Interview met Ahmed Aboutaleb

Nieuws | de redactie
15 februari 2006 |

Moet een wethouder over analytisch vermogen beschikken?
Als wethouder moet je voortdurend grote en kleine beslissingen nemen. Daarvoor moet je over kennis van feiten beschikken. Dat alleen is echter niet genoeg. Je moet de feiten betekenis kunnen geven in een groter geheel. Daar komt analytisch vermogen bij kijken. Je stelt jezelf allerlei vragen bij de feiten. Hoe zijn ze ontstaan en welke zijn relevant? Je stelt jezelf die vragen vanuit het perspectief van wat wil ik bereiken en hoe passen de feiten daar in. Via de antwoorden op al die vragen probeer ik de feiten te ontstijgen. Zonder een helikopterview zou ik mijn werk niet kunnen doen.
Analytisch vermogen behoort naast andere tot de belangrijkste competenties in mijn werk. Veel belang ken ik ook toe aan een politiek gevoel voor maatschappelijke ontwikkelingen.

Waar liggen uw inspiratiebronnen?
Ik heb een hts-opleiding genoten en ben dus geschoold in de bètahoek. Een vak als wiskunde helpt je om logisch te redeneren en om te denken in termen van oorzaak en gevolg. Mijn maatschappelijke gerichtheid heb ik vooral verworven in de periode daarna. Zo is mijn periode bij de SER van 1993 tot 1996 zeer vormend geweest. Ik had daar regelmatig het gevoel op de eerste rij van de collegebanken te zitten als de kopstukken van sociaal economisch Nederland het woord voerden.
Ik herinner me een glasheldere uiteenzetting van Bakker, plaatsvervangend directeur van de Nederlandsche Bank, over inflatie. Van de toenmalige voorzitter Theo Quené heb ik ook het nodige opgestoken. Hij kon heel goed een probleem vanuit diverse gezichtspunten beschouwen. Dat leert je om je eigen standpunt te relativeren.

Het betoog van Paul Scheffer over het multiculturele drama is voor mij ook een inspiratiebron geweest. Dat illustreert weer dat de feiten niet allesbepalend zijn. Die feiten waren bij iedereen bekend of hadden dat in ieder geval kunnen zijn. Wat Scheffer deed was analyseren, samenhang aanbrengen en een lijn naar de toekomst trekken. Hij voegde iets zinvols aan de feiten toe. Dat maakte extra indruk omdat iemand uit onverdachte hoek bepaalde ontwikkelingen ter discussie stelde.
In mijn werkkamer hangt een letterlijk en figuurlijk indrukwekkend schilderij. Het is van de hand van Jan Cremer. Het abstracte karakter biedt elke kijker de mogelijkheid eigen betekenis aan het werk toe te kennen. Het doek is opgebouwd uit vier kleuren en ook dat kan ieder naar eigen inzicht interpreteren. Je kunt zeggen dat rechts het rood opgeslokt wordt door het kwaad (zwart). Dat is maar één van de manieren om ernaar te kijken. Mij spreekt die veelzijdigheid van het schilderij zeer aan.

Wat verwacht u van een communicatieprofessional als het gaat om analytisch vermogen?
Toevalligerwijs heb ik dat vak een bepaalde periode zelf beoefend: eerst bij het Ministerie van VWS, onder meer als woordvoeder van staatssecretaris Hans Simons, daarna bij de SER en tenslotte ook in mijn functie bij het CBS. De buitenwereld naar binnen halen beschouwde ik als mijn belangrijkste opdracht. De traditionele manier om dat in te vullen is het maken van een knipselkrant. Ik probeerde dat te verdiepen door in de voorzittersstaf van Quené periodiek persanalyses te presenteren. We probeerden daarin na te gaan hoe de media, de vakbladen en de Kamer waren omgesprongen met adviezen van de SER en welke lessen we daaruit konden trekken. Ik vond tijdens mijn uitoefening van dat vak dat je als communicator de ondersteuner en hulpmotor van je opdrachtgever moet zijn. Je dient je bestuurder flankerende spiegels voor te houden. Een bestuurder is natuurlijk zelf ook ingesteld op de buitenwereld maar heeft onvermijdelijk bepaalde blinde vlekken. Je wilt dan voor hem de ontbrekende stukjes inkleuren.

Verwacht u, als opdrachtgever, nu iets anders van een communicatieprofessional?
Nee, dat is in grote lijnen hetzelfde gebleven. De buitenwereld naar binnen halen zie ik nog steeds als essentieel. Alleen op die manier steun je een lerende organisatie en dat is wat we als gemeente willen zijn. Ik wil een offensieve en geen defensieve voorlichter om me heen. Een voorlichter moet de ambachtelijke kant van het werk natuurlijk wel in de vingers hebben: goed om kunnen gaan met de media en weten hoe je informatie moet faseren en doseren.

Hoe kun je analytisch vermogen ontwikkelen?
Ik heb niet de pretentie te weten hoe je mensen precies zou moeten opleiden. Opleidingen zouden studenten in een vroeg stadium wel een spiegel voor moeten houden als het er gewoon niet inzit. De bekostigingsstructuur moedigt aan om zo veel mogelijk mensen in zo kort mogelijke tijd aan een diploma te helpen.
Ik zou een waarschuwend woord willen laten horen voor een te theoretische benadering van het communicatievak. De praktijk vraagt om een vos. Iemand moet het spel kunnen spelen. Je moet de trukendoos beheersen, zodat je daar uit kan putten als de situatie dat vraagt. Ik trek de grens bij manipulatie. Dat is nooit geoorloofd: je gooit dan je geloofwaardigheid te grabbel. Ik gaf een journalist die met zijn nieuwsgaring op het goede spoor zat in ruil voor een beetje geduld wel eens een primeur. Dan ging er een persbericht uit vlak nadat zijn krant was verschenen. Communicatie is een mooi en nuttig vak, maar je moet het niet overschatten. De inhoud blijft het belangrijkst en dat komt niet bij de communicatiemensen vandaan.

Wat je in het onderwijs nooit mag vergeten is dat er betrokken docenten nodig zijn. Ik denk aan een klassieke docent die zijn pauze laat schieten om uit eigener beweging een jongetje met een schoolachterstand bijles te geven. Gewoon omdat hij het zonde vond om talent verloren te zien gaan. Tijdens de bijles schilde hij wel even zijn appeltje. Ik heb zelf het voorrecht gehad zo’n jongetje te zijn geweest.

Wat is de belangrijkste reparatie aan het huis van Thorbecke?
De discussies van dit moment over de gekozen burgemeester, formateur of minister-president boeien mij niet erg. Ik vind ze geen recht doen aan de urgenties die uit de samenleving tot ons komen. Ze komen voort uit de toevallige politieke constellatie van dit moment. D’66 heeft in ruil voor deelname aan het kabinet enkele toezeggingen op het punt van bestuurlijke vernieuwing toegeworpen gekregen en gijzelt daar nu de coalitiepartners mee. Een gekozen minister-president leidt tot een onwerkbare situatie als de meerderheid in de Kamer van een andere signatuur is. Daarom acht ik het wel verdedigbaar om de burgemeester door de gemeenteraad te laten kiezen. Je elimineert dan die tegenstrijdigheid.

Mijn voorkeur gaat uit naar enkele andere vernieuwingen. Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging zou ik overeind willen houden. Maar je zou best na kunnen denken hoe je, makkelijker dan in de huidige situatie, het verkrijgen van voorkeursstemmen zwaarder kunt laten wegen in het bezetten van een Kamerzetel. Dat is een manier om de invloed van de kiezer te vergroten.
Ik zou de verticale manier van verantwoording afleggen willen aanvullen met een horizontale manier. Een wethouder legt verantwoording af aan de gemeenteraad als hoogste orgaan. Wat ik daarin mis is een manier om meer rechtstreeks naar de burger maar ook naar de andere overheden verantwoording af te leggen. Wat de burgers betreft vind ik het van groot belang om onvoorbereid en onaangekondigd met hen in contact te komen. Om veiligheidsreden was dat een poosje wat lastig maar het is mijn wens om daar een halve dag in de week voor te reserveren. Gewoon winkels binnen lopen, scholen bezoeken en de wijk in gaan om gesprekken aan te knopen met mensen. Dat is heel informatief, al realiseer ik me wel op te passen voor het wekken van verkeerde verwachtingen.

Richting andere overheden wil ik als voorbeeld het ongewenst schoolverlaten noemen. Gemeenten worden daarop aangesproken, niet in de laatste plaats door de media. Belangrijke bevoegdheden, die je nodig hebt om te sturen, liggen niet bij de gemeente maar bij andere overheidsorganisaties. Het ontzetten van een ouder uit de ouderlijke macht is iets waartoe de Raad voor de Kinderbescherming het initiatief moet nemen. Bureau Jeugdzorg is gevestigd in Amsterdam maar valt onder de ROA, ons regionale orgaan. Het enige dat je kan doen als de bevoegdheden ontbreken, is je gezag inbrengen. Daarmee red je het alleen niet altijd. Tegenwoordig spreken we vaak over een ketenaanpak. Dat is een benadering op horizontaal niveau. We moeten er dan wel voor zorgen dat de keten over een regisseur beschikt, iemand die ‘de schakelaar om kan halen’. Dit is in de praktijk urgenter dan een gekozen formateur.

Roelf Middel


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK