UU debatteert over omstreden afscheid

Nieuws | de redactie
28 juni 2006 | Utrechtse geesteswetenschappers gaan met elkaar in debat over de geruchtmakende ‘censuurzaak’ binnen hun universiteit. Belangrijkste vraag tijdens dit debat zal zijn of de academische vrijheid door de rector is aangetast. In het Ublad Forum geeft de gegispte emeritus Pieter van der Horst zijn eigen inbreng voor deze discussie, omdat “er voor de meeste lezers geen touw meer aan vast te knopen is.” U leest zijn betoog hieronder.

 Volgens het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur heeft de kwestie geleid tot een vloed van informele discussies en gesprekken, maar ontbreekt het nog aan een publieke en geordende discussie. Het debat zal worden geleid door Maarten Prak (economische en sociale geschiedenis) en bijdragen kennen van Theo Verbeek (geschiedenis van de filosofie) , Martin van Bruinessen (Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen- en culturen), Leen Dorsman (universiteitsgeschiedenis) en Ido de Haan (politieke geschiedenis). Het debat vindt donderdag plaats van 15.30-17.30 uur in zaal 006 van Kromme Nieuwegracht 80.



Het gewraakte afscheidscollege

Na alle tegenstrijdige berichten omtrent de gang van zaken rond mijn afscheidscollege (‘De mythe van het joodse kannibalisme’) op 16 juni is er voor de meeste lezers van kranten en weekbladen geen touw meer aan vast te knopen. Iedereen wil graag weten wat er nu precies gebeurd is in dat uur waarop ik voor de rectorale vierschaar moest verschijnen. Maar als de herinneringen aan dat uur zover uiteenlopen dat Bas de Gaay Fortman en rector Gispen het beschrijven als een in vriendelijke sfeer verlopen collegiaal gesprek terwijl ikzelf het me herinner als een uur vol vernedering en intimidatie, dan moge het duidelijk zijn dat de waarheidsvinding hier voor anderen wel heel moeilijk wordt.

Ik zal daarom geen nieuwe poging doen te beschrijven hoe het nu echt is gegaan, maar wel wil ik wijzen op enkele feiten waar vriend en vijand het over eens zijn en die voor iedereen controleerbaar zijn.
(1) Ik heb een tekst geschreven die o.a. een lange passage bevatte over de jodenhaat in de huidige islamitische wereld.

(2) Het door de UU uitgegeven boekje met de tekst van mijn afscheidsrede bevat die passage niet meer en evenmin heb ik die passage uitgesproken op 16 juni (maar toen wel mijn protest laten doorschemeren).

(3) In het bewuste gesprek is ‘de veiligheidsproblematiek’ ter sprake gekomen.

Wat is nu het logische verband tussen deze drie door iedereen erkende feiten? Als het waar is wat de rector en de zijnen zeggen, nl. dat het gesprek ging over het ondermaatse wetenschappelijke niveau van mijn rede, waarom moest dan over veiligheidsproblematiek gesproken worden? Die is bij vermeend gebrek aan niveau toch zeker niet aanwezig? Als het waar is wat ik zeg – namelijk dat er vanaf het begin met veel nadruk en stelligheid is gesproken over de grote risico’s die ik en andere universitaire medewerkers van de zijde van islamitische studenten zouden lopen als ik de rede in zijn oorspronkelijke vorm zou houden – dan wordt het spreken over veiligheidsproblematiek wél begrijpelijk. Onbegrijpelijk blijft dan alleen waarom de regionale inlichtingen- en veiligheidsdienst mij naderhand liet weten geen enkele indicatie te hebben dat zo’n risico er was. Ook lieten enkele echte kenners van de moderne islam mij weten mijn tekst volstrekt ongevaarlijk te vinden. Wat de rector dan bezield heeft tot zijn ingrijpen laat ik graag aan anderen ter beoordeling over.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK