“Er werd te lange tijd blind gevaren op de adviezen van het OMT”

Interview | door Sicco de Knecht
26 mei 2020 | Waar het begin van de coronacrisis gekenmerkt werd door "laat het aan de autoriteiten over en bemoei je er niet mee", was arts en microbioloog Alex Friedrich een van de eersten die kritiek had op de landelijke aanpak. ScienceGuide kijkt met hem terug op de afgelopen maanden. Hoe zou de wetenschap moeten functioneren in crisistijd? "Je moet de wetenschap niet gebruiken voor iets dat ze niet waar kan maken."
Alex Friedrich – Foto: Alessandra Baltodano

Er wordt wel gesproken over ‘het gelijk van Alex Friedrich’, het hoofd van de afdeling microbiologie en infectiebestrijding van het UMC Groningen. Eind februari waarschuwde hij dat het Nederlandse testbeleid niet afdoende was. Met zijn collega’s in het Noorden koos hij voor een ander testbeleid dan landelijk geldend was. Kritiek van minister Hugo de Jonge viel hem ten deel, kritiek die De Jonge later echter weer introk.

Alhoewel hij persoonlijk niet de vruchten kon plukken van zijn beleid – Friedrich kreeg zelf zo heftig te kampen met CoViD-19 dat hij vijf kilo afviel – is hij tevreden over de aanpak. “Door sneller en breder te testen van zorgmedewerkers en hun familieleden, door specifiek beleid zoals een reisbeperking voor medewerkers in het ziekenhuis en geholpen door een aantal omstandigheden, hebben we de uitbraak in Noord-Nederland onder controle weten te houden.”

Is Friedrich dan blij met zijn gelijk? “Daar moet het absoluut niet over gaan in deze kwestie. Wat ik deed was wat ik achtte dat het juiste was, vanuit mijn wetenschappelijke overtuiging.” En bij een wetenschappelijke overtuiging moet het volgens hem niet gaan om de individuele voldoening om ‘gelijk te krijgen’, sterker nog: “als wetenschappers al ergens vrolijk van moeten worden, dan is het wanneer ze worden tegengesproken.”

Wetenschap als hitteschild

Het betreden van de publieke arena met een (onwelgevallig) wetenschappelijk inzicht, het was ook voor Friedrich een bijzonder spannende stap. In de podcast In de Wetenschap bekende hij onlangs drie dagen flink buikpijn te hebben gehad omdat zijn wetenschappelijke mening zo werd “geamplificeerd”, zoals hij het zelf noemt.

Friedrich ondervond aan den lijve dat er zeker in de beginfase van de crisis nagenoeg geen ruimte was voor alternatieve opvattingen. “Er heerste een sfeer van: laat het aan de autoriteiten over en bemoei je er niet mee. Natuurlijk begrijp ik dat de hoogste baas van het land zegt: dit is mijn verantwoordelijkheid en dit is mijn oordeel. Maar gebruik dan niet de hele wetenschap hiervoor.”

‘De wetenschap’ werd namelijk ook aangewezen als vooruitgeschoven post, zo zag Friedrich. “Er werd net gedaan alsof ‘de wetenschap’ het eens was over welke aanpak nodig was, en die werd als een soort hitteschild gebruikt dat kritiek moest afvangen. Het is blijkbaar makkelijker om te zeggen dat de wetenschappers het met elkaar eens zijn, dan dat je uitlegt dat je een politiek besluit neemt op basis van alle beschikbare kennis.”

Juist die beschikbare kennis was – zeker eind februari – schaars en aan verandering onderhevig. Welbeschouwd is dat nog steeds zo, zegt Friedrich. “Dit virus kennen we pas een paar maanden. Niemand, letterlijk niemand, was in de beginfase echt expert op het gebied van dit nieuwe coronavirus. Tegelijkertijd betroffen de genomen maatregelen iedereen.”

Heilige OMT-adviezen

In een dergelijke situatie, met zo weinig kennis om mee te werken, klampen ook politici en instituten als het RIVM zich al snel vast aan de kleine stukjes informatie die er wel zijn. Te stevig, als je het Friedrich vraagt. “Neem nu bijvoorbeeld de aanname dat het coronavirus een ‘longvirus’ is. Dat dachten we aanvankelijk, maar inmiddels is het duidelijk dat het op veel meer organen invloed heeft. We moeten continu bereid zijn om ons beeld bij te stellen.”

“Doe je dat niet, stel je je inzichten niet bij, dan doe je geen recht aan de wetenschap.” De wetenschappelijke methode leeft van de twijfel, en het laatste dat de wetenschap kan bieden is een eenduidig antwoord. “Je moet de wetenschap niet gebruiken voor iets dat het niet waar kan maken. Wanneer elke wetenschapper die je het vraagt hetzelfde antwoord geeft, dan moet je je werkelijk zorgen gaan maken.”

Toch staat de wetenschappelijke onzekerheid op gespannen voet met de ‘zekerheid’ die het brede publiek vaak verwacht van de wetenschap. Met het gevaar dat tegenstrijdige berichten uit onderzoek ertoe leiden dat burgers denken: de wetenschap weet het ook niet. “Het is een schijnveiligheid om te denken dat de experts alles weten. Die schijnveiligheid ligt als zweem, als mythe, over de wetenschap heen. Maar daar moeten we echt van af. Wetenschap is altijd een bepaalde stand van kennis, die door nieuwe kennis verworpen wordt.”

‘Het verdriet van de wetenschap is dat ze slechts bewonderd wordt om wat ze niet kan zijn’

Deze mythe is op lange termijn niet houdbaar, en kan zelfs ernstige consequenties kan hebben. “Wat nu, als wetenschappers naar buiten toe zouden doen alsof ze het wél helemaal met elkaar eens zijn? Bijvoorbeeld door te stellen dat groepsimmuniteit gegarandeerd kwetsbare mensen gaat beschermen. Als dat uiteindelijk toch niet blijkt te kloppen, dan levert dat veel meer schade op aan het vertrouwen in de wetenschappelijke methode dan het erkennen van de onzekerheid en verschillen van inzicht tussen experts.”

Wetenschappers hebben bovendien niet het democratisch mandaat om een besluit te nemen, benadrukt Friedrich, die de laatste weken zelf meermaals aansloot bij het Outbreak Management Team. “Zeker vind ik het goed dat wetenschappelijk advies belangrijk is, maar er leek lange tijd blind gevaren te worden op de “heilige” adviezen van het OMT. Inmiddels zie je gelukkig dat er steeds meer een politieke en democratische afweging wordt gemaakt. Maar een wetenschappelijk besluit is niet hetzelfde als een democratisch besluit.”

De peer review voorbij

Als er iets duidelijk is geworden door deze crisis, dan is het volgens Friedrich wel wat de meerwaarde van open science is. Vanuit verschillende richtingen doemt inmiddels het beeld op dat publicaties over CoViD_19 en Sars-CoV-2 ongekend snel hun weg vinden naar wetenschappelijke tijdschriften. “Zelden is er zo snel zo veel gedeeld en zelden had ik zo erg het gevoel dat we dit met zijn allen moeten doen.”

Toch is niet iedereen even enthousiast over de stroomversnelling waar het wetenschappelijk publiceren in is geraakt. Sommige onderzoekers slaan de route van het publicatieproces zelfs in zijn geheel over, getuige een spraakmakende publicatie van een onderzoeksgroep uit Oxford. Eind maart publiceerden zij hun analyse dat reeds zestig procent van de populatie van het Verenigd Koninkrijk besmet was met het virus in een publiek toegankelijke map op Dropbox. Geen georganiseerde peer review, noch een editor kwamen daaraan te pas. Is dat niet te gehaast?

“Ik vind van niet. Dit is een crisis en het is te begrijpen dat je zo’n analyse en de inzichten die daaruit voortkomen gewoon zo snel mogelijk wilt delen. Het review-proces gebeurt op een andere manier. De klassieke route mag je in zo’n situatie best overslaan.” Het is namelijk ook te kort door de bocht om te stellen dat er geen kritische reflectie op dit soort publicaties heeft plaatsgevonden, vindt hij. “Er is uitgebreid op dat artikel gereageerd op allerlei fora. Dat ging ook heel snel en is ook allemaal terug te vinden.”

Het belang van netwerken

Transparantie en discussie zijn essentieel voor een goed functionerend en zelfcorrigerend wetenschapssysteem. Dat systeem rust op wetenschappelijke netwerken. Friedrich onderscheidt daarin twee niveaus. Aan de ene kant zijn er de (inter)nationale wetenschappelijke instituties als het RIVM of de European Centre for Disease Control (ECDC) waar met elkaar afgestemd wordt, protocollen worden opgesteld en richtlijnen worden uitgezet. “Dat zijn grote organen, die vooral op de lange termijn een heel belangrijke rol spelen.”

“Parallel daaraan heb je de kleinere wetenschappelijke netwerken van onderzoekers onderling.” De kracht van die informele netwerken is de afgelopen weken duidelijk gebleken, vindt Friedrich. “In crisistijd is snelheid geboden. Dat wetenschappelijke netwerk kun je veel sneller inzetten om de vragen te beantwoorden die voor jouw individuele context relevant zijn. Dat is van onschatbare waarde.”

Zo bleek, want terwijl er eind februari bij de vergadering van de ECDC nog gesproken werd van een ‘laag risico’, kreeg Friedrich hele andere signalen. “Van collega’s in Rome had ik al begrepen dat het palet aan symptomen veel breder was, de ligtijd op de IC veel langer dan werd aangenomen en dat de overdracht van het virus binnen zorginstellingen en via asymptomatisch geïnfecteerden belangrijk is. Daar moet je dan wel wat mee en daar hebben we dan ook gelijk op gehandeld, binnen onze eigen context.”

Die context doet er nog altijd toe, benadrukt de Groningse arts-microbioloog die voorstander is van meer regionaal en zelfs lokaal beleid. “Europa denkt in lidstaten, maar de epidemie trekt zich daar niets van aan. Die komt voor in regio’s. Zelfs Nederland, waarvan we altijd vinden dat het zo klein is, blijkt te bestaan uit regio’s waar de maatregelen en het opheffen daarvan verschillende effecten kunnen hebben.”

Versnellen door hackathons

Alhoewel er momenteel meerdere pogingen worden gedaan om het gesprek over de bestrijding en de exitstrategie verder te openen, vindt Friedrich dat het nog altijd erg traag op gang komt. Hij vermoedt dat ook hier de angst voor twijfel een rol speelt. “Dat er binnen een Outbreak Management Team of misschien in de toekomst een Impact Management Team naar consensus wordt gestreefd, dat snap ik misschien nog wel, maar zeker in de schil daaromheen moet dat niet het streven zijn. Daar moet je de consensus bepaald niet heilig verklaren.”

Hij pleit er dan ook voor om een online forum op te richten waar uitgebreid de ruimte is voor nieuwe inzichten. “Je kunt dan bijvoorbeeld werken aan de hand van vragen die beantwoord kunnen worden door experts, uit allerlei verschillende gebieden. Dan nodig je mensen uit om elkaars inzichten te toetsen. Door crowdbeoordeling: antwoorden krijgen een beoordeling door weer andere experts, en de ‘best rated’ antwoorden worden dan teruggespeeld naar centrale organen.”

Op deze manier kunnen de juiste data en inzichten bij de juiste mensen terechtkomen. Het brede delen van data en methoden is bovendien een enorme versneller van veel wetenschappelijke technieken. “Dit soort hackathons zijn echt enorm belangrijke instrumenten hiervoor. Het virus wacht niet op jou, je moet het voor zijn.”

Dat een dergelijke aanpak werkt, heeft de infectieziekte-expert Friedrich al een flinke tijd geleden kunnen constateren. “Tien jaar geleden was de grote EHEC-uitbraak in Duitsland. Destijds was het achterhalen van het genoom van de bacterie nog een hele grote opgave. De collega’s hebben toen wat monsters naar China gestuurd waar de sequencing technologie beschikbaar was. Het genoom werd toen direct openbaar beschikbaar gemaakt en met bijbehorende vragen uitgezet aan onderzoekers uit de bio-informatica. Binnen no-time hadden we toen een fantastisch compleet beeld. En als positieve bijvangst hebben we ook heel veel van elkaars aanpak en methoden geleerd.”

Niet persoonlijk

Hij is er duidelijk in dat zowel nieuwe inzichten als meningen in een dergelijke exercitie een plek moeten hebben. “Let wel, ik heb het dan over wetenschappelijke meningen, die komen met een spelregel, namelijk dat je ze niet persoonlijk maakt. De inzet van de individuele wetenschapper moet niet zijn om ‘gelijk te krijgen’. Het is een statement dat je uitzet om verder aan te scherpen.”

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, erkent hij. “Die houding is zeker ook een ideaal, het wordt niet altijd bereikt, maar het is wel het streven. We moeten altijd bereid zijn om het bouwwerk dat we hebben neergezet weer af te breken en opnieuw te beginnen.” Het is bovendien een kunst die niet iedere wetenschapper tot in de puntjes beheerst. “We zijn ook gewoon mensen, maar het is wel wat we na moeten streven en wat we moeten stimuleren in mensen.”

Het benadrukt volgens hem ook het belang van onafhankelijkheid en het garanderen van bestaanszekerheid van wetenschappers. “Dit alles kan alleen maar als het voortkomt uit en mogelijk gemaakt wordt vanuit een collectief belang. Dat betekent dat de bekostiging op orde moet zijn en dat instellingen een academisch en vrij klimaat blijven bevorderen.”

Anders dan de mazelen

Mogen we hem dan tot slot nog vragen naar zijn wetenschappelijke mening over hoe we in de toekomst met het coronavirus om moeten gaan? Wat verwacht hij bijvoorbeeld van het vaccin? “Het zal in ieder geval niet zo werken als bij de mazelen. Als je CoViD-19, of een vaccinatie hebt gehad is het waarschijnlijk niet zo dat je voor altijd immuun bent. Bovendien wordt het nog een hele klus om meer dan zeven miljard mensen te vaccineren…”

De immuniteit hangt, net als bij andere respiratoire infecties, hoogstwaarschijnlijk samen met de hevigheid van de immuunreactie en daarmee de symptomen. “Het hoeft zeker niet zo te zijn dat iemand met milde klachten daadwerkelijk immuun wordt. Er zijn tal van aspecten van dit virus en de ziekte die het veroorzaakt die we nog nader moeten onderzoeken. Dat gaat onze inzichten zeker nog een aantal keer bijstellen.”

Hij verwacht dat er door de maatregelen en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de behandeling, op een gegeven moment een steady state zal ontstaan. “Het virus zal bij ons blijven en steeds de kop opsteken. We moeten er vooral voor zorgen de hond niet van de ketting te laten. Elke keer dat er een uitbraak is, moeten we er snel bij zijn om het brandje weer uit te trappen.”

Een besmettingsgetal (R0) van 1 is daarvoor veel te hoog, denkt hij. “Liever zie ik het onder de 0,5. In geen geval moeten we weer zo’n golf laten ontstaan die ons mogelijkerwijs overvalt.” De benodigde aanpak moet uitgaan van testen, opsporen en indammen, en zal regionaal of zelfs lokaal van aard moeten zijn. “Zo’n regionale uitbraak kunnen we prima aan. Ik denk wel dat het nog beter kan. Dat kan door nu te gaan bouwen aan regionale infectienetwerken die snel met elkaar kunnen optrekken om verspreiding te voorkomen. Geef het micro-organisme zo weinig mogelijk tijd en kans. Nederland kan zich op die manier organiseren als het gaat om de strijd tegen het water, dat moet ook met corona kunnen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK