Fossiele industrie niet aan banden in hoger onderwijs

Nieuws | de redactie
8 september 2017 | Minister Bussemaker gaat niet in kaart brengen welke hoger onderwijsinstellingen samenwerken met de fossiele industrie. Wel is er een onderzoek aangekondigd over de achterblijvende private R&D investeringen, zo bleek in het Kamerdebat over wetenschappelijke integriteit.

Dit voorjaar ontstond er ophef over de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit. Die zou een nauwe relatie hebben met verschillende bedrijven in de fossiele energie. Zo zouden bedrijven als Shell grote bemoeienis hebben met het curriculum van opleidingen en het selectiebeleid van studenten.

Naar aanleiding van de ophef heeft de Erasmus Universiteit een onafhankelijke commissie ingesteld die onderzoek gaat doen naar deze kwestie. Voor Sandra Beckerman (SP) was de kwestie op de Erasmus Universiteit aanleiding om een dertigledendebat aan te vragen in de Tweede Kamer. 

De wetenschap is maar een mening 

Beckerman uitte haar zorgen over de verbinding die de fossiele industrie heeft met de wetenschap en wilde vooruitlopend naar het onderzoek deze problematiek verder in kaart brengen. “Ik denk dat, nu we de wetenschap zo hard nodig hebben in de strijd tegen klimaatverandering en de mensen zeggen dat “wetenschap maar een mening is”, dit het moment is om goed te kijken of dit ook bij andere universiteiten speelt.” 

De SP kreeg bijval van Zihni Özdil (GroenLinks). “Een oliegigant moet niet kunnen beslissen over het curriculum van een opleiding. Een oliegigant moet ook niet kunnen profileren welke studenten wel of niet worden toegelaten tot een opleiding. Ook behoort een oliegigant universitair onderzoek niet van tevoren te kleuren. Dat zijn de minister en mijn collega’s in de Kamer hopelijk met mij eens.” 

Het GroenLinks Kamerlid wil daarom in kaart laten brengen of er vergelijkbare samenwerkingen in het hoger onderwijs bestaan. “In aansluiting op wat mijn collega Beckerman vroeg, vraag ik de minister of zij wil inventariseren hoe vaak hogescholen en universiteiten een samenwerking met de fossiele industrie zijn aangegaan. Daar is op zich niets mis mee, maar transparantie is belangrijk. En wil de minister in die inventarisatie meteen laten zien welke onderwijsinstellingen naar aanleiding van die samenwerking afhankelijk zijn geworden van die industrie via contracten zoals bij de RSM of anderszins?” 

Het onderwijs wordt er misselijk van 

Een meerderheid van de Kamer inclusief de minister was geen voorstander van het plan van Ozdil. Harry van der Molen (CDA) wilde eerst het onderzoek afwachten. “Vindt Beckerman niet dat zij met hagel schiet, als we nog niet eens precies weten wat bij de Erasmus Universiteit gebeurt? Wij delen de zorg dat het misschien te innig is geweest, maar dit wordt nu onderzocht. Het onderwijs wordt er altijd misselijk van dat wij, als het op een plek misgaat, denken dat wij dat op alle plekken moeten onderzoeken zodat heel onderwijzend Nederland in de benen moet komen omdat er op één plek een fout wordt gemaakt.” 

Daarnaast voelde de minister er niet veel voor om een onderzoek te doen naar andere samenwerkingen tussen het ho en de fossiele industrie. “Mevrouw Beckerman kent net als iedereen hier de klacht dat er zo veel regels zijn en zo veel bureaucratie is. Als je zo’n uitgebreid onderzoek wilt doen, moet je daar echt wel goede redenen voor hebben.” 

Nauwelijks baanbrekende innovaties 

Een ander probleem dat werd aangekaart in het debat ging over het topsectorenbeleid, volgens Beckerman zorgde de overheidsfinanciering bij de topsectoren ervoor dat universiteiten juist steeds meer moeten samenwerken met bedrijven. “De huidige overheidsfinanciering zorgt voor een nadruk op kortlopend onderzoek in samenwerking, bijvoorbeeld bij het topsectorenbeleid. In juli concludeerde het ministerie van Economische Zaken dat de miljarden voor topsectoren nauwelijks baanbrekende innovaties opleveren.” 

“Daarvan is in juli geconcludeerd dat — ik zal het letterlijk zeggen — de baanbrekende innovaties achterblijven. Dat is niet de conclusie van de SP, maar van het ministerie van EZ. Dat betekent dus dat we zinnig moeten investeren in de wetenschap. Mijn fractie denkt dat het slim is om dat juist te doen in fundamenteel, langlopend, onafhankelijk onderzoek.“ 

Ik ben niet zo onder de indruk 

Bussemaker die samen met de minister van EZ Henk Kamp het rapport waar Beckerman aan refereerde aan de Kamer verstuurde deze zomer, zei dat ze van de details niet op de hoogte was.

“Ik ken dat rapport van collega Kamp van Economische Zaken niet tot in detail. Ik kan er dus niet zo veel over zeggen. Wel kan ik erover zeggen dat ik als minister van Wetenschap, die telkenmale ook opkomt voor fundamenteel onderzoek. In de eerste plaats ben ik niet zo onder de indruk ben van het uitblijven van baanbrekende innovaties. Misschien is er immers wel meer tijd nodig om tot die innovaties te komen. Misschien heeft men daar geconcludeerd dat het niet alleen om toepassingsgericht onderzoek moet gaan, maar juist om een herkenning van en een samenwerking met het fundamentele onderzoek.” 

De woordvoerder economische zaken van D66, Jan Paternotte had nog een andere vraag als het gaat om de samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen. “Kan nauwe samenwerking tussen bedrijven en universiteiten voor bedrijven ook een prikkel zijn om minder zelf te investeren in onderzoek onder het motto: als de Staat het doet, waarom zou de markt het dan doen?”

Om deze vraag te beantwoorden had Paternotte ook een motie ingediend die vroeg om een onderzoek hiernaar. De minister stelde vast dat deze aanname van Paternotte niet vanzelfsprekend is. “Een grotere omvang van universitair onderzoek heeft volgens de meeste studies waarin deze relatie is onderzocht een positieve invloed op de omvang van de private R&D-middelen.” 

De vraag die hieronder ligt hoe het komt dat de private investeringen achterblijven vond de minister wel interessant om te laten onderzoeken. “Ik vind het gat tussen R&D en de publieke financiering, net als de heer Paternotte, wel echt een probleem. Ik constateer ook dat het ons maar moeizaam lukt om dat gat op een goede manier te dichten. We zouden even moeten nadenken over de vraag hoe dat zou kunnen worden onderzocht. Bijvoorbeeld de KNAW zou zo’n soort vraag op kunnen pakken.” 

Alle onderzoeken met een oplegger 

Van der Molen wees erop dat er tal van rapporten zijn die ingaan op dit probleem. “Volgens mij liggen er al 10, 20, 30 rapporten over de vraag waarom de private R&D-investeringen achterblijven. Als zij die bij elkaar weet te brengen en daar nog een oplegger bij doet, dan zijn we al een heel stuk verder zonder dat het veel tijd en energie kost.” 

Toch vond de minister het de moeite waard om hier nog eens naar te kijken. “Dat neem ik graag mee, maar ik wil dat onderzoek niet zelf doen, ook vanwege de onafhankelijkheid. Gelet op het zelfreinigend vermogen dat wij kennen van de wetenschap, lijkt mij dat een organisatie als de KNAW — ik zeg niet dat het de KNAW moet zijn, maar wel een dergelijke organisatie — dat onderzoek zou moeten doen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK