‘OCW moet de lijnen schetsen’

Nieuws | de redactie
19 september 2006 | AWT-voorzitter Joop Sistermans mist met smart een visie, een grote lijn van OCW op de toekomst van het onderzoek en de wetenschapsbeoefening. "Wat dat betreft is het Innovatieplatform een prachtige vondst gebleken," omdat dit die richting wél geven kan. Tegenover ScienceGuide windt hij er geen doekjes om en zet de lijnen uit, ook tegen de critici van het IP.


“Toevallig kwamen de drie grote R&D organisaties, NWO, KNAW en TNO tegelijkertijd met hun meerjarenplannen. Daar viel direct in op dat er iets aan ontbrak: een overkoepelende formulering van de strategische prioritering. Dat is niet iets, dat je deze drie zou kunnen verwijten overigens.

Mag ik voor de ontstane situatie eens een beeld gebruiken? En stad plan je ook niet door elke wijk een eigen ontwikkelingsplan te laten maken en die verschillende ideeën gewoon op te tellen. Het is in de wetenschap niet anders. Het optellen van de strategische plannen van de 13 universiteiten levert samen nog geen ideaalbeeld voor Nederland en het onderzoeksbestel als zodanig op. Daarvoor moet allereerst de minister van OCW zélf de lijnen schetsen. Inclusief de bredere maatschappelijke en ook economische prioriteiten.

Dát hebben we in dit land wellicht te lang laten liggen. Het is hoe dan ook de minister die de richting moet – willen – aangeven voor het Nederlandse bestel van onderzoek en ontwikkeling. Daarbinnen moeten dan de eigen beleidsplannen van een NWO, een KNAW en universiteiten hun eigen rol en ambities definiëren. Dit is een aanpak die zowel topdown als bottom up moet plaatsvinden!

Wij hebben als AWT op dit aspect in verschillende adviezen gewezen, bijvoorbeeld rond Wijsheid achteraf, Bekostiging Universitair Onderzoek en De Prijs van Succes. Ik heb de indruk dat zo’n samenhangend plan van de minister van OCW er niet aan zit te komen. Vandaar dat ik dit signaal afgeef. Het is OCW, dat een beleidsrijke dialoog moet openen over de grote lijnen met de voortrekkers van de universiteiten en NWO, KNAW, TNO en onderzoeksinstituten. Daaruit kunnen de noodzakelijke strategische ‘injecties’ in het bestel voortkomen. Dat zie je bijvoorbeeld goed naar voren komen bij de situering van de 3TU-samenwerking, waarbij een gemeenschappelijke strategie ontwikkeld wordt.

De autonomie van de instellingen wordt in dit verband vaak verkeerd geïnterpreteerd. Soms als een excuus om dingen niet te doen. Het is de minister die de stelselverantwoordelijkheid heeft voor het feit, dát er dingen gebeuren, niet hóe. Dáár is er de autonomie van de instellingen voor. Ik merk dat -omdat OCW haar rol in deze nu niet vervult- NWO dit wel eens doet. Die komt dan met een strategisch overkoepelende voorzet. In feite springt NWO in het gat dat OCW laat ontstaan, maar verlegt het probleem in plaats van dat het dit oplost uiteindelijk.

Daar komt de verkokerde opzet bij de overheid nog bij. Kijk naar ons advies over Open Innovatie . We zien dat de lineaire gang van de innovatie passé is, het is nu vooral een cyclisch gebeuren. Je vraagt tegenwoordig zelfs tijdens het innovatieve proces je hackers al om in te breken en uit de effecten daarvan weer innovatieve mutaties te laten ontstaan! Zo’n cyclisch proces is voor een overheid die verkokerd is opgezet vreselijk moeilijk om op te vangen in haar beleid, in de omgeving met adviezen en met sturingsmodellen die zulke innovatie behoeft. De “projectaanpak” zoals door de SG’s van de departementen gesuggereerd zou dit kunnen doorbreken.

Wat dat betreft is het Innovatieplatform een prachtige vondst gebleken. Doordat het van het begin door zijn samenstelling en taak ontkokerd was, kan het de – gezamenlijke – richting geven die we niet, nog niet kenden. Het is ook erg behulpzaam dat het niet iets moet uitvoeren of implementeren, geen budget, geen bevoegdheden in ambtelijke zin heeft. Het kan en moet niets anders doen dan de goede vragen stellen, elkaar daarin scherp houden en de richting formuleren. Van daaruit kun je de verkokerde aanpak en uitvoering in en van de ministeries het beste aanpakken.

Zoiets maakt dat het IP het strategische raamwerk voor het kennisdebat goed kan opzetten. Je hebt hier immers geen regulerend overheidsorgaan dat zich moet bewijzen, maar een ontwerpopdracht voor een echte strategie, die vervolgens uitgevoerd kan worden door de juiste mensen en instellingen op de juiste plaatsen. Daarbinnen kunnen bedrijven, overheid en kennisinstellingen kun plannen maken. Binnen zo’n raamwerk maken ook de HO-instellingen hun eigen lange termijnplan.

De eerste geldstroom is er dan ook om de breedte van de basiskwaliteit (door ons als AWT hoogvlakte genoemd) die ons land ambieert te verzekeren. Luxemburg – of Finland – heeft niet de keuze of capaciteit – puur fysiek en logistiek – om zo’n integrale breedte van hoger onderwijs- en onderzoekaanbod te ambiëren. Wij doen dat wel, terecht. Daarom is het zo’n denkfout te verwachten dat een verschuiving van eerste naar tweede geldstroom op zichzelf de kwaliteit en focus en massa zouden versterken. Dat klopt niet. Of niet meer. Nu zou het die brede basis gewoon afbrokkelen en dat is precies wat we niet willen.

Daarom is het heel goed dat het IP de KIQ- discussie heeft opgeleverd. En dat een werkgroep van het IP een KennisInvesteringsAgenda (KIA) op tafel legt waarin overheid, kennisinstellingen en bedrijven acteren. Die geeft het besef aan dat bij én de eerste én de tweede geldstroom impulsen nodig zijn. Ik vind het zo goed, dat binnen het IP juist mensen uit het bedrijfsleven pleiten voor die sterke basis in onze universiteiten. Die zien dit punt.

Ook bij EZ is de omslag in het denken – over hun eigen rol ook – gemaakt en de 3TU laat zien dat bij de universiteiten strategische samenwerking aan de orde is gekomen. Op OCW is deze omslag er nog niet, ik zier eerste tekenen. Hoop ik. Realiteit is in ieder geval het door OCW gesteunde plan van de drie Technische Universiteiten.

We kunnen hier grote winst boeken. De aanpak via het IP werkt, gaat door. Genomics is voortreffelijk gaan werken. Het ICT-regieorgaan begint zijn vruchten af te werpen. De onderzoekinfrastructuur zal OCW nu op basis van de feitelijke gegevens van Hessel Speelman echt nader bezien. Dat deze infrastructuur complex is, is zo’n punt van discussie. Dat feit op zich wil nog niet zeggen dat het niet deugt. Het is wel een goede reden er nog eens scherp naar te kijken. Misschien móet het wel ingewikkeld, omdat het complexe materie is.

Nog zo’n punt waar winst te boeken valt is de opzet van de strategische financiering. Laten we de FES-gelden besteden en behandelen zoals ze in Canada doen. Daar zijn de olie- inkomsten op een hoger niveau dan verwacht  – inkomsten over langere termijn die, natuurlijk, fluctueren. Daar maakt men een separaat kennisfonds en je krijgt daar geld uit op basis van strategische doelstellingen voor de lange termijn. Dus niet voor plotselinge, tijdelijke projecten die ineens in the picture zijn. Wel is er ruimte voor nieuwe dingen, als de strategische keuzen door innovaties nieuwe inzichten vereisen. Wat ze daar vermijden is dat naast de grote lijnen telkens andere punten en potjes voorop komen te staan. Geld uit mee vallende olie-opbrengsten wordt uitgegeven volgens de bestaande strategie

Mag ik het pregnant samenvatten, dan stel ik:

1] Ministerie van OCW: zij moet zeggen wat zij wil met het bestel. Moet de maatschappelijke, ook economische prioriteiten geven. En moet de bestuurlijke betrouwbaarheid van die beleidskeuzen voor de komende tien tot twintig jaar uitdragen en garanderen.

2] Excellentie moet daarin kunnen opborrelen. We hebben al het systeem om dit te herkennen, NWO speelt die rol. Dat moet ook de ruimte binnen de langere termijnlijnen daarvoor bieden.

3] EZ: denkt mee en regelt vanuit de economische vragen en ambities, dat betekent generiek plus maatwerk.

4] Vanuit de markt zijn er ontwikkelingen en doen bedrijven mee in de strategische ontwikkeling. Universiteiten bepalen wel zelf wat zij daarbinnen doen, ze zijn geen ingenieursbureau dat alleen maar uitvoert.

5] Bij hogescholen wordt ingezette koersaanpassingen doorgezet, zodat ook het MKB en de publieke instellingen goed bediend worden. Onderzoek gebaseerd op bestaande kennis wordt verstrekt door uitbreiden van lectoren. Tegelijkertijd wordt dat onderzoek meer gericht op vragen uit MKB en publieke instellingen. OCW financiert de opbouw van deze aanpak in de zogenaamde RAAK- programma.

Politiek blijft er dan een punt over: we praten veel en graag over ‘focus en massa’ die het onderzoek behoeven. Maar wie heeft hier het voortouw? Praten is goed, maar dan…?
Het tweede politieke punt is voor mij toch die eerste en tweede geldstroom. De eerste geldstroom is net de motor van een supertanker. De tweede, dat is de boegschroef. Is die eerste niet op orde, niet krachtig genoeg, kun je wel pretenderen richting te geven, maar de beweging van het schip daarheen, die is er niet. De aandrijfkracht van de motor zorgt dat-ie beweegt.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK