OECD ontdekt verborgen kosten in Nederlands HO

Nieuws | de redactie
19 september 2006 | “Weet u waar Nederland nog het meeste op is gaan lijken? Op Duitsland, op de ontwikkeling van het Duitse onderwijs in de rankings.” Die ontwikkeling is een schrikbeeld: een wegzakkend niveau en dalende prestaties zoals in het ‘Land der Dichter und Denker.’ Michael Davidson van de OECD zegt het ernstig en zijn boodschap op de Dag van de Kenniseconomie kwam des te krachtiger aan. ScienceGuide sprak met hem over de speciale Nederland-analyse door de OECD.


Er is een merkwaardig verschijnsel in de OECD-data van Education at a Glance over Nederland. De PISA-scores van 15-jarigen zijn top, maar zijn diezelfde begaafde scholieren 18 geworden, dan blijkt hun doorstroom naar het HO duidelijk onder het gemiddelde van de OECD landen. Middenmoter Nederland wordt zelfs ingehaald door allerlei anderen. Wat is hier aan de hand?”

De gegevens roepen inderdaad buitengewone vragen op. De uitkomsten van het Nederlandse HO zijn bijvoorbeeld uitstekend, de jongeren van 15 zijn dat ook. Bij wiskunde en wiskundig inzicht haalt geen land uw scholieren in. Tegelijkertijd is hun deelname aan het -zelf ook weer hoog scorende- HO middelmatig en zitten in dat HO verborgen kosten, die uw systeem duurder maken dan nodig. Dat blijft een wonderlijk geheel.

Als we deze ui eens afpellen. Eerst die 15-jarigen en hun perspectief. Moet Nederland niet erg trots zijn op zijn scholieren?

Ze doen het uitstekend, dat staat vast. Dat zou een grote motivatie moeten zijn om op die weg voort te gaan. Het is duidelijk dat ze het kunnen. Je ziet in andere landen, dat goede uitkomsten een impuls geven om de doorstroom naar het HO fors te verhogen. Korea, Ierland, daar is de inhaalambitie indrukwekkend.

Maar binnen die goede Nederlandse resultaten is het wel opvallend, dat de spreiding tussen jongeren sterk samenhangt met de naar sociale herkomst gevarieerde schooltypen. Die herkomst is daarmee een zeer bepalende factor in onderwijssucces. Het lijkt erop, dat die variatie van schooltypen de doorstroompatronen vervolgens ook zeer bepaalt. En beperkt.

Is dat in andere landen waar de leerlingen ook heel goed zijn merkbaar anders?

Finland en Canada, landen waar Nederland in dit opzicht veel aan kan hebben, laten dat zien. Bij PISA zijn die ook goed, bijna zo goed als jullie scholieren. Maar na hun 15de gebeurt in die landen iets significant anders met die jongeren. Zij kennen daar zo’n ‘afstroom’ van jongeren niet, niet die opvallende beperking bij de HO-doorstroom als in Nederland. Wat wij daaruit kunnen vaststellen is, dat het mogelijk is hoge kwaliteit te combineren met een brede doorstroom dankzij gelijke kansen in het stelsel.

De cijfers die dit aantonen, graag.

In Nederland haalt 70% van de scholieren uiteindelijk een diploma dat doorstroomrecht zou geven naar het HO. In Finland 90%. Maar nog interessanter vind ik de reële instroom, die vervolgens plaatsvindt: in Nederland is dat 56% van de jongeren van die leeftijd. In Finland 73%.
Fascinerend is dan toch de vraag: ‘waar blijft die 17%?.’ Want vergeet niet, het gat tussen deze twee landen was al 20% bij de jongeren met doorstroomrecht als zodanig. Samen met die 17 % is dat verschil toch wel erg veel.

Daarbij heeft Nederland nog een tweede opvallend kenmerk. Tussen 2000 en 2005 steeg de deelname aan het HO aanzienlijk, over het geheel genomen zo’n 3%. Maar omdat overal de toename groot is gaat Nederland toch achteruit. De rest groeit namelijk 9%, een flink verschil.

Heel goede leerlingen dus, die relatief weinig doorleren en waarvan de toename in die ambitie om door te studeren door allerlei anderen in hoog tempo ingehaald wordt.

Ja, maar vooral ook valt op, dat in Nederland het aandeel van de jongeren dat in HO-toeleidende onderwijssoorten zit duidelijk onder het OECD- gemiddelde blijft.

Dus er blijft talent bij die jongeren als het ware hangen? Want dit talent komt nooit ‘bij de poort’ van het HO, terwijl dat op zichzelf hoge resultaten weet te boeken met wie er wél in komen?

Daar zit nog een volgend gegeven aan vast dat significant is. Het lijkt maar een klein cijferpuntje, maar ik vind het veelzeggend. We hebben berekend hoe groot de wereldwijde ‘talentpool’ is van mensen die met HO-opleidingen naar een hoog niveau van functioneren worden geleid. Nederland heeft bij de 35 tot 64-jarigen nu 2,1% van die totale bevolking van hoog opgeleide mensen. Dat gaat nu naar 1,9%.

Zoiets lijkt maar weinig, maar in absolute aantallen ‘talenten’ is dat wel een klap voor uw samenleving. In de komende 10 jaar zou deze trend een forse daling opleveren, zo zeer dat alleen Duitsland en de USA een analoge ontwikkeling lijken te gaan vertonen. Dit is daarom zo significant, omdat er geen sprake is van gebrekkige kwaliteit! Het staat in een zeer opvallend contrast met die topuitkomsten van Nederlandse jongeren bij PISA. Aan een gebrek aan kwaliteit onder hen kan het moeilijk liggen. Er moet dus eerder elders een oorzaak zitten.

Bevat het HO-stelsel hier zelf aspecten die dat zouden kunnen veroorzaken? Er blijken in het bestel ‘hidden costs’ te zitten die soms verrassend inefficiënt zijn, zo geeft uw rapportage aan.

Uw hoger onderwijs heeft één opvallende verborgen kostenfactor. De studieduur van de studenten. Maar drie landen zijn daar nog minder doelmatig: Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. Dit is echt heel merkwaardig, gelet op de inrichting van uw bestel en de duur van de curricula.

Het effect ervan moet Nederland niet onderschatten. Over het geheel van de studieopbouw is het daardoor namelijk wel zo, dat Nederland per afgestudeerde ‘duurder’ uit is dan elders en gemiddeld over heel de OECD. Natuurlijk moet je zoiets niet absoluut en apodictisch stellen, maar per succesvol behaald diploma worden in Nederland meer kosten gemaakt dan bij anderen over het algemeen.

Een tweede effect daarvan zien wij in Nederland niet zo sterk, maar bijvoorbeeld in Oostenrijk al wel. Dat is de afschrikwekkende werking van die lengte en kosten van studies voor jongeren en hun families. De instroom in het HO van doorstroomgerechtigden blijft daardoor achter en de talentontplooiing wordt kunstmatig afgeremd. Voor de arbeidsmarkt heeft zoiets grote gevolgen.

Waar zit deze vreemde inefficiëntie van het HO en die studieduur in ons land dan in?

Het lijkt of Nederland veel minder beroepsgerichte HO- opleidingen kent dan elders. Dat is over het geheel van het stelsel niet zo, maar daarbinnen is er een zeer geringe variëteit. In andere landen kunnen 18-jarigen voor veel meer hbo- achtige graden kiezen, al naargelang de verschillende professionele opleidingsstromen en behoeften. Daar zijn ook veel meer kortere opleidingen op HO-niveau bij en die heeft Nederland volgens mij helemaal niet. Wie dus verder wil, moet wel een 4-jaars programma doen en dat leidt er dan toe dat gemiddeld uw studenten langer studeren dan elders en het HO- stelsel relatief duurdere studieloopbanen kent.

Het is niet zo, dat dit leidt tot een merkbaar lagere uitstroom, tot meer afhakers. Nederland doet het daar niet slecht, al is 76% uitstroom nog wel steeds een kwart dat dus geen goed HO- resultaat weet te behalen. Gelet op de goede resultaten van de scholieren en de HO- uitkomsten zou dat best hoger kunnen. Immers, Ierland, Korea en Japan ween hier beter te scoren.

Als we naar de potentiële expansie en verbeteringen van het HO kijken, wijst u dus op twee dingen:
–             meer jongeren die met hun goede resultaten een doorstroomrecht zouden kunnen krijgen naar HO- opleidingen.
–             meer diverse, met name hbo-gerichte opleidingen die een HO-graad bieden kunnen voor een bredere groep geïnteresseerden.
Dan zou de middenmoter weer kunnen opklimmen in plaats van ingehaald worden?

Ik ga nu speculeren, dat merkt u. “Without data you’re just a guy with an opinion.” Maar ik denk in elk geval dat op deze twee punten Nederland opvallende beperkingen in zijn stelsel kent, waar in andere, hoog scorende landen meer mogelijkheden bestaan.

Waren er in het geheel van alle gegevens van deze ‘Eduation at al Glance’ nog andere HO-data over Nederland waar u van opkeek?

Een min en een plus wellicht nog. Bij de bèta-techniekopleidingen zit Nederland beduidend onder het gemiddelde. Vooral is ook het gat met de toplanden op dat vlak heel groot.
Per 100.000 jongeren kent u 834 studenten in die richtingen. OECD-gemiddeld is dit al bijna 100% meer: 1608. Koploper Ierland heeft ruim drie keer zoveel: 2939 per 100.000 jongeren. Dat is echt een groot verschil.

Opvallend sterk presteert Nederland als het gaat om de internationalisering. Die is überhaupt in een hoog tempo aan het toenemen, ondanks 9/11, inderdaad. Wij stellen een toename van de studentenmobiliteit van 40% sinds 2000 vast.
Hier is Nederland opvallend: het heeft een lagere deelname van buitenlandse studenten dan gemiddeld. Maar de groei is in absolute aantallen wel 32%, een hele prestatie. Hier voert Nederland een drastische inhaalactie uit, die een grotere openheid van het HO- bestel lijkt aan te geven.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK