Wijffels: kennis komt 10 miljard te kort

Nieuws | de redactie
29 mei 2006 |

Nederland is niet klaar om te concurreren met kennis in een geglobaliseerde wereldeconomie. Zowel de inrichting van de kennissector zelf en het hoger onderwijs, als de investeringen daarin zijn onder de maat. De kennisinvesteringsquote van Nederland ligt 10 miljard € lager dan het niveau dat ons land zegt na te streven. De nieuwe informateur,  Herman Wijffels,  heeft voor zijn vertrek naar de Wereldbank aldus uitgehaald naar het gebrek aan daadkrachtig innovatiebeleid van publieke én private partijen.

“De prestatie blijven achter bij de ambities,” stelde hij op het innovatieseminar van De Baak. “De onderwijsprestaties van ons land zijn bepaald matig, vooral door de zorgwekkende uitval op alle niveau’s.” De ambitie om in de innovatie top 3 van de EU te komen vergt grote extra inzet, die Wijffels als volgt illustreerde: ten opzichte van deze top (Denemarken, Zweden en Finland) ligt ons land 2,6% achterbij de kennisinvesteringsquote (KIQ), namelijk 6,2% tegenover 8,8%. “En 2,6% BNP houdt 10 miljard € in die wij achter liggen.”

Wijffels schetste in zijn betoog ‘Vernieuwend Verbinden’ hoe Nederland de komende jaren met een nieuwe beleidsvisie zijn positie zou kunnen versterken. Dit btoog heeft met zijn benoeming tot informateur een bijzondere relevantie gekregen. Desgevraagd waarom zijn visie in het huidig beleid onvoldoende uitgekristalliseerd lijkt te zijn, zei hij “Dat kan ook niet met het volk dat daar zit. Zoiets moet je in een dialoog met de mensen in het veld ontwikkelen, met wie met de praktijk van leven bezig zijn. De weerstand van de oude structuren is groot, wij hangen in dit land krampachtig aan het oude. Nederland is een angstig land geworden, gepreoccupeerd met ‘houden wat we nog hebben’. De politieke leiding bestaat dan ook – begrijpelijk- uit systeembeheerders die dáár mee bezig zijn. De macro-economen die het beleid domineren zijn blind en doof voor de ontwikkelingen en de kansen in de huidige veranderingen op wereldschaal.”

Hieronder leest u een uitvoerige weergave van Wijffels betoog bij die gelegenheid. 


Vernieuwend Verbinden

-Hoe kunnen we de condities voor innovatie in Nederland verbeteren? De huidige condities zijn nog sterk verbonden met de organisatieprincipes van de industriële wereld, waarop de vorige economische systemen zijn gebouwd. We zullen de deze moeten loslaten en nieuwe condities mogelijk leren maken. Dat is wat ik bedoel met de titel van dit verhaal, ‘vernieuwend verbinden’. Zo kunnen we de nieuwe, noodzakelijke innovatieprocessen bevorderen.

-De prestaties van Nederland blijven achter bij de ambities die wij zelf hebben geformuleerd, in het bijzonder die rond de Lissabon-afspraken in de EU. De meest ingrijpende tekorten daarbij zijn:
– lage productiviteitsstijging
– lage kennisintensiteit van de economie
– matige onderwijsprestaties
– laag investeringsniveau in kennis
– verouderde inrichting van het ‘kennissysteem’

Veelzeggende indicatoren hiervan zijn het feit dat de structuur van bedrijfstakken weinig kennisintensiteit laat zien en het feit dat -minder dan in bijna elk ander EU-land- een maar klein aantal bedrijven de laatste jaren met nieuwe producten weet te komen. De hoge uitval uit het onderwijs op alle niveau’s wijst ook in deze richting en is zeer zorgwekkend, mede vanwege de lage productiviteitsstijging en de demografische ontwikkeling, waardoor nieuw talent schaarser wordt.

-Het lage investeringsniveau brengt dit type omstandigheden met zich mee, passend bij een verouderd kennissysteem. De ambitie op dit punt is helder: wij willen in de Top 3 van de EU bij de kenniseconomieën, dus op het welvaarts- en innovatieniveau van Zweden, Denemarken en Finland. Dan liggen we ruim achter bij de kennisinvesteringen die zoiets mogelijk zouden moet maken. Nederland kent een KIQ van 6,2 %, deze drie landen zitten gemiddeld op 8,8 %. Dat houdt concreet in dat wij 2,6 %, oftewel 10 miljard €, achterop liggen om dat niveau te breiken.

– De inrichting van ons kennissysteem kent de volgende kenmerken die verouderd zijn en de innovatieprocessen daardoor belemmeren:

-een lineaire en verkokerde structuur met veel intermediaire actoren ten gevolge hiervan. Een overmatige bureaucratie vloeit daar uit voort.
-een gebrek aan focus en massa bij de opzet van onderzoeksinspanningen, ook als deze op zich van hoge kwaliteit zijn. Er is veel “verdelende rechtvaardigheid” bij de uitgaven voor onderzoek en innovatie, veelal gebaseerd op oude rechten en institutionele aanspraken op zulke middelen. “Bij het verdelen van dat geld gaat het vaak als bij het strooien van poedersuiker.” Hieruit volgt dat het systeem in ons land vooral aanbodgestuurd blijft en niet of weinig vraaggedreven.
-binnen de organisatie van het kennissysteem gelden nog de oude industrieparadigma’s. De opbouw is veelal pyramidaal en hiërarchisch, een mechanistische aanpak overheerst. Dit belemmert “dat kennis gaat stromen dankzij terugkoppelingen in het systeem die cyclisch kunnen werken, in plaats van door lineaire processen gedomineerd te blijven.”

Hoe kunnen we dit veranderen, zodat kennis wél gaat stromen?
De volgende aanbevelingen zijn daarvoor van wezenlijk belang:

– Ons land behoeft een goed uitgedachte visie, van de overheid, het kabinet allereerst, om die verandering in gang te zetten. Deze visie is er, eerlijk gezegd, niet, ook al omdat er nog onvoldoende beleidscoördinatie plaats vindt tussen de verschillende kokers, departementen, van het overheidsbeleid. Dat kan ook niet met het volk dat daar zit. Zoiets moet in dialoog met de mensen in het veld die met de praktijk van het leven bezig zijn.

– Hier past een investeringsagenda voor de lange termijn bij. De KIQ moet dus omhoog. Dat kan alleen lukken als de private en de publieke investeringen veel meer in samenhang oplopen en samenlopen in hun doelgerichtheid, zodat publieke impulsen tot aanzienlijk meer private investeringen in kennis leiden. De kennisvouchers zijn een voorbeeld dat zoiets heel goed kan werken in de praktijk.

– Ook de sociale zekerheid moet zó gemoderniseerd worden, dat dit tevens het kennissyssteem bij de tijd helpt te brengen. Daarbij speelt de toekenning van leerrechten over de hele linie een grote rol als opzet die beter past bij de sociale opvang dan collectieve vangnetten zonder scholingscomponenten. De levensloopopzet moet ook uitgebouwd worden zoals het oorspronkelijk bedoeld is en dus met een scholingsfaciliteit. “In de kern houdt dit een amendering in van het sociaal contract in ons land met deze notie van de scholing als noodzakelijk aspect in de sociale zekerheid. Een uitkering kan men alleen krijgen in ruil voor verwachtingen van de inzet van mensen bij scholing en werkinspanningen. Zoiets gebeurt nu al in Rotterdam en Amsterdam, voor jongeren tot 27 jaar bijvoorbeeld.”

– De organisatie van bedrijven en instellingen zal minder pyramidaal moeten worden. Een voor de talenten en mogelijkheden van mensen meer uitdagende structuur is nodig om hen nadrukkelijker en langer in te kunnen schakelen in de kenniseconomie. Dit is bovendien noodzakelijk voor de productiviteitsstijging, die achterblijft. Dit werkt ook door in het beroepsonderwijs, dat meer ‘beroepswijs’ moet worden. Ook daar zijn minder kokers en bedrijfsmatige kolommen uit het industriële verleden nodig. Door dualisering van het onderwijs is ook het praktijkgehalte omhoog te brengen. Daarmee kan op alle niveaus het ondernemerschap in het (beroeps) onderwijs te versterken. “Dit is het enige antwoord dat een weerwoord kan bieden op de uitdaging van de Aziatische ontwikkeling: het maximale uit mensen halen.”

– Het meer investeren in onderzoek houdt in dat dit – ook op de universiteiten – op prestaties en vraag gestuurd moet worden. “Hier zal de verdelende rechtvaardigheid op grond van oude rechten en andere aanspraken echt veel minder moeten. Gooi er maar eens wat activiteiten en mensen uit als de onderzoeksprestaties niet voldoende of te beperkt zijn.” We zullen de zwaartepunten, sleutelgebieden voor R&D en de economische ontwikkeling krachtig moeten positioneren door nadrukkelijke verbindingen tussen de publieke en private investeringen, en dat over een langere termijn. Essentieel is dat daarbij het MKB betrokken wordt – wat het nu nauwelijks of niet is – bij de opzet van ‘slimme regio’s’ bij die zwaartepunten. In de regio moeten nauwe verbindingen gelegd worden tussen het hoger onderwijs en ROC’s met het MKB. De investeringen moeten omhoog in onderzoek. De FES- gelden zijn zeer incidenteel van aard en kunnen niet in de plaats komen van de structurele verhoging die voor kennis noodzakelijk is.

Dit voert tot drie conclusies:
1. Nederland is niet klaar voor het concurreren op kennis in een kenniseconomie op wereldschaal. De focus die er nog steeds bestaat op concurrentie op loonkosten is wat dat betreft begrijpelijk, maar onhoudbaar op termijn.
2. De KIQ moet echt fors omhoog
3. De instituties van de kenniseconomie moeten heringericht worden, niet alleen die in het publieke domein, maar ook aan de kant van het bedrijfsleven.

Waarom op basis van deze conclusies geen concreet beleid uitgezet is? “Er is wel het beleid ontwikkeld, maar de weerstand van de oude structuren is groot. Wij houden in dit land krampachtig vast aan het oude. Nederland is een angstig land geworden, gepreoccupeerd me ‘houden wat we nog hebben’. De politieke leiding bestaat dan ook -begrijpelijk- uit systeembeheerders die dáár mee bezig zijn. De macroeconomen die het beleid domineren zijn blind en doof voor de ontwikkelingen en de kansen in de huidige veranderingen op wereldschaal.
Deze angstige weerstand zal niet blijven voortbestaan. Er is ook een traditie in ons land van een open samenleving en economie, die allerminst angstig is. Deze heeft juist altijd zeer pragmatisch en mercantiel van instelling graantjes meegepikt als elders in de wereld dingen aan het veranderen zijn. Dát is een aanpak en houding die we terug moeten brengen via de beleidslijnen in deze aanbevelingen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK