Primaire voordelen internationale campus

Nieuws | de redactie
22 maart 2017 | In het debat over de internationale campus van de Rijksuniversiteit Groningen bleek dat er verschillende visies zijn op wat de meerwaarde van internationale hoger onderwijs zijn. Stenden-lector Robert Coelen legt uit wat de branch campussen van Stenden studenten en staf heeft gebracht.

Gedurende het plenair debat in de Tweede Kamer (22 februari 2017) over het wetsvoorstel om het voor universiteiten en hogescholen makkelijker te maken om in het buitenland actief te worden (wet bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), stelde Rick Grashoff (Groenlinks) de vraag wat de onderwijskundige meerwaarde was van een buitenlandse nevenvestiging in vergelijking met andere internationale activiteiten, zoals een gezamenlijk programma dat leidt tot een diploma. 

Lees verder: het interview met Stenden voorzitter Leendert Klaassen over de lessen van Stenden voor de Rijksuniversiteit Groningen bij het opzetten van een internationale campus. 

Een heel relevante vraag, die de minister aan de hand van een aantal voorbeelden benoemde. En de moeite waard van een beschouwing vanuit een direct betrokken partij bij het volledig leveren van een programma in het buitenland in parallel met eenzelfde programma in Nederland. De minister benoemde enkele voordelen zoals profilering en eenvoudiger uitwisseling van staf en studenten, en het kunnen inrichten van programma’s naar eigen inzicht in het buitenland. Deze voordelen zijn zeker aanwijsbaar en vooral ook zichtbaar bij Stenden en haar buitenlandse activiteiten. 

Inter-campus studenten- en stafmobiliteit 

De laatste paar jaar hebben we bij Stenden een sterke toename gezien in de intercampus studenten- en stafmobiliteit, de zogenaamde Grand Tour. In het geval van staf gaat het voornamelijk om uitwisseling:  twee stafleden  vervangen elkaar of de buitenlandse vestiging roept de hulp in van specialisten van andere vestigingen. In het geval van studenten gaat het om een periode in het buitenland studeren op een of meerdere van de vestigingen in het buitenland. 

Deze toename was beduidend sterker dan dat van interinstitutionele uitwisseling, ondanks dat het Student Mobility Centre bij Stenden alle buitenlandse mogelijkheden op gelijke wijze faciliteert. De inter-campus mobiliteit (binnen Stenden) is over een periode van 7 jaar (2009 – 2016) gestegen van ongeveer 170 naar 600 (350%) en de uitwisselingsmobiliteit (met andere instellingen) van ongeveer 90 naar 200 studenten (220%). 

Men zou zich kunnen afvragen waarom inter-campus studentenmobiliteit zo populair is in vergelijking met traditionele uitwisseling? Dit heeft mogelijk te maken met een lagere gepercipieerde drempel voor inter-campus mobiliteit in vergelijking met uitwisseling. 

Immers, het onderwijssysteem is bekend, de studiepunten worden onvoorwaardelijk doorgeteld, en je collega’s (medestudenten) gaan ook naar die of een andere Stenden-campus. En die motieven komen overeen met de doelstellingen waarom Stenden vijftien jaar geleden met deze Grand Tour is begonnen. 

Voor onderwijspersoneel geldt een vergelijkbaar motief, dat verderstrekkende impact heeft. De eerste indrukken van uitkomsten van nog niet afgerond onderzoek naar inter-campus stafmobiliteit zijn dat (a) er stafleden zijn die specifiek op Stenden zijn afgekomen vanwege de kansen die ze zien in relatie tot de buitenlandse vestigingen en (b) dat ze het vanwege het feit dat het allemaal een organisatie is het ook wat gemakkelijker vinden om in het buitenland ervaring op te doen. 

Die ervaring brengen ze terug naar Nederland en de studenten hebben er hier baat bij. Dit wordt ook bevestigd door  docenten in hun omgeving met directe ervaring met de buitenlandse vestigingen. Mobiele docenten hebben ook aangegeven dat ze hier op maat mee omgaan en inschattingen maken van de voordelen voor individuele studenten. 

Meer voordelen 

Er zijn echter nog meer voordelen die hun weerslag hebben op de uitvoering van het programma in Nederland, alsmede op de opties die we studenten kunnen bieden. Sommige voordelen komen pas tot uitdrukking als bepaalde randvoorwaarden aanwezig zijn. 

De eerste en meest belangrijke randvoorwaarde is dat men niet uitgaat van een ‘daar is hier’ denken. Hiermee bedoel ik dat een programma dat gegeven wordt in Nederland een op een in het buitenland wordt neergezet, met het idee dat ze (de lokale studenten aldaar) toch komen voor een Nederlands diploma? 

In een dergelijke aanpak wordt voorbij gegaan  aan mogelijk logistieke aanpassingen die zouden moeten worden uitgevoerd, alleen al om het programma goed te laten lopen, maar ook om andere redenen die te maken hebben met bijvoorbeeld de cultuur van het gastland. Dit is een valkuil voor iedere nieuwe intreder op het gebied van programma’s in het buitenland. 

Er schuilt nog een groter probleem met een dergelijke aanpak, namelijk dat het thuisprogramma ook niet kan leren van eventuele aanpassingen die het uiteindelijk ook nog eens zouden kunnen verbeteren. Die wederkerige verbeteringen kunnen bestaan uit aanpassingen vanwege andere inzichten in het programma opgedaan in het buitenland door collega’s die wel of niet dezelfde achtergrond hebben als de Nederlandse medewerkers op de ‘thuisbasis’. 

Hierbij gaat het onder meer om voorbeelden vanuit een Nederlandse context, en die niet goed begrepen kunnen worden door studenten vanuit een verschillende context, daarom meer uitleg vergen of in een meer internationale context gezet zouden moeten worden. 

Op deze manier worden docenten ook meer bewust van de cultuurgebondenheid van materiaal dat ze creëren. Dit komt dan ten goede aan onze eigen studenten op de thuisbasis die hiermee een bredere wereldblik krijgen door het programma en daardoor beter kunnen ontwikkelen als wereldburgers. Het is maar de vraag of iemand die verantwoordelijk is voor een programma dit allemaal zou kunnen bedenken van achter een bureau  in Nederland. Wederkerigheid is een absolute verrijking van  het curriculum. 

Primaire internationalisering van het curriculum 

Bij Stenden is in  de laatste paar jaar een beweging op gang gekomen waarin dit structureel wordt toegepast en dit begint haar vruchten af te werpen op de programma’s in Nederland. Ik heb dit primaire internationalisering van het curriculum genoemd. Een voordeel behouden aan instellingen die parallelle programma’s uitvoeren in andere, in dit geval internationale, contexten. De stimulus die wordt gecreëerd door met je eigen collega’s van een nevenvestiging in discussie te treden over je eigen curriculum is vele malen sterker om de wereldbestendige veranderingen aan te brengen dan te proberen dit alleen in Nederland te bedenken. 

Gebruikmaken van de unieke aspecten van buitenlandse locaties

Samen met de vrijheid om het onderwijs in te richten naar eigen inzicht, komt tegelijkertijd de verantwoording om ook te zorgen dat het onderwijs van hetzelfde niveau en kwaliteit is als op de thuiscampus. Dit brengt met zich mee dat er substantiële communicatie moet zijn tussen thuiscampus en nevenvestiging om de kwaliteit en het niveau te waarborgen. 

Bij Stenden gebeurt dit alles onder toeziend oog van de examencommissies van de programma’s die in parallel worden geleverd. Stenden heeft bijzondere minoren kunnen creëren op onze buitenlandse nevenvestigingen die, zoals we normaal binnen de Nederlandse kwaliteitsstructuur ook gebruikmaken van buitenlandse studie activiteiten, internationale vraagstukken, etc., door ons zelf zijn ingericht, en niet door een buitenlandse partner. 

Alleen krijtje, schoolbord en pedagogische vaardigheden 

Wie zou er als student niet wild life management willen doen op een game park waar de alom bekende ‘big five’ rondlopen, waar wild life management het mechanisme is om duurzaamheid en zorg voor het milieu bij te brengen. Of wat dacht je van een minor waar je klaservaring kunt opdoen in een omgeving waar kinderen bereid zijn om 3 uur te lopen om naar school te mogen gaan en je instrumenten een krijtje, schoolbord, en al je pedagogische kunnen zijn? Daar word je wel echt een leerkracht van, met nadruk op kracht. 

In Thailand is de minor ‘International Relations and Diplomacy’, waarbinnen studenten onder meer een uur hebben kunnen spreken met de premier van Thailand en andere hoogwaardigheidsbekleders dankzij lidmaatschap van die minor van de International Press Club. Toen Bangkok even niet geschikt was door een overstroming, ging de les door op onze campus in Bali. 

De studenten stonden in luttele dagen oog in oog met een ter dood veroordeelde in e Kerobokan gevangenis (een van de ‘Bali Nine’) om die te interviewen en vervolgens de opdracht hadden hierover te bloggen met de uitdaging dit op een diplomatieke manier in beeld te brengen terwijl ze nog in dat land zaten. 

Levensveranderende ervaring 

De persoonlijke groei die door dit soort activiteiten tot stand komt is moeilijk na te bootsen in Nederland. Studenten komen terug en vertellen over een levensveranderende ervaring en daar gaan we voor. Wat deze ervaring kost wordt bijzonder zorgvuldig in kaart gebracht en laten we dit nu allemaal kunnen doen zonder publiek geld te besteden aan private onderwijsactiviteiten.

Robert Coelen is lector Internationalisation of Higher Education


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK