NVAO-accreditatie blijft een kat-en-muisspel

Nieuws | de redactie
19 september 2017 | “Wij kijken wel degelijk naar de kwaliteit van docenten.” In de Kamer verdedigde NVAO-voorzitter Anne Flierman zich tegen de SP die de NVAO verwijt te veel naar de papieren werkelijkheid te kijken. Flierman waarschuwde wel dat zonder opleidingsaccreditaties de lastendruk niet afneemt.

De vaste Kamercommissie onderwijs maakte onlangs kennis met  de NVAO. Tijdens dit gesprek werd er al vooruitgekeken naar de wetsbehandeling in de Kamer van het nieuwe accreditatiestelsel. Daarbij werd ook stilgestaan bij de positie van de evaluatiebureaus, de nut en noodzaak van het afschaffen van opleidingsaccreditaties en de onmogelijke taak voor de NVAO om opleidingen naast basiskwaliteit ook als ‘goed’ en ‘excellent’ te kunnen beoordelen.

Evaluatiebureaus lijken op een cowboyindustrie

Na de inleidende woorden vanuit het NVAO-bestuur mochten Kamerleden vragen stellen aan de kwaliteitsbewakers van het hoger onderwijs. Als eerste nam Zihni Özdil (GroenLinks) het woord waarbij hij inging op de recente oproep van de NVAO om de geprivatiseerde evaluatiebureaus weer bij wet vast te leggen. “Ik krijg uit het veld allemaal signalen dat er toch wat ongewenste consequenties verbonden zijn aan de privatisering van de evaluatiebureaus.”

Özdil vervolgde door het uitgangspunt van de NVAO als de controleur van de visitatiebureaus te bevragen: “Iemand zei mij dat het zo nu en dan op een cowboyindustrie lijkt. De bureaus beconcurreren elkaar met allemaal perverse gevolgen. Waarom wordt die privatisering niet helemaal teruggedraaid, ze kunnen nu toch als ‘vrije jongens’ te werk gaan, waarom zou de NVAO niet dat zelf kunnen doen die evaluaties?”

Het algemeen bestuurslid van de NVAO, Paul Zevenbergen ging hierop in. “Ik veroorloof mij de ruimte om op uw punt over de cowboyindustrie verder geen kwalificaties te geven. Wat wij doen is systematisch kijken of wij verschillen zien in beoordelingen die worden ondersteund door de verschillende bureaus. Die hebben wij gezien en daar hebben we het met de bureaus ook over gehad.”

Zevenbergen kwam dan ook met een voorstel om de beoordelingen van de evaluatiebureaus door de NVAO te verankeren in de wet. “Onze gedachte is meer om de beoordeling van de evaluatiebureaus door de NVAO een wettelijke positie te geven. In het beoordelen van die bureaus kijken wij namelijk heel erg naar de European Standard and Guidlines. Als daar een wettelijke basis onder komt voor de NVAO dan zou ook dat probleem worden opgelost.”

Voor Özdil ging dit nog niet ver genoeg. “Ik ga mijn best doen in de Kamer om het commerciële aspect van deze bureaus helemaal weg te halen. Niets tegen commerciële bedrijven, maar onderwijsevaluaties op basis van een winst- en verliesmodel dat lijkt mij een stap te ver in het economistische verhaal waar onze partij het altijd over heeft.”

De opvolger van Pieter Duisenberg, Roald van der Linde (VVD) had nog wel wat zorgen over de instellingsaccreditatie in relatie tot de opleidingsaccreditaties. “Als ik kijk naar hogescholen waar soms zestig opleidingen worden aangeboden dan kan ik mij niet voorstellen dat alle zestig opleidingen aan alle eisen kunnen voldoen.” 

Product van landelijke discussie

De voorzitter van de NVAO Flierman ging in op de vragen van het kersverse VVD-Kamerlid. “Vorig jaar januari is er intensief debat gevoerd in de Kamer over de NVAO en toen is besloten dat Nederland niet bereid was om die stap naar instellingsaccreditatie te maken. We zien dat die stelsel van kwaliteitszorg toch het product zijn van landelijke politieke discussies. In Nederland hebben we een aantal incidenten gekend in het hoger onderwijs de afgelopen jaren. Die hebben mede bepaald hoe het stelsel er nu uitziet.”

Toch kan volgens Flierman een aantal instellingen nog wel een volgende stap zetten naar meer autonomie. “Ik denk dat er in Nederland inmiddels een aantal instellingen in het hoger onderwijs zijn zowel in het wo als hbo die hun zaken zo goed op orde hebben dat ze een volgende stap in termen van vertrouwen schenken waard zijn. Dat zijn ze niet allemaal, dat zeg ik er heel eerlijk bij. Op een aantal plekken zullen er nog wel stappen gezet moet worden.”

Flierman benadrukte dat de weg naar instellingsaccreditatie niet moet worden afgelegd om de lastendruk te verminderen. “Als je een stap zet naar instellingsaccreditatie dan wil dat niet zeggen dat opleidingen niet meer beoordeeld worden. In al die systemen is altijd nog zo dat een opleiding periodiek 1 keer in de 6 jaar beoordeeld wordt door een externe en onafhankelijke deskundigencommissie die de resultaten ook openbaar maakt.”

Voor minder lastendruk hoef je het niet te doen

De NVAO-voorzitter vervolgede: “Dat betekent dat studenten, staf en stakeholders rondom de instelling de resultaten kunnen zien en de instelling daarop kunnen aanspreken. De publicitaire druk zal dusdanig zijn dat een instelling daarop zal handelen. Puur om vermindering van de lastendruk hoef je het daarom niet te doen, zoveel verschil maakt het niet. In de praktijk is het een min of meer een administratieve handeling om het rapport naar de NVAO te sturen.” 

De VVD gaf ook aan dat met het opgeven van opleidingsaccreditaties een belangrijk punt voor de VVD verloren gaat. “Als je een instellingsaccreditatie invoert dan laat je ook het oordeel excellent schieten voor opleidingen, laten wij daar als VVD nou erg aan hechten.”

De NVAO gaf recent aan daar eigenlijk vanaf te willen omdat dit leidt tot veel lastendruk, bezwaren van instellingen en arbitraire oordelen. Flierman gaf aan dat de NVAO daar uiteindelijk niet over gaat. “Als de Kamer net al de VVD zegt wij vinden dat er naast de basiskwaliteit ook een oordeel goed of excellent moet worden uitgesproken is dat een politieke keuze.”

“Ik zeg wel als verantwoordelijke voor de uitvoering dat wij met een behoorlijke mate van betrouwbaarheid in staat zijn om te beoordelen of een opleiding echt boven de basiskwaliteit uitsteekt en excellent is. Het aantal keren dat wij excellent afgeven is heel beperkt, nog geen 1% van de accreditaties. Dat zijn bijna allemaal opleidingen die studenten kunnen selecteren en in veel gevallen gaat het ook om opleidingen die extra collegegeld kunnen vragen.”

Dat werkt niet in het hoger onderwijs

“Daarmee is het oordeel ook echt excellent, omdat het internationaal toonaangevend is. Als u vindt dat een opleiding die boven de basiskwaliteit uitsteekt ook als ‘goed’ moet kunnen worden beoordeeld, dan kunnen wij dat doen. Maar die tweedeling tussen ‘excellent’ en ‘goed’ met enig gezag uitspreken dat is echt een brug te ver. Of je moet een veel intensiever systeem met veel meer administratieve lastenruk opzetten, dat willen wij ook met elkaar liever niet en dat werkt ook niet voor het hoger onderwijs.”

De laatste vraag was van Frank Futselaar (SP), die recent de overstap maakte als docent van Saxion naar de Tweede Kamer. In die hoedanigheid had hij de NVAO als controleur van dichtbij meegemaakt. “Vorig jaar zat ik nog aan de andere kant van de tafel en dat is niet altijd een genoegen kan ik zeggen. Wat mij daarvan is bijgebleven is de papieren werkelijkheid versus de echte werkelijkheid. Bij de accreditatie heb ik mij toch afgevraagd wat er nu daadwerkelijk wordt gemeten. Ik ben wat sceptisch over de instellingstoets omdat ik bang ben dat de papieren werkelijkheid van: ‘de processen op orde hebben met prachtige organogrammen’, belangrijker wordt dat wat er daadwerkelijk in de praktijk gebeurt.”

Beleidsmedewerkers die goede stukken schrijven

Futselaar was van mening dat de accreditaties vooral gebaat zijn bij goede beleidsmedewerkers van instellingen. “Toetsen wij nu in de praktijk bij opleidingen of er goede docenten zijn? Ik denk dat u dat niet doet of in ieder geval heel moeizaam. Of kijkt u of er goede beleidsmedewerkers zitten die overtuigende stukken kunnen schrijven en daardoor een overtuigend verhaal kunnen vertellen aan een panel. Ik denk dat vooral het laatste geval is in plaats van het eerste.”

De voorzitter van de NVAO ontkende dat niet ten stelligste. “De heer Futselaar die grijpt terug op een praktijk die hij als docent bij Saxion heeft meegemaakt, daar twijfel ik niet aan. Het blijft een beetje een kat en muisspel, laten wij elkaar niet voor de gek houden. Dat is bij alle externe beoordelingen het geval. Of het nu de accountant is de die de jaarrekeningen controleert of de NVAO die naar de kwaliteit van het onderwijs kijkt, of de commissie die namens de KNAW de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek beoordeelt.”

Enkele keer de plank misslaan

Flierman kwam met een aantal voorbeelden om aan te tonen dat er wel naar de kwaliteit van docenten wordt gekeken. “Wij kijken wel degelijk naar de kwaliteit van de docenten, wij kijken in het hbo hoeveel docenten er een master hebben of gepromoveerd zijn. In het wetenschappelijk onderwijs kijken wij naar de basiskwalificatie onderwijs (BKO) en (SKO) dat is standaard onderdeel van de beoordeling.”

Ook de gesprekken met studenten tijdens de panelbezoeken zijn volgens Flierman zinvol voor een goede beoordeling, maar waterdicht is het niet erkende de NVAO “Daarnaast krijg je zeker in gesprekken met studenten feedback over docenten. Dat alles is toch wel voldoende materiaal zodat wij kunnen zeggen dat wij een redelijk beeld van de kwaliteit hebben. Dat sluit niet uit dat wij een enkele keer de plank misslaan, maar grosso modo durf ik daar wel mijn hand voor in het vuur te steken, inclusief de kwaliteit van de docenten en de voorzieningen en de kwaliteit van het curriculum.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK