Selectie drukt uitval

Nieuws | de redactie
24 november 2009 | Zorgvuldige selectie van VWO'ers kan een lagere uitval en beter presterende studenten opleveren. Voor het eerst is dit aangetoond door wetenschappelijk verantwoord onderzoek, zo schrijft LUMC-hoogleraar Jan Anthonie Bruijn. Zijn Groningse collega Jan Borleffs noemt de 8+ loting een achterhaalde methode.

“Selectie van studenten aan de poorten van het hoger onderwijsis een omstreden zaak. Voormalig onderwijsminister Loek Hermans(bewindsman van 1998 tot 2002) meende, dat Nederland gebaat zouzijn bij selectie aan de poort van onze universiteiten. Zijnzienswijze kreeg weinig steun van toenmalig oppositiepartij CDA ende regerende PvdA. Ook Hermans’ opvolgers Nijs en Rutte kregen dehanden niet op elkaar voor selectie aan de poort. Rutte stelde in2004 de commissie “Ruim baan voor talent” in, die tot de conclusiekwam dat voor studies met meer aanmeldingen dan plaatsen selectieaan de poort een beter middel is dan loting. Minister Plasterk opzijn beurt is minder enthousiast”, zo schrijft Jan Anthonie Bruijn.Bruijn is naast zijn hoogleraarschap aan het LUMC ook lid van deOnderwijsraad, lid van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijsen voorzitter van de programmacommissie van de VVD.

Leidt selectie tot elitevorming?

Bruijn somt de gebruikelijke bezwaren tegen selectie op: “Selectiewordt als regel toegepast als de opleiding of het daarop volgendeberoep zulke kritische kwalificaties vereist, dat het nietvanzelfsprekend is dat een ieder daarover beschikt, of als er eengroter aanbod van studenten is dan er vraag is op de arbeidsmarkt.Beide factoren kunnen elkaar versterken, zoals bijvoorbeeld uit dekunstsector blijkt, maar ook het geval is bij het hogerhotelonderwijs. In alle andere gevallen wordt selectie niet ofnauwelijks toegepast.”

“Er is voor de universiteiten en hogescholen ook niet alleaanleiding om te selecteren. Hun financiering is immers ondermeerafhankelijk van het aantal studenten dat zij weten binnen te halen,onder het kennelijke motto: kwantiteit is kwaliteit. Tegenstandersmenen bovendien, dat selectie zou leiden tot elitevorming. Zijstellen, dat het vwo diploma geschiktheid voor het hoger onderwijsin het algemeen garandeert. Nadere selectie zou ongewenst enonnodig zijn, of althans, de effectiviteit van die selectie zouniet aangetoond zijn. En dat laatste is waar.”

“Gebrek aan wetenschappelijk bewijs voor (in)effectiviteit vanselectie laat in deze discussie ruimte voor allerlei subjectieveargumenten. Die vinden hun onderbouwing in persoonlijke ervaring,vooronderstellingen, anekdotes en politieke kleur. De experimentenwaarnaar wel verwezen wordt zijn niet wetenschappelijk opgezet enmissen bijvoorbeeld een controlegroep, relevante toetscriteria ofeen adequate follow-up periode. Afwezigheid van wetenschappelijkonderzoek naar de effecten van selectie is het kernprobleem van dediscussies erover.”  

Daarom is het belangrijk nieuws dat zulk onderzoek recent isverricht en wel in Nederland, stelt Bruijn. “Hierbij isgebruik gemaakt van de unieke situatie, dat in Nederland deselectie voor sommige studierichtingen berust op loting. Daar is inieder geval positief aan, dat het kan voorzien in een controlegroepbij een onderzoek zoals dit. Het werd verricht bij studentengeneeskunde door promovenda Louise Urlings-Strop van het ErasmusMedisch Centrum in Rotterdam (Urlings-Strop et al., Med. Educ.43:175-183, 2009). Tot negen jaar geleden moesten alle scholierendie geneeskunde wilden studeren meedoen aan een landelijke loting.Alleen met hoge cijfers maakte men iets meer kans.”

Op deze methodiek is altijd veel kritiek geweest, vooral toen eenscholiere met een eindexamengemiddelde van 9,6 drie keer voorgeneeskunde werd uitgeloot. Scholieren met een gemiddelde van 8,0of hoger hoeven sinds 2000 niet meer te loten. Ook mogen deopleidingen een deel van hun studenten via ‘decentrale selectie’zelf uitkiezen. De instellingen maken hier op verschillendemanieren gebruik van, maar nog nooit werd het effect van dieselectie wetenschappelijk onderzocht.

Significante resultaten

Urlings-Strop volgde een cohort van 389 studenten die werdengeselecteerd voor de studie geneeskunde op basis van allerleieigenschappen, waaronder zowel niet-cognitieve als cognitieve. Zijvergeleek deze groep met een controlegroep van 938 studenten diewaren ingeloot. De groep met een gemiddeld eindexamencijfer 8,0 ofhoger, die dus ontbreekt bij de ingelotenen, werd buitenbeschouwing gelaten, hetgeen overigens mogelijk gevondenverschillen significanter maakt. Het relatieve risico op uitval inde eerste twee studiejaren lag voor de geselecteerde studenten 2,5keer lager dan voor de ingelote studenten, een significant verschil(p=0.000). Het gemiddelde vwo eindexamencijfer was tussen de tweegroepen niet significant verschillend. Van de geselecteerdenvolgden 19,2 % naast hun studie een tweejarigeresearchmaster-opleiding of een andere studie, of waren actief inbestuursfuncties, tegenover 9,6% van de ingelotenen. Degeselecteerden begonnen daardoor iets later dan de ingelotenen aanhun klinische-fase (co-schappen), maar dit verschil instudievoortgang was niet significant (p=0,4). De geselecteerdenhaalden hogere cijfers in de klinische fase van de studie(p=0.000).

Maatschappelijk en politiek relevant

“Wereldwijd is dit de eerste gecontroleerde studie waaruit blijktdat vwo-scholieren kunnen worden geselecteerd op eigenschappen diegeassocieerd zijn met betere prestaties tijdens de studiegeneeskunde, anders dan hun eindexamencijfer. Zoals iederewetenschappelijke observatie kent ook deze zijn beperkingen. Zozijn de conclusies niet zonder nader onderzoek extrapoleerbaar naarandere studierichtingen. Ook ontbreekt het uiteindelijkprofessioneel functioneren als uitleesparameter. Toch is hetonderzoek maatschappelijk en politiek relevant.”

“Het toont de beperktheid van eindexamencijfers en laat zien datselectie kan leiden tot betere prestaties en minder uitval. En datmoet het kabinet interesseren. De onderbenutting van capaciteitenvan leerlingen, miskenning van toptalent, niet optimalestudiekeuzes en onnodige studieuitval kosten (volgens de NationaleDenktank, oktober 2007) Nederland jaarlijks 7 miljard euro.”

“Het onderzoek uit Rotterdam is een belangrijke stap vooruit.Niemand kan meer beweren dat selectie aan de poort niet werkt. Methet oog op het alom onderschreven belang van studierendement endoelmatig gebruik van overheidsmiddelen is het nauwelijks denkbaardat een politieke reactie en breder onderzoek achterwegeblijven”.

Achterhaald

Vor deze denklijn krijgt Bruijn in elk geval al steun uitGroningen. Prof. Jan Borleffs, prodecaan onderwijs enonderzoek in het UMCG, meent dat na jaren van een afwachtendehouding ten aanzien van selectie aan de poort, de tijd rijp is omhet roer om te gooien. “De bevoorrechte positie van de 8+ ers isdaarbij een achterhaald uitgangspunt. Er is geen bewijs dat hethoge eindexamencijfer een voorbode is voor een goede professional.Wel zijn er voldoende aanwijzingen dat goede eindexamencijfersvoorspellend zijn voor studiesucces”, zo zegt hij in zijnoratie.

Borleffs pleit ervoor de loting én de 8+ regeling af te schaffen nubetere selectiemogelijkheden voorhanden zijn. In de plaats daarvanwil hij dat een selectiemethode, waarin een combinatie vaneindexamencijfers en kwaliteiten van aspirant-studenten die nodigzijn voor het toekomstige beroep, bepaalt wie tot de opleidingwordt toegelaten. Het uiteindelijke doel is dat hiermee doktersworden opleid die de kunde en kunst van het vak verstaan, diecompetent zijn, maar ook passie voor de patiënt en het vakhebben.



 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK