‘Benut levensloop om scholing te stimuleren’

Nieuws | de redactie
26 oktober 2006 | Deze week spreekt de Eerste Kamer over leerrechten. Dat is een nieuw systeem waarbij studenten een soort strippenkaart krijgen om een opleiding in het hoger onderwijs te volgen. Als hun strippenkaart op is, gaan zij aanzienlijk meer collegegeld betalen. Volgens het wetsvoorstel mogen studenten de ‘strippen’ behouden die zij overhebben op het moment dat zij hun opleiding afronden. Het overhevelen van deze resterende leerrechten naar het levensloopbeleid  biedt interessante mogelijkheden  om arbeidsverhoudingen te vernieuwen met scholing als een sleutelfactor, zo betogen Lans Bovenberg en Doekle Terpstra

.

Scholing wordt in de toekomst zowel voor werknemers als voor werkgevers een cruciale factor als zij een sterke positie willen verwerven op de arbeidsmarkt. Het paradigma in de arbeidsverhoudingen verschuift op dit moment van ‘werk en inkomen’ naar ‘werk, scholing en inkomen’. De overheid kan deze ontwikkeling stimuleren door leerrechten die studenten overhouden na voltooiing van hun opleiding in het hoger onderwijs om te zetten in een geldbedrag en dat toe te voegen aan de middelen voor levensloopbeleid. Indien de voormalige student na verloop van tijd geld ‘opneemt’ uit deze pot voor studiedoeleinden zou hij dat belastingvrij moeten kunnen doen.

Het koppelen van de resterende leerrechten aan levensloopbeleid dient verschillende doelen. In de eerste plaats bevordert het een leven lang leren. Mensen krijgen middelen om de eigen competenties en vakbekwaamheden te onderhouden zodat een langer arbeidzaam leven en een langere actieve betrokkenheid bij de samenleving mogelijk worden. Dit is van groot belang in het zicht van de vergrijzing en een dreigend tekort aan hoger opgeleiden. De omslag naar een lerende samenleving waarin meer opbouw, beter onderhoud en een vollediger benutting van menselijk kapitaal centraal staat past goed in de offensieve sociaaleconomische beleidsstrategie ten behoeve van een participatiesamenleving met een uitstekend geschoolde beroepsbevolking die ook de SER voor ogen staat.

In de tweede plaats versterken op geld gewaardeerde leerrechten de emancipatie en weerbaarheid van de werknemer. Met een rugzakje met eigen middelen krijgt de werknemer meer de regie over de eigen loopbaan en inzetbaarheid. Oude zekerheden, zoals ontslagbescherming, worden geleidelijk vervangen door nieuwe zekerheden die de werkende gewoon mee kan nemen als het bedrijf verdwijnt of men zelf een nieuwe uitdaging aangaat. Dit versterkt de positie van de werknemers die niet langer met gouden ketenen is gebonden aan hun baas. Werkzekerheid in plaats van baanzekerheid is de volgende fase in de emancipatie van de werknemer, zeker nu bedrijven minder baanzekerheid kunnen bieden door toenemende internationale marktdynamiek.

De vakbeweging kan hierbij een sterke nieuwe rol vinden door werknemers te begeleiden bij het managen van de verantwoordelijkheid voor de eigen inzetbaarheid. Ook voor werkgevers liggen hier uitdagingen. Naarmate een werkgever er beter in slaagt om zijn werknemers te blijven laten leren gedurende het werk zal hij een sterkere positie verwerven om talent te binden op een krappe arbeidsmarkt. De werknemer van de toekomst laat zich niet lokken door een dure leaseauto of een fraaie mobiele telefoon maar  kijkt naar de bijdrage die de werkgever levert aan zijn ontwikkeling. Scholing wordt het belangrijkste onderwerp bij salarisonderhandelingen.

Een ander voordeel van de regeling die wij ogen hebben is dat studenten gestimuleerd worden om snel en goed te studeren, als zij weten dat zij in de toekomst de vruchten kunnen plukken van de inspanningen die zij nu leveren. Een van de belangrijkste doelstellingen van het leerechtenstelsel wordt daarmee gerealiseerd.

Leerrechten kunnen ingebracht worden in het levensloopbeleid door de spaarloonregeling om te vormen tot een leerspaarrekening waarvan de bestedingsmogelijkheden beperkt zijn tot de kosten van scholing. De resterende leerrechten worden op deze rekening bijgeschreven. Naast de overheid kunnen ook werkgevers en de individuele werknemer deze rekening vullen. Op die manier profiteren niet alleen voormalige studenten uit het hoger onderwijs, maar álle werknemers van de regeling. De fiscale behandeling van de spaarloonregeling waarbij de gelden geheel onbelast blijven sluit perfect aan bij de fiscale aftrekbaarheid van scholingskosten: de uit de spaarloonrekening opgenomen gelden blijven geheel onbelast.

Momenteel is het verboden om tegelijkertijd deel te nemen aan het spaarloon én de levensloop. Als dat verbod wordt opgeheven, kunnen werknemers materiële kosten voor scholing betalen uit het spaarloon en het inkomen dat zij mislopen tijdens de scholingsperiode compenseren met middelen uit de levensloop. Deze constructie sluit goed aan bij de individuele scholingsfaciliteit die de SER voorstelt.

De invoering van leerrechten biedt werkgevers en werknemers uitstekende mogelijkheden om te investeren in scholing en loopbaan. De overheid kan dit stimuleren door de fiscale mogelijkheden te verruimen om ongebruikte leerrechten op latere leeftijd voor scholing te benutten.

Lans Bovenberg is hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg. Doekle Terpstra is voorzitter van de HBO-raad.

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK