.

Wat ik het mooie vind aan onderwijs is dat dit voor onze docenten ook geldt. Je helpt de studenten bij hun zoektocht naar wie zij willen zijn als mens en als professional. Het zijn de studenten zelf die daar het hardst voor werken en wij dragen eraan bij. Deze weken vertellen de studenten ons weer hoe ze vinden dat het gaat, via de Nationale Studenten Enquête (NSE). Wij op onze beurt vinden daar weer leerpunten in terug – en complimenten voor wat we goed doen.

Een choreografie is op een goed moment ‘af’. Hoewel het werk zich meestal nog wel door ontwikkelt na de wereldpremière, is het op een goed moment echt klaar en dan stolt het. Wil in de dans de magie behouden blijven, dan vraagt dit om ruimte voor eigen inbreng van de danser, om nieuwe interpretatie en soms om meer drastische ingrepen: schrappen uit het repertoire of volledig opnieuw vormgeven. Het publiek heeft het meteen door als je dit nalaat en voelt de magie als je die ruimte wel neemt.

Zo kritisch zijn onze studenten ook op ons: zij willen ruimte, nieuwe interpretatie en soms innovatie. En vooral goed samenspel. De NSE geeft ons daarbij directe feedback. Ik ben nu al benieuwd naar de uitslag. 

Ik ben trouwens ook benieuwd aan wat voor soort leiders jij je spiegelt, Kees. 

Hartelijks, 

Jet


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK