De definitie van een selectieve master

Nieuws | door Sicco de Knecht
10 mei 2017 | Steeds meer masteropleidingen stellen toelatingseisen of zijn selectief en dat is volgens Kamerlid Paul van Meenen een slechte zaak. “Ik vermoed dat universiteiten dit om de verkeerde redenen doen. Ze zijn bezorgd over hun rendement.”
Fences Security Gate Reflection Mirror New York

Naar aanleiding van een uitvoerig onderzoek van de Keuzegids stelde Kamerlid Paul van Meenen (D66) vragen aan de minister die zij onlangs beantwoordde. Van Meenen zinspeelde met zijn vragen op de gewekte suggestie dat universiteiten hun eigen studenten bevoordelen bij de toelating tot masteropleidingen. De minister geeft in haar beantwoording aan dat ze op deze vraag aan het studeren is en vraagt de Kamer het rapport van de inspectie over de kwestie af te wachten.

In de recent gepubliceerde Staat van het Onderwijs 2016 werd al wel een voorschot gegeven op dit nog te verschijnen rapport. Hierin brengt de Inspectie van het Onderwijs de ontwikkeling van maatregelen die een opleiding selectief maken in kaart en onderzoekt hij de gevolgen die dit type beleid sorteert. Maar over de gebruikte definities bestaat discussie.

Selectie raakt kwetsbare groepen.

Uit het technisch rapport van de inspectie valt reeds het een en ander op te maken over het selectieve klimaat aan de poort bij masteropleidingen. In het wo in Nederland zijn inmiddels 1642 masteropleidingen geregistreerd (CROHO), maar voor de analyse nam de inspectie alleen bekostigde voltijdsopleidingen mee in het overzicht, en sloot ook post initieel onderwijs uit. Daarmee kwam de inspectie uiteindelijk op 698 masteropleidingen in Nederland.

Hoe dan ook zijn er dus aanzienlijk meer master- dan bacheloropleidingen geregistreerd (698 en 432 respectievelijk volgens de definitie van de inspectie). Daarvan zijn er 110 een researchmaster, en slechts twee van die researchmasters kennen geen selectie. Van de ‘reguliere’ masters zijn er volgens de inspectie 117 selectief, 227 van de 698 dus. In totaal is dit ruwweg een derde van de opleidingen.

Meer dan een definitiekwestie

De Keuzegids telde om te beginnen al anders waar het gaat om het totale aantal masters, en zette er 1179 op een rij. Daarvan zijn er volgens de Keuzegids 786 selectief: ruwweg twee derde van de opleidingen. Het verschil zit hem dus in de verschillende definities die beide partijen hanteren voor hun totale aantal masters en wat onder selectiviteit valt. Met een factor twee verschil lijkt dit geen muggenzifterij te betreffen.

De definitie van selectiviteit trekt de Keuzegids breder. Waar de inspectie een opleiding pas selectief noemt als deze studenten van de eigen instelling aan selectie onderhevig maakt, ziet de Keuzegids ook het opvragen van extra documenten en stellen van eisen aan studenten van een vergelijkbare bacheloropleiding aan een andere instelling als selectie.

Het is op dat laatste punt waar het verschil ophoudt een definitiekwestie te zijn, en een verschil van inzicht blootlegt over de interpretatie van de wet. Hoewel sommige bacheloropleidingen (bijna) dezelfde naam dragen bestaat er namelijk alsnog de mogelijkheid dat een bachelor met een ander vakkenpakket niet automatisch toelaatbaar is voor een masteropleiding.

Doorstroom en aansluiting

Het is de masteropleiding, en uiteindelijk de examencommissie van de betreffende opleiding, die een oordeel moet vellen over de toelaatbaarheid van een student. Het is niet ongebruikelijk dat studenten met een vergelijkbaar bachelordiploma van een andere instelling hiervoor extra informatie moeten overhandigen bij de aanmelding. Zowel de inspectie als de Keuzegids zien het goedkeuren van alleen het vakkenpakket door de examencommissie niet als selectie wanneer het om studenten van een andere instelling gaat.

Tegelijkertijd geeft de Keuzegids ook aan dat het erg lastig is om op afstand te bepalen wat een opleiding nu eigenlijk doet met de documenten die het opvraagt. Waar wordt nu werkelijk op geselecteerd, en waar zijn de keuzes precies op gebaseerd? In dit grijze gebied wagen beide organisaties zich niet aan een uitspraak.

Volgens Van Meenen gaat het überhaupt de verkeerde kant op: “We hebben in Nederland in principe een stelsel waar toegang tot een bachelor en tot een master gegarandeerd moet zijn. Dat is het nu nog net, maar het duurt niet lang meer op deze manier. Die selectie slaat als een strovuur om zich heen”. Bij het afschaffen van de doorstroommaster aan dezelfde instelling was de garantie dat er voor elke afgestudeerde bachelor ergens in Nederland een aansluitende master zou blijven maar de vraag is wie dit nu garandeert.

Rendementsdenken

Van Meenen ziet achter de toename in de selectie voor masters een nog andere beweegreden dan aansluiting: “Opleidingen denken op deze manier het rendement te kunnen vergroten terwijl het heel lastig is om dit te voorspellen aan de hand van selectie.” Naast dat hij er tegen is gelooft het D66-Kamerlid ook niet in het middel van selectie: “Het is een illusie dat selectie aan de poort zou leiden tot een beter rendement. Dit leidt alleen maar tot heel veel druk bij studenten en er is nog geen enkel onderzoek dat heeft laten zien dat het ook leidt tot betere rendementen.”

Of het werkelijk het rendement is waar opleidingen zich door laten leiden valt uit de cijfers van de inspectie uiteraard niet op te maken. Harde rendementsafspraken zoals bij de bacheloropleidingen zijn er niet voor de masterfase. Wel is het zo dat, net als bij de bacheloropleidingen, het aantal inschrijvingen en het aantal diploma’s meeweegt voor de overheidsbijdragen en op sommige instellingen ook voor de interne allocatie van middelen.

Zwakke groepen geraakt

Volgens Van Meenen heeft de selectie een nadelig effect op de doorstroom van kwetsbare groepen. “Het enige effect dat ik tot nu toe heb gezien [in de bachelor, red] is dat studenten met een niet-westerse achtergrond, eerste generatiestudenten en jongens minder worden toegelaten. Dat zal in de master niet anders zijn.”

Het technisch rapport van de inspectie ondersteunt deze gedachte voor een deel. De directe doorstroom van studenten met hoogopgeleide ouders en tweede generatiestudenten is consequent hoger in de masterfase. Ook studenten met een niet-westerse migratieachtergrond stromen minder vaak door naar een selectieve master. Mannen stromen in 15,2% van de gevallen door naar een selectieve masteropleiding terwijl dit percentage voor vrouwen op 21,1% ligt.

Ook zijn het juist de studenten van selectieve (en brede) bacheloropleidingen, university colleges, die opmerkelijk vaak op selectieve masteropleidingen terechtkomen. Waar volgens de inspectie 18,2% van de ‘reguliere’ studenten doorstroomt naar een selectieve master is dit onder afgestudeerden van het university college een stuk hoger: 55,3%. Naar welke opleidingen deze studenten doorstromen valt niet op te maken uit de cijfers.

Capaciteit als oorzaak

Het stellen van aanvullende eisen of het invoeren van een selectieprocedure wordt soms ingegeven door capaciteitsproblemen bij de opleiding. Groei in studentenaantallen ziet Van Meenen als een redelijke aanleiding om beperkingen op te leggen, maar met kanttekeningen. “In zo’n geval zijn landelijke afspraken de manier om hier mee om te gaan, bijvoorbeeld om afspraken te maken over een numerus fixus.”

Ook bij een fixus ziet hij selectie niet als oplossing. Hij wil een einde maken aan de procedures die individuele opleidingen er op nahouden: “Het kan zo zijn dat er te weinig plekken zijn, dan zeg ik loot dan maar onder de mensen die op basis van hun bachelor toegang moeten krijgen. Dat is beter dan selectie op oneigenlijke gronden. Niet kloten, maar loten.”

Het buitenland komt

Sommige opleidingen staan echter voor een heel ander capaciteitsprobleem dat vraagt om een vorm van selectie. Voor studenten met een buitenlands diploma geldt namelijk geen gegarandeerde toegang, en dit aandeel neemt toe. Van de internationale instroom naar zowel een reguliere als een selectieve master (80,3% versus 19,7%) moet namelijk bepaald worden of deze studenten eigenlijk wel een aansluitende vooropleiding hebben gedaan aan een betrouwbare instelling.

Het aantal internationale studenten is in de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld en volgens de inspectie is de groei met name te zien in de wo-masters. Steeds meer opleidingen kiezen er voor hun programma in het Engels aan te bieden en zijn dus ook internationaal aantrekkelijker. Maar dit kan ook keerzijden hebben als er ineens tientallen aanmeldingen uit het buitenland komen.

“Dat is wel een complicatie. Je moet daarvoor de diplomawaardering die we centraal regelen uitbreiden.” stelt Van Meenen voor. Hij vindt wel dat capaciteitsproblemen die hierdoor ontstaan niet ten nadele van Nederlandse studenten moet uitpakken. “Het moet niet kunnen dat Nederlandse studenten niet meer terecht kunnen bij opleidingen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK