Bestuivingscrisis bedreigt landbouw

Nieuws | de redactie
24 juli 2006 | De voortekenen van een wereldwijde bestuivingscrisis in de natuur en in de landbouw worden zichtbaar, volgens Brits-Nederlands onderzoek. De verscheidenheid aan wilde bijen daalt, en tegelijkertijd neemt de verspreiding van plantensoorten die door bijen worden bestoven af. Volgens dr. Koos Biesmeijer, verbonden aan de universiteit van Leeds, zijn de gevolgen van de achteruitgang van bijen nu al merkbaar in de landbouw.



Biesmeijer: “Oorspronkelijk waren wilde bijen verantwoordelijk voor de bestuiving van landbouwgewassen, maar in ons versimpelde en grotendeels vernielde landschap zijn we steeds meer afhankelijk van het brengen van bijen naar de gewassen. Dat brengt extra kosten met zich mee en is niet zo gemakkelijk, vooral nu de honingbijenteelt zwaar geplaagd wordt door ziekten. Honingbijen kunnen in principe een deel van de taken van wilde bijen overnemen, maar lang niet alle.”

Gevolgen van een minder divers landschap zijn ook internationaal merkbaar. Biesmeijer: “In vele gevallen is de opbrengst van gewassen die dichtbij het bos of ander natuurlijk gebied staan veel hoger dan van gewassen die ver van natuurlijke vegetatie af staan. Dat is bijvoorbeeld het geval voor watermeloenen in California, voor koffie in Costa Rica en Indonesië en voor passievruchten in Brazilie.”

In 1992 is in Rio de Janeiro afgesproken om tegen 2010 de afname van biodiversiteit een halt toe te roepen. Volgens Biesmeijer is het ook voor bijen en hun voedselgewassen nodig om maatregelen te nemen: “Niet alleen de bestuiving van gewassen is van belang. Een divers landschap zorgt voor een betere bescherming tegen ziekten en plagen, en bovendien heeft onze flora en fauna ook een intrinsieke en recreatieve waarde.”

Tot nu toe gingen ecologen ervan uit dat veranderende milieuomstandigheden een rechtstreekse verklaring vormen voor de achteruitgang van afzonderlijke planten- en insectensoorten. Nu blijkt dat dergelijke veranderingen slechts op één groep een effect hoeven te hebben om een kettingreactie bij andere soorten in gang te zetten.

Op basis van bijna een miljoen waarnemingen van wilde bijen en zweefvliegen, vooral verricht door vrijwilligers, vergeleken Britse en Nederlandse onderzoekers de huidige situatie in Engeland en Nederland met de situatie in 1980. Op zestig procent van de locaties is de diversiteit aan bijen aanzienlijk gedaald. Vooral de toch al zeldzamere bijensoorten die zeer specifieke plantensoorten bezoeken, komen nu minder vaak voor. Minder kritische bijensoorten die een keur aan bloeiende plantensoorten bezoeken, bleven constant of werden algemener. Meer dan de helft van de 338 Nederlandse bijensoorten staat inmiddels op de Rode Lijst van bedreigde diersoorten.

Ook de planten die door bijen worden bestoven verliezen terrein. In Engeland ging zeventig procent van de planten die van insectenbestuiving afhankelijk zijn achteruit. Planten die niet afhankelijk zijn van bestuiving door insecten bleven constant of namen iets toe. In Nederland is de achteruitgang vooral sterk onder plantensoorten die specifiek afhankelijk zijn van bijen; de achteruitgang is minder duidelijk bij soorten die daarnaast gebruik maken van andere insecten, zoals zweefvliegen. Het verschil tussen de twee landen versterkt de verwachting dat er een oorzakelijk verband bestaat, zo stellen de onderzoekers.

Hoe het verband precies werkt weten de onderzoekers nog niet. Gaan de bestuivers achteruit omdat hun voedselplanten verdwijnen, werkt het andersom, of is er sprake van een vicieuze cirkel? In elk geval blijkt het stuifmeel- en nectaraanbod van planten met insectenbestuiving, zoals de beemdkroon, zo nauw aan te sluiten op de behoeften van bepaalde zeldzame bijen, zoals de knautiabij, dat een achteruitgang van één van beide partijen directe consequenties heeft voor de kwetsbare compagnon.

Zie hier enkele voorbeelden van soorten die samen achteruit gaan:

De Knautiabij en de Beemdkroon gaan beide achteruit
Beemdkroon (Knautia arvensis) is een wilde plant die stuifmeel en nectar levert aan een breed scala aan insecten. Eén bezoeker, de Knautiabij, Andrena hattorfiana, voedt haar jongen exclusief met stuifmeel van deze plant. De studie laat zien dat zowel de bij als de plant recentelijk achteruit zijn gegaan, in zowel Nederland als Engeland. Beemdkroon is nog steeds redelijk algemeen, maar al veel minder dan enkele decennia geleden. Toenemende begrazing of het te vroeg maaien van hooilanden en wegbermen zorgt er voor dat de Beemdkroon vaak niet in bloei kan komen. Dit zou de belangrijkste oorzaak kunnen zijn van de achteruitgang van de Knautiabij.
Omgekeerd zou de afwezigheid van de bij ook een rol kunnen spelen in de achteruitgang van de plant. Een Zweedse studie toonde aan dat de Knautiabij een effectievere bestuiver van de Beemdkroon is dan andere bijen en zweefvliegen. Een adequaat beheer van geschikte habitats kan zowel de bij als zijn voedselplant ten goede komen.


De Knautiabij (Andrena hattorfiana) foeragerend op de Beemdkroon (Knautia arvensis). Foto: Gérard Minet.

Gespecialiseerde bijen van wilde Klavers hebben het zwaar
Er wordt wel gesuggereerd dat de achteruitgang van diverse hommelsoorten ten dele samenhangt met een afnemende teelt van planten van de familie der vlinderbloemigen voor groenbemesting of veevoer. De analyse in de Science-studie laat zien dat ook andere wilde bijen die gespecialiseerd zijn op wilde vlinderbloemigen achteruitgaan. Als voorbeeld kunnen de Langhoornbijen
dienen (Eucera nigrescens en Eucera longicornis). Deze soorten zijn sterk achteruitgegaan. De Zuidelijke langhoornbij Eucera nigrescens is in Engeland zelfs uitgestorven en wordt in Nederland sterk bedreigd. Dit kan een gevolg zijn van een afname in sommige voedselplanten (Wikke,
Lathyrus, Klaver).


De Zuidelijke langhoornbij (Eucera nigrescens) op Klaver. Foto: Nico Vereecken.







«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK