E-Learning in het HO: verdampen of verdubbelen

Nieuws | de redactie
10 oktober 2006 |

SURF-directeur Wim Liebrand legt twee keuzemodellen voor om van het E-Learning actieplan van het HO ook in concreto nu een succes te maken. "Dan kun je maar beter afspraken maken die daarvoor zorgen. Bovendien levert samenwerking tussen een groep van instellingen substantieel meer op dan een enkele instelling – hoe groot ook – in haar eentje kan realiseren." U leeest zijn uitdaging aan de instellingen tot het maken van een keuze hier.

Mijn opa had een serie fotoboeken getiteld ‘Wij met zijn allen’, nrs 1 t/m 14, ruim twee meter lang. Die titel schoot me plotseling te binnen toen de zoveelste episode van het Nationaal Actieplan E-Learning contouren kreeg. Zoals u wellicht weet, begon deze actie begin maart 2005. Nederland liep achter bij de participatie in het hoger onderwijs. Het nationale veld was versnipperd; om de achterstand sneller weg te werken moesten we de handen ineenslaan. Wij met zijn allen zouden dat varkentje wel wassen.
‘Wij met zijn allen’ waren OCW, de HBO-Raad en VSNU, de Open Universiteit, de Digitale Universiteit, E-Merge, Apollo, en daarnaast alle HO-instellingen vertegenwoordigd in SURF. En wij met zijn allen hebben inderdaad het Nationaal Actieplan E-Learning opgesteld, een vijfjarig programma dat meters gaat maken bij het vergroten van de participatie in het HO. In de eerste golf van brede projecten met ‘bewezen slaagkans’ zien we inderdaad plannen die met recht gekwalificeerd kunnen worden als een nationaal initiatief om vanuit het peloton te demarreren naar de kopgroep van West-Europa.

Het programma is gestart en ziet er veelbelovend uit, maar voor de financiering in de komende vier jaar moet nu een keus gemaakt worden. Er bestaan in principe twee modaliteiten. De modaliteit met weinig externe overhead verdeelt de benodigde aanvullende financiering van zes miljoen per jaar naar rato van studentaantallen per instelling. Dat betekent voor veel instellingen een bedrag van 150.000 à 200.000 euro per jaar. Een Bestuurlijke Afspraak moet vervolgens garanderen dat deze middelen in termen van het NAP worden aangewend.

De tweede modaliteit is de procedure die op basis van de ervaring van de afgelopen acht jaar tot stand is gekomen. Deze procedure hanteren we nu voor de eerste golf NAP-projecten. Zij begint met een inventarisatie van intenties en een kwaliteitsselectie, met name op slaagkans. Daarna wordt gezamenlijk een contract opgesteld met condities waarop de betrokken partijen afgerekend kunnen worden. Die voorwaarden worden op gezette momenten gecheckt door een externe commissie.
Kortom, een transparante procedure waarbij rekenschap wordt afgelegd. De overhead is hoger dan bij de eerste modaliteit, maar blijft beperkt tot ongeveer 10% van het totale budget.

Vanuit SURF overleggen we nu met de VSNU en HBO-Raad, welke modaliteit het beste past bij de doelstellingen van het programma en de intenties van de instellingen. Als je redeneert vanuit welbegrepen eigenbelang, is de keus wat mij betreft heel duidelijk: ‘in the end’ wil je resultaat zien. Dan kun je maar beter afspraken maken die daarvoor zorgen. Bovendien levert samenwerking tussen een groep van instellingen substantieel meer op dan een enkele instelling – hoe groot ook – in haar eentje kan realiseren. Mijn oud-collega Solke Veling verwoordt dat als volgt: het is de keus tussen verdampen of verdubbelen.
Deze keus is nu aan de instellingen.

Wim Liebrand


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK