“Einstein zou aan onze universiteit niet benoemd raken”

Nieuws | door Ruben Claesen
30 augustus 2017 | Een jaar na zijn verkiezing als rector op de Universiteit Antwerpen blaast Herman Van Goethem een frisse wind in het Vlaamse hoger onderwijs. Universiteiten zijn te wit, de financiering van het academisch onderzoek is dringend aan revisie toe en Nederlanders zijn meer dan welkom. “Vroeger was ik slechts een van de proffen. Vandaag maak ik beleid.”

Herman Van Goethems verkiezing als rector van de Universiteit Antwerpen was een kleine verrassing: meer dan een mandaat als vakgroepvoorzitter kon hij niet voorleggen als academische beleidservaring. Inmiddels is hij niet meer weg te denken uit het publieke debat over hoger onderwijs in Vlaanderen. Reden voor ScienceGuide hem op te zoeken.

“Gekocht op een veiling, voor een habbekrats.” Herman Van Goethem wijst de gastvrije zetels in zijn kantoor aan. “Met die oude meubels moest ik schoon schip maken.” Die interieurarchitecturale beleidsdaad zou weleens een geschikte metafoor kunnen zijn voor Van Goethems vlijt en ijver, niet in het minst in het publieke debat.

Zo heeft Vlaanderen net nog in de knoop gelegen met zijn eigen geschiedenis. In de nasleep van de Amerikaanse opstoot die het standbeeld van Robert E. Lee, generaal van de Geconfedereerde Staten, van zijn sokkel haalde, rees de vraag wat aan te vangen met het eigen gitzwarte historisch erfgoed. Bijvoorbeeld met de standbeelden van koning Leopold II, in wiens koloniale Kongo-Vrijstaat miljoenen Congolezen werden uitgebuit en vermoord. Of wat te doen met de straatnamen ter ere van Cyriel Verschaeve, literator die wegens collaboratie met de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog ter dood werd veroordeeld. Het was Herman Van Goethem die het hoge woord voerde in de kranten.

Dat hoeft niet meteen te verbazen – de jurist en historicus Van Goethem was vroeger conservator en curator van het Mechelse Holocaustmuseum Kazerne Dossin – maar het was toch opvallend hoe elke opiniemaker in de rij stond om te horen wat Van Goethem precies dacht. “Ik merk dat wat ik zeg, gewichtiger is geworden nu ik rector ben.”

Witte universiteit

Het was niet de eerste keer dat Van Goethem een heikel dossier in de pers bracht. Zijn aandacht voor universiteitsstudenten uit kansengroepen (voor de Nederlanders: achterstandsgroepen), of beter het gebrek eraan, leverde al heel wat stof voor discussie op. “Op een ochtend belde een journalist me. Hij had mijn beleidsplan gelezen en het viel hem op dat ik veel aandacht had voor kansengroepen. Of de Universiteit Antwerpen ook halalmaaltijden zou aanbieden, vroeg hij. Natuurlijk, dacht ik: wij zijn een pluralistische universiteit, religie is van alle tijden en de meeste samenlevingen zijn religieus. Halalmaaltijden lijken mij dan de evidentie zelve. Mijn antwoord veroorzaakte niettemin zo veel herrie en heibel: ongelooflijk!”

‘s Avonds was Van Goethem studiogast in Terzake, het dagelijkse actualiteitenprogramma van de openbare omroep, samen met minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V). “Terwijl de dag begon met die halaldiscussie, viel het debat in de studio helemaal in de plooi. Nu stond de vraag centraal: is het hoger onderwijs te wit? Ten slotte kondigde Crevits dan aan dat ze het budget voor het tutoren van kansarme jongeren (115.000 euro) zou verdubbelen. Prima, denk ik dan, mijn demarches brengen geld op.”

Van Goethem wil dan ook dat zijn universiteit niet vergeet dat ze in Antwerpen ligt. “Antwerpen is geen grootstad, maar er zijn wel enkele interessante grootstedelijke kenmerken aanwezig: een wereldhaven, een grote bevolkingsdichtheid, migratie. Dat moet de identiteit van onze universiteit bepalen, en de maatschappelijke rol die wij spelen. Het is onze taak om iets bijzonders te doen met die grootstedelijke kenmerken. Met het internet of things, bijvoorbeeld, met big data of de chemische industrie, maar de pers richt zich nogal op mijn discours rond die kansengroepen.”

“Hoe dan ook: ik bespeur twee grote problemen in Vlaanderen. Ten eerste bungelt Vlaanderen, volgens het driejaarlijkse PISA-onderzoek van de OESO, helemaal onderaan het klassement inzake gelijkheid in het onderwijs. Nochtans zou onderwijs egaliserend moeten zijn en gelijkheid bevorderen. Bij ons wordt de kloof juist groter. Kom je bij ons uit een problematisch milieu, dan betaal je daar later, wat onderwijs betreft, een prijs voor. Het slechtste doen we het in de vergelijking tussen autochtoon en allochtoon. Ben je allochtoon, dan zal het onderwijs die ongelijkheidskloof nog het meest van al bevorderen. Dat is een vreselijke conclusie. De toestand is erg, heel erg.”

“Probleem nummer twee heb ik opgestoken uit eigen onderzoek aan onze universiteit, van onder andere sociologe Bea Cantillon: sinds de jaren zeventig is de welvaart voor zeventig à vijfenzeventig procent van de bevolking constant gestegen, doch een groep van zo’n twintig procent is steevast armer geworden. De kloof tussen arm en rijk neemt met andere woorden toe, en op significante wijze. Onze sociale zekerheid is er niet in geslaagd die armoede tegen te gaan.”

Van Goethem wil dan ook niet om de hete brij heen lopen: “Daarom zeg ik dat onze universiteiten te wit zijn. Natuurlijk zijn ze geen spiegel van de samenleving – wij leiden immers geen arbeiders op – maar binnen de intellectuele opleidingen stromen er te weinig kwaliteitsvolle jongeren door uit de kansengroepen. In onze provincie Antwerpen liggen de doorstromingscijfers op het niveau van de landelijker en minder dichtbevolkte Vlaamse provincies Limburg en West-Vlaanderen, terwijl ons socio-economisch profiel doorgaans aansluiting vindt bij de stedelijker provincies Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen, waar de doorstroming beter is. Dan is er iets aan de hand. Niet voor niets pleit ik voor een bonus voor Antwerps onderwijs in het algemeen, zoals ook Brussel die al krijgt, omdat onze instroom een grootstedelijke specificiteit kent. De rest van Vlaanderen is platteland vergeleken met ons.”

Grip

Dat minister Crevits het budget voor tutorenprojecten verdubbelt, juicht Van Goethem alvast toe. Is dat echter niet wat magertjes om het hoofd te bieden aan die groeiende ongelijkheidskloof? En als Van Goethem toch zo graag de problemen benoemt, waarom gaat hij dan niet dieper in op de oorzaken van die stijgende ongelijkheid? Zoals de onderwaardering van de leerkracht, of het Vlaamse euvel van de waterval? Dat laatste duidt op het middelbareschoolsysteem waarin leerlingen slechts kunnen (lees: moeten) afzakken. Het omgekeerde – opklimmen, stapelen – is niet mogelijk.

Van Goethem ziet die problemen ook wel, maar stelt zich vragen bij zijn eigen actieradius. “Dat heeft allemaal te maken met de organisatie van ons onderwijs, maar daar kan ik niet veel aan doen. Ik kan het debat wel op gang brengen, maar moet ook pragmatisch zijn: waar ik geen grip op heb, heb ik nu eenmaal geen grip op. Als ik minister van Onderwijs was, dan zou ik opnieuw de hervorming van het middelbaar onderwijs in Vlaanderen aankaarten. Onmiddellijk. Maar ja, ik ben geen minister.”

“Wij moeten niet inzetten op het middelbaar beroepsonderwijs (vergelijkbaar met het Nederlandse mbo, red.). Dat zijn niet de leerlingen die naar het hoger onderwijs doorstromen, al maakt het systeem wel een apartheid van hen.” Wat dan met de jongeren in dat beroepsonderwijs die best hoger onderwijs aankunnen? “Kijk, dit is een zaak van prioriteiten. Mijn eerste prioriteit is de doorstroming naar het hoger onderwijs verhogen. Ik denk dat het teveel middelen en energie zou vragen om van onze kant ook op het beroepsgericht onderwijs te mikken. Dat is een moeilijke hindernis die nu niet tot mijn prioriteiten behoort.”

Nieuw financieringsdecreet

Halverwege het interview doet Van Goethem het opnieuw: hij draagt zelf een onderwerp aan. “Weet je waar ik het weleens over zou willen hebben? Over de financiering van de universiteiten, en meer bepaald het onderzoek. Er is erg veel concurrentie. Concurrentie is een goed middel om kwaliteitsverhoging te bekomen, maar me dunkt dat de houdbaarheidsdatum van ons financieringsdecreet verstreken is. De vraag is aan de orde hoe we onderzoek in de nabije toekomst willen wegen en meten. Om maar enkele denkpistes te noemen: een kleiner percentage concurrentiële financiering en meer basisfinanciering, of financiering op basis van Key Perfermance Indicators (KPI’s); er is zo veel mogelijk.”

Van Goethem is niet de eerste die de onderzoeksfinanciering, inclusief de averechtse effecten, op de agenda wil. Vandaag houdt de overheid, onder andere, rekening met het aantal doctoraten en publicaties in zogenaamde in A1-tijdschriften – dat zijn de belangrijkste internationale wetenschappelijke titels. Bovendien zit die financiering in een gesloten enveloppe. Dit alles wil weleens zorgen voor perverse prikkels: om meer geld binnen te halen, moeten de onderzoekers niet alleen veel publiceren, maar ook méér dan hun collega’s. Dat kan, onder meer, resulteren in benauwende werkomstandigheden voor jonge onderzoekers of zelfs opleidingen die uit armoede kopje onder gaan. Van Goethem: “Die ratrace is genadeloos.”

“Let wel: een ideaal financieringsmodel bestaat niet”, weet Van Goethem. “Zo’n model is steeds een corrigerend antwoord op een vorig model. Dat gaat een tijdje goed, maar uiteindelijk komen er nieuwe ongewenste effecten uit voort en van zodra die te zwaar doorwegen, moet je die op hun beurt weer corrigeren. Daar zijn wij nu aanbeland.” Geen gemakkelijke opdracht, zo lijkt het, als de universiteiten het zelf eens moeten worden over de financieringswijze. Hun eigen financiering. “Dat is inderdaad een lastige, maar laten we eerst vertrekken bij de inhoudelijke argumentatie. De rekensom – hoeveel geld elke universiteit wint of verliest door het nieuwe model – mogen we echt pas maken aan het einde van de rit.”

Gammele parameters

Ook dit onderwerp wil Van Goethem met de nodige urgentie behandelen. “Ik stel vast dat het gebruik van vooral het criterium A1-publicaties ervoor zorgt dat bepaalde domeinen in de wetenschap in de verdrukking komen. Het is immers denkbaar dat een discipline evolueert in weerwil van die parameter. Een bekend voorbeeld zijn de humane wetenschappen, maar ook een discipline als wiskunde heeft het hard te verduren. Publiceert een wiskundige één A1-artikel per jaar, dan heeft ‘ie ongelooflijke dingen gedaan. Er zijn immers nauwelijks wiskundige A1-tijdschriften.”

“Bovendien rendeert wiskundig onderzoek niet in termen van het werven van projectgeld – ook een belangrijke parameter die niet voor elke opleiding even vanzelfsprekend is. Hoe moeten pakweg filosofen in godsnaam externe financieringsbronnen verwerven? Het gewicht moet genuanceerd worden: een kernfysicus haalt makkelijk 200.000 euro binnen, en toch krijgt ‘ie evenveel punten op de beoordelingsschaal als bijvoorbeeld de filosoof. Ik gebruik weleens volgende, misschien ietwat gechargeerde boutade: Einstein zou nooit benoemd raken aan onze universiteit. Hij zou nooit aan onze standaarden kunnen voldoen.”

Ook de nadruk op het aantal afgeleverde doctoraten heeft zo zijn ongunstige neveneffecten, stelt Van Goethem. “Gebruik je proefschriften als financieringscriterium, dan stijgt het aantal proefschriften onmiddellijk. Sowieso betekent dat een gemiddelde kwaliteitsverlaging. Sommige rectoren beweren het tegendeel, en dan denk ik (stellig): dit is niet juist, en dat weten we allemaal. Misschien is de tijd gekomen om een doctoraat op een andere manier te omschrijven. De huidige onderzoeksevaluatie is gebaseerd op de contouren van de exacte wetenschappen, en vooral de natuurwetenschappen. In sommige richtingen gaat de helft van de afgestudeerden doctoreren, biologen of scheikundigen bijvoorbeeld. Hun labo-experiment, dat een jaar of drie duurt, is toch helemaal niet te vergelijken met de historicus die ambachtelijk in archieven duikt en doorgaans na drie jaar nog bezig is aan zijn bronnenapparaat?”

Sociale taalkloof

Naast onderzoeksfinanciering krijgen universiteiten ook geld voor de in- en uitstroom van studenten. Van Goethem ziet ook daar nog wel wat potentieel – “Ik wil best nog wat meer studenten” – doch ook hier speelt concurrentie met de andere instellingen een grote rol. Zo is de Vrije Universiteit Brussel vorig academiejaar, in samenwerking met de Universiteit Gent, gestart met een volledig Engelstalige bachelor in de sociale wetenschappen.

Dat was een unicum in Vlaanderen, niet in het minst door de strenge taalregelgeving. Het resultaat is opzienbarend: de bachelor was meteen, na rechten, de opleiding met de meeste generatiestudenten. Komend academiejaar zal de opleiding naar alle waarschijnlijkheid zelfs de populairste zijn. Zet het gebruik van het Engels in plaats van het Nederlands echter niet nog meer druk op de reeds toenemende ongelijkheid in het hoger onderwijs? Hoe internationaal kan een hogeronderwijsinstelling worden zonder aan democratisch gehalte te verliezen?

Van Goethem is bedachtzaam: “Dat is een fundamentele vraag, maar voorlopig moet ik het antwoord schuldig blijven. Het houdt me wel bezig. Zo vind ik het bepaald hilarisch dat Nederlandse collega’s onderling Engels spreken. Dat mag ik eigenlijk niet hilarisch vinden: als een vaktaal verengelst, dan ontstaat er een nieuwe sociale realiteit, dan worden de sprekers tweetalig. In tegenstelling tot Nederland, herkennen wij het gevaar dat huist in tweetaligheid: er kan een sociale kloof in het taalgebruik sluipen.”

“De vraag is nu of dit mechanisme hetzelfde is als de sociale taalkloof die de Vlaamse taalstrijd sinds de negentiende eeuw heeft willen dichten. Onze taalkloof – Frans versus Nederlands – was een sociale kloof, en die hebben wij gedicht door die taalbarrière op te heffen. Tot op zekere hoogte lijkt me de verengelsing eenzelfde risico in te houden, en daarom is het maar veilig dat Vlaanderen de Nederlandse taal in het hoger onderwijs beschermt. Ongelijkheid is van alle tijden en we moeten op onze hoede zijn voor de risico’s. Tegelijk denk ik ook wel dat het Nederlands sterk genoeg is om verregaande verengelsing in het hoger onderwijs aan te kunnen. Het zal niet zomaar een huis-, tuin- en keukentaaltje worden; daarvoor is het te veel de taal des volks. Er zijn overigens nog wel meer kloven die me zorgen baren. De digitale ongeletterdheid, bijvoorbeeld.”

Leve Europa

Dat de internationalisering van de Universiteit Antwerpen ook gepaard gaat met een grote instroom aan Nederlandse studenten, vindt Herman Van Goethem geen probleem. “Zeker in onze opleiding diergeneeskunde studeren er veel Nederlanders: ongeveer de helft van de eerstejaars, geloof ik, van wie er heel wat niet slagen. De Vlaamse en Nederlandse onderwijscultuur is dan ook totaal verschillend. Wij mikken veel meer op het beheersen van grote hoeveelheden leerstof. Onze onderwijscultuur is klassieker en minder interactief. Nederlandse studenten zijn dat niet onmiddellijk gewoon. Daar staat tegenover dat zij veel mondiger zijn. Wij leren ook van hen.”

Er was eens een Vlaams rector die zo zijn vragen had bij die Nederlandse instroom. “Vind jij het normaal dat jij meebetaalt voor Nederlandse studenten, vroeg oud-VUB-rector Paul De Knop zich ooit af. “Zij komen aan dezelfde prijs. We mogen niet discrimineren in Europa, maar het is wel de Vlaamse belastingbetaler die hun studie betaalt.”

Van Goethem: “Het is natuurlijk wel zo dat de Vlaamse overheid investeert in studenten die weleens niet slagen of na het behalen van het diploma terug naar Nederland verhuizen. Wat is de return, vragen sommigen zich af. Ik bekijk dit liever met een Europese bril: Europa staat onder druk, en als rector wil ik Europese keuzes maken. (fijntjes) Investeren in Nederlandse studenten is nu eenmaal de prijs die je betaalt. Onze economie hangt ook maar aan het karretje van Duitsland. Daar hebben wij ook maar mooi geluk mee. Het ravijn tussen Roosendaal en Essen is al diep genoeg, laten we dat niet nog dieper maken.”

Ruben Claesen :  Correspondent in Vlaanderen

Deze Brusselse jurist is ervaren in de onderwijsjournalistiek en was een aantal jaren hoofdredacteur van het universiteitsblad van de Vrije Universiteit Brussel, De Moeial.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK