“Je kunt de boel niet eindeloos oprekken”

Nieuws | de redactie
27 januari 2006 |

Collegelid Paul Rullmann van de TU Delft ziet met zorg aan hoe het onderwijs in wiskunde en natuurkunde op de middelbare scholen verschraalt. Nu al krijgen leerlingen honderden uren minder dan voor de invoering van de Tweede Fase. En na de profielwijziging in 2007 worden die vakken voor leerlingen met het profiel Natuur en Techniek voor een deel nog facultatief ook.
De universiteit probeert dit onder meer met instaptoetsen te verhelpen, maar Rullmann waarschuwt dat het niveau in gevaar dreigt te komen: “Je kunt de boel niet eindeloos oprekken”
ScienceGuide sprak met Rullmann over zijn pogingen de instroom van studenten te bevorderen, met name ook onder meisjes (” een dagelijkse puzzel”), en zijn wens meer verantwoordelijkheid bij studenten neer te leggen. “De manier waarop we nu met studenten omgaan, zit toch een beetje tussen eisen en verleiden in. We denken: als het onderwijs maar uitdagend is, dan vinden studenten het vanzelf wel leuk. Maar ook wat niet leuk is moet gedaan worden. Daar wordt het meestal nog leuk van ook.”


Op de redactie hoorden wij dat de staf van de TU intensief heeft gediscussieerd over het artikel ‘Aristocratische arrogantie’ van Jan Veldhuis op ScienceGuide. Hoe werd er op gereageerd?
Over het artikel van Veldhuis is bij ons intern inderdaad discussie gevoerd. Je kunt je voorstellen dat niet iedereen het met hem eens is. Sommige mensen vinden natuurlijk dat hij het gewoon niet begrijpt. Die vinden dat er sprake is van een wiskundige standaard waar je coûte-que-coûte aan moet vasthouden. Veldhuis formuleert precies de andere kant. Ik zelf ben het overigens wel met Veldhuis eens. We hebben in Nederland een breedtestrategie. Je wilt veel studenten opleiden, maar wel het vereiste niveau vasthouden. Dat geeft spanning. Die los je alleen op door te differentiëren.
Daar komt nog bij dat de bagage van de huidige VWO-leerlingen gewoon anders is dan vroeger. Ze zijn bepaald niet minder intelligent. Maar feit is wel dat er op het VWO minder uren aan wiskunde en natuurkunde besteed worden dan voor de invoering van de tweede fase. Het gaat in totaal om een paar honderd uur minder. En dat merk je gewoon. Leerlingen hebben meestal nog wel hetzelfde materiaal gehad, maar vluchtiger. Ze hebben minder gelegenheid gehad om te oefenen. Ze vragen zich sneller af of ze iets wel gehad hebben. Bij de komende profelwijziging in 2007 wordt het nog erger. Dan zullen wis- en natuurkunde in het profiel Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid voor een deel facultatief worden. Dus het startniveau van studenten is niet alleen lager, maar ook nog eens onderling verschillend.
Docenten zien dit met zorg aan. Want hoe kun je op deze manier nog het gewenste eindniveau halen? Natuurlijk proberen ze het onderwijs zodanig in te richten dat dat wel lukt. Zo krijgen studenten een diagnostische begintoets, waarin hun kennis van wiskunde getest wordt. Ze krijgen hier geen cijfer voor, maar ze krijgen wel een aanbeveling welke gebieden ze nog zouden kunnen bijspijkeren. Zo probeer je dat op te vangen. Maar je kunt de boel natuurlijk niet eindeloos oprekken.

Er wordt wel gezegd dat er in Nederland te weinig studenten in technische studies instromen. Hoe kijkt u daar tegenaan?
Het is een feit dat er te weinig technische studenten instromen. Vanuit het bedrijfsleven wordt daar voortdurend op gewezen. Techniek jaagt onze welvaart aan. Dat wordt vaak onvoldoende beseft. Aan het vergroten van de instroom proberen we dan ook van alles te doen, onder meer door het onderwijs aantrekkelijker te maken. Er wordt meer in projecten gewerkt, meer met ICT, er zijn meer keuzemogelijkheden. Ook wordt in de opleidingen meer aandacht besteed aan de maatschappelijke context, aan ethische aspecten en aan ondernemerschap. Ook hebben we allerlei relaties met het voortgezet onderwijs om de overgang naar de universiteit zo soepel mogelijk te laten verlopen.
En dan zijn er natuurlijk nog allerlei initiatieven om studenten voor techniek te interesseren, zoals het Nunaproject, de Formula student-racing, de onderzeeboot. Ze worden in onze wervingscampagnes benadrukt. Nu is er ook Delft Blauw, een serie op RTL5 waarin een groep studenten uit een studentenhuis gevolgd wordt. Die serie is een initiatief van de TU Delft. De afgelopen paar jaar is er op dit gebied enorm veel gebeurd. Maar nee, het is niet voldoende. Over een reeks van jaren bezien blijft de instroom van technische studenten in absolute zin constant, maar loopt ze in relatieve zin terug. De laatste paar jaar groeit de TU gestaag, maar voorzichtig, met een paar procent per jaar. Dat was wel na een periode van ernstige neergang.

Hoe kunnen technische universiteiten ervoor zorgen dat meer meisjes instromen?
Voor het aantrekken van meisjes is het heel moeilijk de sleutel te vinden. De universiteiten zitten op dit punt echt met hun handen in het haar. Natuurlijk heeft het met cultuur te maken. Dat begint al ergens op de basisschool. Ook het aantrekken van vrouwelijke hoogleraren is heel moeilijk. Het aantal vrouwelijke hoogleraren is nog steeds zeer gering. Als je meisjesstudenten wilt, moet je ook vrouwelijke hoogleraren hebben. Als je dat aantal wilt vergroten, kun je twee strategieën volgen. De klassieke manier is dat je bij het openvallen van een vacature vooral vrouwen gaat werven. De andere manier is dat je zegt: talentvolle vrouwen, meld je maar, dan zoeken wij wel een leerstoel voor je. Zo heeft meen ik de Universiteit Groningen het aangepakt.
Beide strategieën hebben overigens maar beperkt effect. Het punt is niet dat er niet voldoende talentvolle vrouwen zijn. Vraag is wel of ze het ook ambiëren om hoogleraar te worden en of ze in zo’n door mannen gedomineerde wereld gevonden worden. Onder de studenten zie je trouwens wel substantiële aantallen meisjes, vooral bij Industrieel Ontwerpen, Bouwkunde, Technische Wiskunde en Life Science en Technology (tussen de 30% en 40%). Minder meisjes zie je bij Elektrotechniek en bij de klassieke construerende studies, zoals Civiele Techniek en Werktuigbouwkunde (minder dan 10%). Wij hopen dankzij onze onderwijsveranderingen, met nadruk op meer keuzes, meer projecten, meer maatschappelijke context, meer meisjes te trekken.

Proberen jullie de instroom en uitstroom van technische studenten ook samen met andere universiteiten te bevorderen?
Ja, we werken op dit punt intensief samen met de andere technische universiteiten in het land, in 3TU-verband. Zo overleggen we onderling veel over de opzet en inhoud van het onderwijs en over de aansluiting op het toeleidend onderwijs; zorgen we dat de overstap van de één naar de ander soepel kan verlopen en zetten we gezamenlijke opleidingen op. Niet dat je alles hetzelfde doet, maar je pikt wel dingen van elkaar op.
Internationaal werken we samen met technische universiteiten in de IDEA-league, die bestaat uit het Imperial College (Londen), de Technische Universiteit Delft, de ETH in Zürich en de Technische Universiteit van Aken. Binnenkort komt daar ook ParisTech bij. Voor wat betreft de klassieke technische opleidingen hebben we binnen de IDEA-league de eindtermen inmiddels afgestemd. Dat maakt het makkelijker om studenten uit te wisselen. Niet dat studenten daar nou zo veel gebruik van maken, ze gaan liever naar Azië of de Verenigde Staten Maar het is wel goed om met elkaar het niveau te definiëren. Je zet zo wel een Europese standaard met elkaar. Als we hier wat verder mee zijn, ligt het voor de hand om ook visitaties Europees aan te pakken.
Overigens hebben binnen de IDEA-league-universiteiten de studentenorganisaties elkaar wel opgezocht om te kijken wat we van elkaar kunnen leren. Daar kwamen wel een paar leuke dingen uit: studenten hebben belangstelling voor gezamenlijke Summer Courses en ook zouden ze prijs stellen op een projectenbank, waarbij ze zich kunnen inschrijven voor een onderzoeksproject op een van de IDEA-league- universiteiten. Die ideeën zijn enthousiast ontvangen, en we bekijken nu of ze ook haalbaar zijn.

Recruiter David Pappie (Shell) zei in een interview met ScienceGuide dat technische universiteiten niet breed moeten opleiden, maar vooral een degelijke technische opleiding moeten bieden.
Wat willen de grote organisaties nou? Ik hoor daar ook andere geluiden. Natuurlijk willen ze geen studenten die alleen maar technisch zijn opgeleid. Ze willen dat die studenten ook hun talen kennen, dat ze multidisciplinair kunnen samenwerken, dat ze zich kunnen presenteren en ook ondernemend zijn. Een te eenzijdig technisch gerichte opleiding is te smal. Dat is van vroeger. Nu moet je ook met anderen kunnen omgaan. En ik vind dat we daar in de opleiding ook rekening mee moeten houden. Grote organisaties hebben altijd een grote hang naar high potentials gehad. Die zullen er ook altijd zijn. Daarom hebben we ook honours tracks, voor hele goede studenten. In zo’n honours track krijgen ze dan extra studie-onderdelen naar keuze, bovenop hun normale studie, om hun studiehonger te bevredigen.

Wat kan de overheid doen om de instroom van technische studenten te bevorderen?
Ik zou graag meer uren wis- en natuurkunde willen in het voortgezet onderwijs. Overigens met voortzetting van alle pogingen om die vakken aantrekkelijker te maken. Ook zou ik wel meer flexibiliteit in de profielen willen. Leerlingen worden nu wel heel vroeg in een fuik geduwd. Het moet makkelijker worden om te schakelen tussen de profielen, zodat je verkeerde keuzen kunt repareren.

Enerzijds wilt u meer uren voor wiskunde en natuurkunde, anderzijds wilt u meer flexibiliteit. Gaat meer flexibiliteit niet ten koste van die uren voor wiskunde en natuurkunde?
Dat hoeft helemaal niet. Het gaat me er om dat je meer verantwoordelijkheid bij een student zou kunnen leggen. Waarom geef je een student uit een ander profiel niet de gelegenheid om te bewijzen dat hij met extra inspanning het vereiste niveau kan behalen? Wij hebben hier buitenlandse studenten die een master komen doen. Hun vooropleiding sluit vaak niet vlekkeloos aan, maar ze werken knoerthard en zijn in 2 jaar klaar. Waarom zou een student met een ander profiel dat ook niet kunnen? Ik besef wel dat dat een cultuuromslag vereist. Wat je ziet is dat er onder de Nederlandse studenten weinig druk is om de studie binnen de gestelde tijd af te ronden. De meesten doen 7 jaar over een vijfjarige studie. Kennelijk staan buitenlandse studenten onder meer maatschappelijke, financiële of individuele druk om een tweejarige studie ook in twee jaar af te ronden.

Hoe kun je dat veranderen, dat studenten zo lang over de studie doen?
We organiseren deze maanden een serie bijeenkomsten over de eisen die studenten en docenten aan elkaar mogen/moeten stellen. En wat daar vooral uitkomt is: neem elkaar serieus, weg met de vrijblijvendheid. Of je nu lang of kort over je studie doet, doet niet ter zake: maar als je je inzet, doe het dan ook. Je wilt als student geen last hebben van medestudenten die hun werk niet doen. Je wilt als docent dat een student die zich inschrijft, ook komt opdagen. Op instellingen als het University College in Utrecht zie je dat de mentaliteit onder studenten heel anders is. Maar het University College selecteert dan ook een bepaald soort publiek: de mensen die ervoor gaan. In Nederland hebben we geen selectie, en dat is op zich wel aantrekkelijk.
Maar ik vind wel dat opleidingen uitdagend en scherp moeten zijn, en dat je eisen aan elkaar moet stellen, niet alleen over inhoud, maar over studiegedrag en studie-inzet. De manier waarop we nu met studenten omgaan, zit toch een beetje tussen eisen en verleiden in. We denken: als het onderwijs maar uitdagend is, dan vinden studenten het vanzelf wel leuk.
En onder studenten bestaat de neiging eerst de leuke vakken te doen, en de minder leuke vakken uit te stellen. Dat wordt verdedigd met een beroep op de academische vrijheid. Maar ook wat niet leuk is moet gedaan worden. Daar wordt het meestal nog leuk van ook.

In landen als de VS en Groot-Brittannië studeert bijna iedereen gewoon binnen de gestelde tijd af. Heeft dat niet ook te maken met de manier waarop het onderwijs daar georganiseerd is?
Dat heeft alles te maken met organisatie. Maar ik denk dat als je zulke buitenlandse richtlijnen morgen hier zou toepassen, lang niet iedereen zou slagen. Het heeft ook met cultuur en opvattingen over de studie te maken, zowel bij de student als de docent. Maar we zijn dus wel voortdurend op zoek naar een aanpak die het rendement echt verhoogt. Niet alles werkt en er zijn heel veel beïnvloedende factoren.
Zo ben ik persoonlijk tegen het bindend studieadvies. Dat vind ik een te grof middel. Ik vind dat je er eerst van overtuigd moet zijn dat het onderwijs goed aansluit. Nu zit het met het niveau van het onderwijs meestal wel goed. Maar aan de didactische formule en de organisatie valt vaak nog veel te verbeteren. En dat moet je niet op de student afwentelen. Ik zie meer in het vasthouden van de volgordelijkheid van het programma en in beperking van het aantal herkansingen. Maar het blijft zoeken. Daarom is het onderwijs ook zo’n continu veranderingsproces.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK