Psychische gezondheid promovendi in gevaar

Nieuws | door Sicco de Knecht
24 april 2017 | Een grote studie wijst uit dat promovendi gezondheidsrisico’s lopen. Er was al eerder aandacht voor dit probleem, maar voor het eerst laat een internationaal onderzoeksteam zien dat geestelijke gezondheidsproblemen bovenmatig veel voorkomen bij jonge wetenschappers.

Het zijn vooral conflicten tussen werk en privé, werkdruk en leiderschapsstijl die worden aangewezen als de voorspellers van de psychische problemen die promovendi ondervinden. Om te kijken of promovendi een bovenmatig risico lopen op geestelijke gezondheidsklachten legden de onderzoekers de uitkomsten naast die van vergelijkbare groepen hoger opgeleiden in dezelfde leeftijdscategorie.

Gezondheidsrisico’s promovendi

Het Vlaamse instituut ECOOM deed al eerder onderzoek naar de psychische gesteldheid van promovendi. Dat onderzoek werd in 2015 gepubliceerd en in navolging daarvan werden ook in Nederland dergelijke evaluaties gedaan. Daaruit bleek dat bijvoorbeeld op de Universiteit van Amsterdam 36,5% van de promovendi het risico loopt op een klinische depressie.

Promovendi Netwerk Nederland roept op om vaart te maken met onderzoek

Als meetinstrument gebruikten de onderzoekers de internationaal erkende General Health Questionnaire (GHQ) die ook in eerdere studies werd gebruikt. Als de respondent hierop aangeeft twee of meer symptomen te ervaren die bij depressie of burn-out horen dan valt deze in de risicogroep. “We hebben deze methode bewust gekozen omdat het ook een goede wereldwijde benchmark is.”, aldus hoofdonderzoeker Katia Levecque.

Alhoewel er verschillen bestaan tussen disciplines is het algemene beeld dat ontstaat uit de studie verontrustend. De helft van de promovendi (51%) heeft op zijn minst twee van de symptomen die de GHQ typeert als risico. Een derde (31%) heeft zelfs vier van de symptomen zoals slaapproblemen, lusteloosheid en depressieve gevoelens.

Om te kunnen bepalen of het risico op geestelijke gezondheidsklachten overmatig hoog is ten opzichte van andere jonge hoogopgeleiden vergeleken de onderzoekers de promovendi met hoogopgeleiden in het algemeen, hoogopgeleide werknemers en studenten. Daaruit blijkt dat promovendi 2-3 keer meer risico lopen op psychische klachten dan hun hoogopgeleide leeftijdsgenoten.

Academische cultuur als oorzaak

De directe aanleiding voor de psychische klachten ligt overwegend bij de cultuur waarin promovendi werken. Sterke voorspellers zijn de hoge verwachtingen, conflicterende werk/privé situaties, het gevoel van verlies van controle en de leiderschapsstijl. In het bijzonder wijzen de onderzoekers op de nadelige effecten van een ‘gesloten beslisstructuur’ binnen het veld.

Collega-onderzoeker uit Nederland, Inge van der Weijden van het CWTS, is vanuit de Universiteit Leiden bezig met een vergelijkbaar onderzoek in Nederland. Al eerder deden zij onderzoek naar jonge wetenschappers aan het begin van hun carrière.

“Recent gepromoveerden aan Nederlandse universiteiten ervaren een hoge publicatiedruk gekoppeld aan een constante druk om voldoende onderzoeksfinanciering binnen te halen. Deze gevoelens worden versterkt in combinatie met een onzeker carrièreperspectief, in een hypercompetitieve werkomgeving waarin zij allen zoeken naar vervolgbanen binnen de academie,” legt ze uit.

Wat betreft de uitkomsten voor hun lopende onderzoek onder Nederlanse promovendi is Van der Weijden niet hoopvol gestemd: “Er is geen enkele reden te bedenken waarom promovendi in Nederland minder mentale gezondheidsproblemen zullen ontwikkelen gedurende hun promotietijd vergeleken met hun collega’s in Vlaanderen.”

Samen met ECOOM hebben onderzoekers van het CWTS de GHQ ook uitgezet onder promovendi die verbonden zijn aan de Universiteit Leiden om deze vergelijking te kunnen maken. De resultaten hiervan worden in de zomer verwacht.

Toename aantal promovendi

Een aspect dat volgens beide onderzoekers meespeelt in de problematiek is de scheefgroei in de personeelsopbouw van (Vlaamse) universiteiten. Het aantal promovendi in Vlaanderen is in negen jaar tijd met 71% gestegen, terwijl het aantal leden van de vaste staf maar mondjesmaat toenam. De trend in Nederland is vergelijkbaar met die van de Vlamingen, tussen ’00 en ’15 steeg het aantal promoties met 100% en kromp het overig wetenschappelijk en ondersteunend personeel.

Dat er iets moet gebeuren staat volgens de onderzoekers achter de Vlaamse publicatie buiten kijf, maar ze verbreden de blik op het onderwerp ook door op meerdere manieren aandacht te vragen voor het collectief belang. Een daarvan is het werk zelf: “Het werk dat promovendi afleveren is an sich een aanzienlijke bron van wetenschappelijke vooruitgang. […] Proefschriften zijn een belangrijke vorm van academische output.”

Uitval van promovendi

Ook wijst het onderzoek van ECOOM op de hoge uitval onder promovendi. Deze ligt wereldwijd tussen de 30 en de 50 procent. De hoge uitval werpt volgens hen belemmeringen op voor de aantrekkelijkheid van de wetenschappelijke professie op de lange termijn.

In het artikel wordt opgeroepen tot het systematisch verzamelen van empirische data om zicht te krijgen op deze ontwikkelingen. Een dergelijk overzicht bestaat in Nederland vooralsnog niet maar aan sommige universiteiten lijkt daar nu verandering in te komen.

Kort geleden raakte een decaan van de Tilburg University in opspraak vanwege een frauduleuze constructie voor de begeleiding van promovendi. Naar aanleiding daarvan stelde de Tilburg Platform for PhD’s (TiPP) voor aan het bestuur van de universiteit om het zicht op hun promovendi te verbeteren.

“Wij hebben onze rector gevraagd of de universiteit eigenlijk een beeld heeft van het aantal promovendi dat ze binnen de deuren heeft, en hoeveel daarvan uitvallen.” Aldus Martijn Stoutjesdijk van de TiPP. Ze kregen de toezegging dat dit voortaan bijgehouden gaat worden. “Ik ben blij te horen dat Tilburg University hier nu beter op gaat letten en gaat volgen hoe veel promovendi er in en buitenshuis zijn, en welke er voortijdig stoppen.”

Stoutjesdijk hoopt dat de instelling op deze manier vroeger in de gaten krijgt of er misschien ergens iets misgaat. “Zo kun je trends ontdekken, bijvoorbeeld als overmatig veel promovendi in een bepaalde groep stoppen of met gezondheidsklachten thuis zitten.” Nederland kan wat dat betreft een voorbeeld nemen aan de zuiderburen. “In België kunnen we precies nagaan wie er uit is gevallen en wat die persoon daarna is gaan doen. We hebben een van de meest volledige tracking-systemen.” licht Levecque toe.

Of de Vlaamse studie op meer plaatsen herhaald gaat worden moet uiteraard nog blijken. Wel is duidelijk dat er internationaal veel aandacht voor is. “We hadden er niet helemaal op gerekend maar we worden vanuit alle windrichtingen benaderd. Van sociale media, studentenkranten en dabladen tot aan wetenschappelijke fora als Science, Nature en Times Higher Education, iedereen wil ons momenteel spreken.”

Het originele artikel vindt u hier (paywall).


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK