Dopingstraf in strijd met mensenrechten?

Nieuws | de redactie
24 februari 2006 |

Op het gebruik van doping betrapte sporters krijgen te maken met het tuchtrecht van hun sportbond. Volgens Janwillem Soek zijn de regels van de tuchtrechtelijke dopingprocedure zo strafrechtelijk georiënteerd, dat er sprake is van quasi strafrecht. Dat leidt ertoe, dat in die procedure de fundamentele beginselen van het strafrecht en de in dat recht ontwikkelde rechten van de verdediging dienen te worden gehanteerd. Soek verdedigt op vrijdag 3 maart 2006 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam zijn proefschrift Het strict-liability’-beginsel en de mensenrechten van de atleet in dopingzaken. In de tuchtrechtelijke dopingprocedure wordt – op grond van de anti-dopingregels van nagenoeg alle nationale en internationale sportorganisaties – als overtuigend bewijs aanvaard, dat de sporter schuldig is aan het gebruik van doping. De sporter wordt niet de mogelijkheid geboden zijn schuld door middel van tegenbewijs te ontkrachten.
In dit proefschrift wordt deze zogenaamde strict liability clause bekritiseerd. De promovendus voert argumenten aan voor de toepassing in de tuchtrechtelijke dopingprocedure van de in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens neergelegde rechten van de verdediging. Een van de uitgangspunten in dat verdrag is, dat een verdachte persoon pas schuldig is nadat zijn schuld overtuigend op basis van de wet is vastgesteld. Uitgaan van de schuld van de sporter op basis van een bloed- en urineonderzoek, is niet in strijd met dat uitgangspunt, mits de sporter de gelegenheid wordt geboden die schuld te ontkrachten. De strict liability clause, die hem die gelegenheid niet biedt, is daarmee wel strijdig.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK