‘Marktwerking onderwijs schiet door’

Nieuws | de redactie
5 september 2006 | Collegevoorzitter Hein van Oorschot van de Universiteit van Tilburg pleitte maandag 4 september in zijn rede bij de opening van het academisch jaar voor een overheid die meer betrokken is bij het wetenschapsbeleid en daarin minder bureaucratisch opereert. De marktwerking in het hoger onderwijs schiet in de ogen van Van Oorschot door. In het door sommige politieke partijen bepleite open bestel, waarin iedereen zich op de universitaire onderwijsmarkt mag begeven, dreigt de samenhang tussen onderwijs en onderzoek teloor te gaan terwijl die nu juist de kern vormt van een universiteit.



Van Oorschot noemt het wonderlijk dat het wetenschapsbeleid bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is ondergebracht bij de minister, de bewindspersoon die wel het primair en voortgezet onderwijs, maar niet het universitaire onderwijs onder haar hoede heeft. De samenhang tussen onderwijs en onderzoek is in de ogen van de Tilburgse collegevoorzitter cruciaal en juist dat aspect wordt gemist in de wijze waarop momenteel in Nederland onderzoeksgeld verdeeld wordt. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, die de onderzoeksmiddelen toewijst op grond van voorstellen die de universiteiten doen, functioneert als een soort zelfstandig bestuursorgaan. Deze aanpak houdt feitelijk in dat universiteiten in toenemende mate op projectbasis gelden voor hun primaire taak – waar onderwijs en onderzoek ten nauwste verweven zijn – moeten verwerven. “De bijbehorende bureaucratie is enorm, leidt tot verspilling van energie en vormt geen enkele garantie voor de beste kwaliteit.” De Universiteit van Tilburg bepleit een nieuwe manier om onderzoeksgelden te verdelen, waarbij een sterkere relatie met prestaties gelegd wordt. “In de huidige aanpak lijkt het schrijven van een voorstel vaak belangrijker dan het leveren van prestaties. De verdeling zou gebaseerd moeten worden op structurele en integrale beloning van prestaties. Het ontbreken daarvan mag afgestraft worden. Dat is echte academische concurrentie!”

Van Oorschot toont ook een tegenstander van de in zijn ogen doorschietende marktwerking in het onderwijs. Hij is allerminst tegenstander van concurrentie, maar het zogeheten open bestel (waarin iedereen zich op de universitaire markt mag begeven en voor overheidsbekostiging in aanmerking komt) draagt een groot risico in zich: “Want juist de wetenschappelijk inbedding van die opleidingen is niet te garanderen. Immers, wie winst wil maken zal proberen op dat onderdeel te bezuinigen. Bovendien hebben niet- universitaire onderwijsinstellingen geen onderzoeksinfrastructuur en kunnen die ook niet zomaar opbouwen.”

Van Oorschot is sceptisch over het denken op korte termijn, dat zowel de politiek als het bedrijfsleven steeds meer lijkt te bepalen. Het huidige wetenschapsbeleid en de mogelijke komst van een open bestel (“een modeverschijnsel”) staan volgens hem haaks op een universitaire traditie waar samenhang tussen onderwijs en onderzoek de boventoon voert. Universiteiten zijn in de ogen van Van Oorschot als geen ander geschikt om studenten brede maatschappelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheidsbesef bij te brengen, via hun onderwijsprogrammering en hun instellingscultuur. “Ook moeten zij het intellectuele vermogen van hun studenten maximaal prikkelen, zodat die studenten niet alleen als getraind beroepsbeoefenaar of wetenschapper worden afgeleverd, maar ook daarbuiten hun kritische zin, hun analytisch vermogen, hun abstractievermogen, hun overzicht en hun creativiteit kunnen inzetten.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK