Hoogleraar strafrecht: bewijslast terroristische misdrijven te zwaar

Nieuws | de redactie
18 september 2006 | In de Wet terroristische misdrijven ligt bij terreurdreiging het accent te veel op de bedoelingen van de daders. Dat dwingt de opsporing tot het gebruik van erg indringende methoden, zoals afluisteren en infiltratie. Bedoelingen zijn bovendien lastig te bewijzen. Dit zei Evert Stamhuis op vrijdag 15 september in zijn inaugurele rede als hoogleraar strafrecht aan de Open Universiteit.

In de Wet terroristische misdrijven zijn de straffen voor terroristische aanslagen behoorlijk verhoogd. Verder heeft de wet ook samenspanning en deelneming aan een terroristische organisatie als misdrijf strafbaar gesteld, omdat daardoor de dreiging van een aanslag wordt vergroot. Stamhuis ging in zijn rede in op misdrijven tegen de algemene veiligheid. Daartoe rekent hij ook gedrag dat de terreurdreiging vergroot. Volgens de hoogleraar zou de strafwet zich bij risico’s voor de algemene veiligheid zoveel mogelijk moeten richten op gedrag in plaats van bedoelingen. Deze misdrijven moeten in de wet als concreet gedrag omschreven worden, zodat de kwade bedoeling van de dader er minder toe doet. Dat verlicht de bewijslast. Nu staat bij samenspanning de bedoeling voorop, waardoor het bewijs moeilijk te leveren is en de opsporing diep moet binnendringen in de privésfeer, aldus Stamhuis.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK