Interview met Saskia Stuiveling

Nieuws | de redactie
15 februari 2006 |

‘Wat verstaat u onder analytisch vermogen?’
Analytisch vermogen komt vooral neer op het kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Die vaardigheid bestaat uit twee componenten. Ten eerste moet je dat voor jezelf, in je eigen hoofd, kunnen doen maar daarnaast moet je dat kunnen delen met anderen. Iedereen probeert de werkelijkheid te snappen en te duiden. Dat is echter onvermijdelijk persoonsgebonden. Als jij hebt vastgesteld wat de hoofdzaken zijn en je langs die lijn verder wilt, dien je je nog te vergewissen of een ander bij diezelfde hoofdzaken is uitgekomen. Zo niet, dan zul je op basis van argumenten tot een gezamenlijk oordeel moeten zien te geraken. In werk kom je met solistisch optreden niet zover en moet je dus zaken met elkaar delen. Je wilt consensus bereiken. Daarom reken ik die sociale component ook tot een onderdeel van analytisch vermogen. Zonder aanspraken op exclusiviteit want er zijn op dat moment ook andere competenties in het geding zoals communicatief vermogen.

Misschien is het goed om een verschuiving in de betekenis van analytisch vermogen te signaleren. De klassieke nadruk op taal beweegt in de richting van beeld. Digitale techniek vergroot de mogelijkheden. Bij de Rekenkamer kun je dat terugvinden in het gebruik van beelden. Een typemachine kon niet tekenen, de computer wel. De invloed van het toenemend gebruik van ‘infographics’ mag niet onderschat worden. Het betekent namelijk een werkwijze waarbij redenering en uitkomst samenvallen, terwijl traditioneel het één uit het ander ontstond.

‘Moet een onderzoeker bij de Rekenkamer over analytisch vermogen beschikken?’
Voor onderzoekers die bij ons werkzaam zijn, vormt analytisch vermogen absoluut een drempelcompetentie: je kunt bij ons niet zonder. Mensen denken wel eens dat iemand die bij ons onderzoek doet naar het beleid, bij zeg het Ministerie van Defensie, echt alles moet weten van het beleidsterrein van Defensie. Dat is echter onzin.
Je moet juist goed zijn in analytisch vermogen om die taak uit te kunnen voeren. Je moet het beleid langs een andere dimensie dan de inhoudelijke beoordelen. Je verdiept je via gesprekken en bestudering van documenten in de volgende zaken: welke beleidsvoornemens heeft men geformuleerd, welke effecten streeft men na, wat is daarvan terechtgekomen, hoeveel heeft het gekost en hoe heeft men dat alles vastgesteld. Enige kennis van het beleidsterrein is meegenomen maar een teveel kan er juist voor zorgen dat je wordt meegezogen in het beleidsveld en het zicht op de antwoorden die voor de Rekenkamer relevant zijn verliest.

‘Waar liggen uw inspiratiebronnen?’
Ik denk dat er meestal sprake zal zijn van een combinatie van factoren. Je zult over een zekere aanleg dienen te beschikken. Ik ben gymnasium bèta gaan doen ondanks mijn sterke affiniteit met mensen. Ondanks drukt wat ik bedoel overigens niet goed uit. Ik zie ratio of emotie niet als elkaar uitsluitende tegenstelling: de combinatie is juist aantrekkelijk. Slim zijn voor mensen. Ook je familie speelt natuurlijk een rol. Bij ons thuis werd iets duidelijk vertellen of vragen, dus niet zomaar wat babbelen, belangrijk gevonden. Zo’n sfeer zet een bonus op analytisch vermogen en dan kan het dus gedijen.

Daarnaast speelt zeker de tijdgeest een rol. In de periode van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog waar ik in opgroeide, stond rationeel gedrag en voortmaken meer in aanzien dan bijvoorbeeld nu, waar ontboezeming en emotie een prominente plek innemen.
De onbegrensde aandacht voor emoties zie je in televisieprogramma’s maar ervaar je ook als onvrijwillig toehoorder van mobiele telefoongesprekken in de openbare ruimte. Dat slaat door hoewel emoties bij het leven horen en bij het maatschappelijk verkeer. Ik ben ook zeer geïnspireerd door mijn periode als beleidsmedewerker midden jaren zeventig bij de burgemeester van Rotterdam, André van der Louw. Hij bezit een groot talent om met mensen van allerlei slag een vertrouwensband te ontwikkelen. Hij bracht eerst zijn natuurlijke souplesse in stelling en daarna volgde zijn intelligentie.

Voor de foto heb ik geput uit een nog eerdere ervaring. Het boekje bevat een artikel uit Spiegel der Letteren VII (1963-1964), waarbij ik als scholier mijn vader heb mogen helpen. In dat voorbeeld is eveneens een vermenging van ratio en emotie aan de orde. Vader probeert een gedicht van de middeleeuwse dichter Matthijs de Castelein te ontsluiten. De strofen van het gedicht zijn gespreid over de velden van een schaakbord geplaatst. De gewenste volgorde kun je met behulp van schaakzetten van loper, toren en paard reconstrueren. Zo komen de rationele wereld van het schaken en het gevoel van de poëzie bij elkaar.

‘Wat dient een communicatieprofessional aan analytisch vermogen in huis te hebben?’
De crux van dat vak is om zonder ruis de hoofdlijn van wat je wilt overbrengen goed te laten landen bij degenen voor wie dat is bedoeld. Deze beroepsgroep opereert per definitie op de waterscheiding tussen binnen en buiten en dat maakt hun werk belangrijk. Ik onderken enkele fasen in de ontwikkeling van dat vak.
Aanvankelijk stond communicatie er goed op. Het was nieuw en bood volop mogelijkheden. Toen dat allemaal bekend was brak een meer routinematige periode aan met het gevaar in trucjes te verzanden. Nu is het moment voor herbezinning aangebroken. De wereld, vooral ook die van de media, is aan verandering onderhevig. Daar moet het vak een nieuwe weg in vinden. Ik vind het belangrijk dat communicatieprofessionals over ruggengraat beschikken. Zij moeten moed tonen en hun opdrachtgevers tegen durven spreken. Een niet al te sterke identificatie met de bureaucratie kan hierbij een helpende hand bieden.
In de zijlijnen van het vak tekenen zich ontwikkelingen af waar ik beducht voor ben. Uit de Angelsaksische wereld rukt het verschijnsel ‘spindoctoring’ op. Binnen het Nederlandse bestel van het openbaar bestuur past dat slecht, omdat wij werken vanuit een ambtelijke organisatie waarbij mensen worden aangesteld op basis van deskundigheid en onpartijdigheid. Bij spindoctoring staat de loyaliteit aan een bepaald belang of persoon op de voorgrond.

‘Hoe kun je analytisch vermogen ontwikkelen?’
Dat vind ik moeilijk te bepalen. Je kunt het natuurlijk wel stimuleren maar verder denk ik dat je er vooral mee moet oefenen. Het voortdurend spiegelen van je eigen benadering aan die van anderen zal iemands bekwaamheid zeker vergroten. Je kunt dat goed doen door steeds vanuit een wisselend perspectief naar je organisatie te kijken, als insider maar ook van buitenaf. Met de blik van de buitenstaander zie je wellicht eerder het gebrek aan interne samenhang dat een organisatie in haar optreden weerspiegelt, terwijl je van binnenuit de logica daarvan acceptabel vindt.

Uit mijn Rotterdamse tijd herinner ik me een onderwerp als citymarketing. Verschillende gemeentelijke diensten en talloze stichtingen, tenminste voor een deel gefinancierd met publiek geld, hielden zich daar mee bezig. Op buitenlandse beurzen kwam het wel voor dat je meer dat tien Rotterdamse stands naast elkaar gepositioneerd zag. Je boodschap met de meeste impact is dan niet ‘Rotterdam’ maar je gebrek aan samenhang. Iets wat ik zou willen meegeven aan communicatieprofessionals is om relatiebeheer niet als een deelgebied te zien door het apart in een communicatieplan te benoemen. Relatiebeheer zou een dimensie in al je activiteiten behoren te zijn en geen verzelfstandigd kunstje.

‘Wat is de belangrijkste reparatie aan het huis van Thorbecke?’
Wij nemen als Rekenkamer in onze strategie de opvattingen van de Verenigde Naties over good public governance als leidraad. Dat behelst acht kenmerken waarvan er vier tot ons domein behoren: transparantie, publieke verantwoording, vraaggerichtheid en effectiviteit en efficiëntie. De eerste twee gaan over het functioneren van de overheid, het tweede paar stelt eisen aan de prestaties. Met het oog op Thorbecke zou je die beginselen van de Verenigde Naties kunnen operationaliseren naar het Nederlandse openbaar bestuur. Je kunt op die manier waarden voor goed openbaar bestuur uitwerken en vastleggen. En met elkaar afspreken die na te leven.

Je zou daarin principes op kunnen nemen die zo nu en dan in discussie komen maar waar ik wel een pleidooi voor zou willen voeren. Het borgen van de onafhankelijkheid van de rechtspraak en ook het waarborgen van een vrije pers. Het huis van Thorbecke belichaamt behalve bepaalde waarden toch vooral ook een bepaalde vormgeving daarvan. Het typisch Nederlandse verleden is erin gestold. Als in de samenleving de waarden migreren naar nieuwe vormen moeten we daar voor openstaan en geen rigide beroep doen op hoe het was. De vormen zijn nu eenmaal geen doel op zichzelf. Die waarden zijn dat wel. Daarom moeten we ons vooral sterk maken voor de waarden maar ruimte bieden om daar eigentijdse vormen voor te laten ontstaan.

Roelf Middel


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK